ECLI:NL:RBOVE:2021:1700

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
08-952521-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van vuurwapens en handel in hard- en softdrugs

Op 23 april 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 25-jarige man uit Kampen, die werd beschuldigd van het bezit van vuurwapens en de handel in hard- en softdrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 mei 2018 drie (geladen) vuurwapens en verschillende soorten munitie in zijn bezit had, evenals een aanzienlijke hoeveelheid drugs, waaronder cocaïne, MDMA en hennep. De verdachte werd ook beschuldigd van het verhandelen van MDMA en het voorhanden hebben van tabletten die sildenafil bevatten zonder de vereiste handelsvergunning. Tijdens de rechtszittingen, die plaatsvonden op verschillende data in 2018 en 2021, heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van de handel in sildenafil, waarvoor hij werd vrijgesproken. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals ambulante behandeling en een verbod op drugsgebruik. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral de combinatie van vuurwapens en drugs, en de risico's die dit met zich meebrengt voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-952521-18 (P)
Datum vonnis: 23 april 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 augustus 2018, 9 oktober 2018, 20 december 2018, 5 november 2019 en 9 april 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A. Schotman, en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. D.P. Poppe, advocaat te Kampen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 29 mei 2018 drie (geladen) (vuur-)wapens van categorie III en drie verschillende soorten munitie van categorie III voorhanden heeft gehad;
feit 2:in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 28 mei 2018 al dan niet met een ander MDMA heeft verhandeld en/of vervoerd dan wel aanwezig heeft gehad;
feit 3:op 29 mei 2018 67 gram cocaïne en 128 XTC-pillen aanwezig heeft gehad;
feit 4:in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 28 mei 2018 al dan niet met een ander hennep heeft verhandeld, vervoerd dan wel aanwezig heeft gehad;
feit 5:op 29 mei 2018 een hoeveelheid van 790 gram hennep aanwezig heeft gehad;
feit 6:in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 28 mei 2018 met een ander tabletten, die sildenafil bevatten, waarvoor geen handelsvergunning gold, heeft verhandeld of in voorraad heeft gehad;
feit 7:op 29 mei 2019 142 pillen die sildenafil bevatten, waarvoor geen handelsvergunning gold, in voorraad heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 29 mei 2018 te Kampen, althans in Nederland,
 een of meer vuurwapens van categorie III, te weten een (geladen) revolver en/of een (geladen) pistool (merk Walther) en/of een (geladen) pistool (merk Union Babygun) en/of
 munitie van categorie III, te weten (ongeveer) 9 patronen (kaliber 6,35 mm) en/of (ongeveer) 44 patronen (kaliber 7,65 mm) en/of (ongeveer) 6 patronen (kaliber 9,4 mm),
voorhanden heeft gehad;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2017 tot en met 28 mei 2018 te Kampen en/of Zwolle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 29 mei 2018 te Kampen, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad
 ( (in totaal) (ongeveer) 67 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
 ( (in totaal) (ongeveer) 128 XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2017 tot en met 28 mei 2018 te Kampen en/of Zwolle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5
hij op of omstreeks 29 mei 2018 te Kampen, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad 790 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 oktober 2017 tot en met 28 mei 2018, te Kampen en/of Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk,
een hoeveelheid tabletten/pillen, bevattende een hoeveelheid sildenafil, althans een hoeveelheid van een geneesmiddel, als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet, waarvoor geen handelsvergunning gold, in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft verkocht en/of heeft afgeleverd en/of ter hand heeft gesteld;
7
hij op of omstreeks 29 mei 2018 te Kampen, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, een hoeveelheid van (ongeveer) 142 pillen bevattende sildenafil, in ieder geval een grote hoeveelheid tabletten, bevattende een hoeveelheid sildenafil, althans (een) geneesmiddel(len), als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet, waarvoor geen handelsvergunning gold, in voorraad heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Deze zaak maakt deel uit van het strafrechtelijk onderzoek dat Macan is genoemd.
Met betrekking tot de aanloop naar dit strafrechtelijk onderzoek en deze zaak blijkt uit het dossier als volgt. [1]
Naar aanleiding van bevindingen uit eerdere strafrechtelijke onderzoeken, te weten de onderzoeken genaamd Waspompoen, Buchanan en Gokker, TCI-informatie en diverse MMA-meldingen is op 18 september 2017 het strafrechtelijk onderzoek Macan gestart. Het onderzoek richtte zich op de handel in verdovende middelen en in vuurwapens op in eerste instantie - onder meer - medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). Medeverdachte [medeverdachte 1] wordt in het dossier ook [medeverdachte 1] , ‘ [medeverdachte 1] ’, of ‘ [bijnaam medeverdachte 1] ’ genoemd.
Tijdens het opsporingsonderzoek zijn telefoongesprekken afgeluisterd, gevoerd door onder meer [medeverdachte 1] , in de periode 11 oktober 2017 tot en met 4 mei 2018, met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] [2] . De woordelijke uitwerking daarvan is gevoegd in de relevante zaakdossiers. Daarnaast zijn in de periode van 14 december 2017 tot 4 mei 2018 beelden opgenomen met camera’s, die zicht hadden op de woning van [medeverdachte 1] en zijn buurman [medeverdachte 2] . Prints van een deel van die beelden zijn opgenomen in de relevante zaakdossiers. Ook is gebruik gemaakt van het opsporingsmiddel Opnemen Vertrouwelijke Communicatie (OVC), waarvoor een machtiging is afgegeven voor de woning en de auto van [medeverdachte 1] .
Op 11 april 2018 is OVC-apparatuur geplaatst in zijn woning aan de [adres] te Zwolle. Tot en met 4 mei 2018 zijn gesprekken opgenomen. Van die (OVC-)gesprekken zijn processen-verbaal opgemaakt. Ook deze zijn opgenomen in de relevante zaakdossiers van de verdachten.
Op basis van de afgeluisterde telefoon - en OVC-gesprekken bleek dat [medeverdachte 1] dagelijks contact had met diverse personen.
Tijdens de onderzoeksperiode had [medeverdachte 1] 116 keer telefonisch contact met een man met het nummer [telefoonnummer 2] , die hij aansprak met ‘ [medeverdachte 3] ’ of ‘ [medeverdachte 3] ’. Dat nummer bleek op naam van [medeverdachte 3] , verdachte, te staan. Het observatieteam zag dat verdachte op 27 november 2017 naar de woning van [medeverdachte 1] kwam.
Op basis van uitgeluisterde - op diverse data in april 2018 opgenomen - OVC-gesprekken en onderzoek door stemvergelijking bleek dat verdachte in april 2018 meermalen aanwezig was in de woning van [medeverdachte 1] . [3]
Verdachte is op 29 mei 2018 aangehouden. [4] Dezelfde dag heeft een doorzoeking plaatsgevonden in zijn woning te Kampen. Daarbij zijn 128 (vermoedelijke) XTC-pillen (onder andere Heineken en Max Verstappen), 67 gram van een stof (vermoedelijk cocaïne), 790 gram wiet, 10 gram (vermoedelijk) amfetamine, een bedrag van in totaal € 3.125,-- , drie (geladen) vuurwapens, verschillende hoeveelheden munitie en een gouden ring aangetroffen.
Op basis van eerste, indicatieve, drugstesten werd ten aanzien van de aangetroffen middelen vastgesteld dat het bij de aangetroffen middelen ging om XTC, cocaïne, wiet en amfetamine. [5]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat de feiten onder 1 tot en met 7 wettig en overtuigend kunnen worden bewezenverklaard. Verdachte heeft de feiten onder 1 tot en met 5 bekend.
Ten aanzien van de feiten onder 6 en 7 heeft de officier van justitie betoogd, samengevat weergegeven, dat in de woning van verdachte 142 tabletten bevattende sildenafil zijn aangetroffen en dat uit de inhoud van de - in de woning van [medeverdachte 1] - opgenomen (OVC-) gesprekken blijkt dat verdachte zulke tabletten niet alleen in voorraad had, maar dat hij zich ook bezighield met de handel in dergelijke tabletten. De officier acht niet bewezen dat verdachte de feiten samen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd, zodat hij van het medeplegen moet worden vrijgesproken.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de feiten onder 1 tot en met 5 en 7, gelet op de bekennende verklaringen van verdachte, wettig en overtuigend kunnen worden bewezen verklaard.
Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsman vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde handel in pillen bevattende sildenafil. Daartoe heeft de raadsman betoogd dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte - die zulke pillen wel van [medeverdachte 1] heeft gekocht en die ook weleens van [medeverdachte 1] heeft gekregen - zelf in die pillen handelde.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte in pillen bevattende sildenafil heeft gehandeld. Zij zal verdachte van dat onderdeel dan ook vrijspreken.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat met betrekking tot alle feiten niet bewezen kan worden dat verdachte deze samen met een of meer anderen heeft gepleegd, zodat verdachte ook van dit onderdeel (telkens) zal worden vrijgesproken.
Voor het overige komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten op grond van de hierna volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [6] .
Ten aanzien van alle feiten, 1 tot en met 7:
 Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 april 2021 voor zover inhoudende de bekennende verklaringen van verdachte;
 Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van de rechter-commissaris, opgemaakt en gesloten op 7 juni 2018, opgemaakt (pag. 199 – 201) met als bijlage een lijst van inbeslaggenomen goederen (pag. 202);
En, ten aanzien van feit 1:
 Het proces-verbaal ‘Onderzoek wapen’ opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , politie Oost-Nederland, afdeling ‘Specialistische ondersteuning’, met betrekking tot onderzoek aan drie vuurwapens en drie verschillende hoeveelheden en soorten munitie, opgemaakt en gesloten op 2 november 2018 (pag. 222 – 227);
 Een kennisgeving van inbeslagneming van drie vuurwapens en drie verschillende hoeveelheden en soorten munitie (pag. 76 – 78);
En, ten aanzien van feit 2:
 Het proces-verbaal uitwerken OVC-gesprek van 13 april 2018 (pag. 19 – 26, in het bijzonder pag. 20 onderaan, vanaf 20:54 uur);
 Het proces-verbaal uitwerken OVC-gesprek van 22 april 2018 (pag. 41 - 47, in het bijzonder pag. 44 onderaan, vanaf 12:10 uur);
 Het proces-verbaal identiteitsvaststelling, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] en gesloten op 22 mei 2018 (pag. 149).
En, ten aanzien van feit 3:
 Een kennisgeving van inbeslagneming betreffende cocaïne en XTC-pillen (pag. 63 – 68);
 Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, met betrekking tot het aantreffen van XTC pillen (7 + 4 + 116.8 stuks) en cocaïne (65,11 + 0,24 + 0,68 gram.) (pag. 154 – 162.);
 Het proces-verbaal NFiDENT, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] en gesloten op 6 december 2018, met als bijlagen twee rapporten van het NFI, van 7 december 2018 (m.b.t. aangetroffen cocaïne);
 Het proces-verbaal NFiDENT opgemaakt door verbalisant [verbalisant] en gesloten op 25 okt 2018, met als bijlage een NFI-rapport van 1 november 2018 met betrekking tot aangetroffen cocaïne;
 Het proces-verbaal NFiDENT opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , en gesloten op 25 okt 2018, met als bijlagen drie NFI-rapporten van 25 oktober 2018 en 1 november 2018 met betrekking tot tabletten bevattende MDMA.
Ten aanzien van feit 4:
 Het proces-verbaal uitwerken OVC-gesprek van 13 april 2018 (pag. 19 – 26, in het bijzonder pag. 20 onderaan over wiet);
 Het proces-verbaal uitwerken OVC-gesprek van 16 april 2018 (pag. 27 onderaan, pag. 28 bovenaan);
 Het proces-verbaal uitwerken OVC-gesprek van 18 april 2018 (pag. 35 – 40, in het bijzonder pag. 37).
 Een uitgewerkt tapgesprek van een telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en verdachte op 30 november 2017 (pag. 50);
 Een uitgewerkt tapgesprek van een telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en verdachte op 21 maart 2018 (pag. 56);
 Het proces-verbaal identiteitsvaststelling, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] en gesloten op 22 mei 2018 (pag. 149).
Ten aanzien van feit 5:
 Het proces-verbaal Kennisgeving van inbeslagneming betreffende het aantreffen van (verschillende hoeveelheden) hennep in de woning van verdachte (pag. 60 – 62);
 Het proces-verbaal ‘Test en gewicht Bewustzijnsbeïnvloedende middelen’, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , gesloten op 29 mei 2018 (pag. 152 – 153);
Ten aanzien van feit 6:
 Het proces-verbaal uitwerken OVC-gesprek van 22 april 2018 (pag. 41 – 47, i.h.b. pag. 44 halverwege/ onderaan, vanaf 12:10 uur, gesprek [medeverdachte 1] verdachte/ [medeverdachte 3] m.b.t. Kamagra’s);
 Het proces-verbaal identiteitsvaststelling, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] en gesloten op 22 mei 2018 (pag. 149).
Ten aanzien van feit 7:
 Het proces-verbaal met kennisgeving van inbeslagneming betreffende aangetroffen ‘medicamenten/hulpmiddelen/ pillen Cobra, Lyrica, Viagra, Kamagra, Cenforce (in de ordner Aanvullende stukken, pag. 532 – 534) met als bijlagen: fotobladen, pag. 535 – 539).
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 29 mei 2018 te Kampen,
 vuurwapens van categorie III, te weten een geladen revolver en een geladen pistool (merk Walther) en een geladen pistool (merk Union Babygun) en
 munitie van categorie III, te weten 9 patronen (kaliber 6,35 mm) en 44 patronen (kaliber 7,65 mm) en 6 patronen (kaliber 9,4 mm),
voorhanden heeft gehad;
2
hij op tijdstippen in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 28 mei 2018 in Nederland, meermalen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
hij op 29 mei 2018 te Kampen opzettelijk aanwezig heeft gehad
 ( (in totaal) (ongeveer) 67 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
 ( (in totaal) (ongeveer) 128 XTC-pillen, bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
4
hij op tijdstippen in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 28 mei 2018 in Nederland,
meermalen (telkens) opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
5
hij op 29 mei 2018 te Kampen opzettelijk aanwezig heeft gehad 790 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
6
hij op tijdstippen in de periode 1 oktober 2017 tot en met 28 mei 2018, in Nederland, opzettelijk, een hoeveelheid tabletten/pillen, bevattende een hoeveelheid sildenafil, althans een hoeveelheid van een geneesmiddel, als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet, waarvoor geen handelsvergunning gold, in voorraad heeft gehad;
7
hij op 29 mei 2018 te Kampen, opzettelijk, een hoeveelheid van (ongeveer) 142 pillen bevattende sildenafil, (een) geneesmiddel(len), als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet, waarvoor geen handelsvergunning gold, in voorraad heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2B, 2C, 3B en 3C van de Opiumwet, artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie en artikel 40 lid 2 van de Geneesmiddelenwet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 2:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 5:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 6:
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;
feit 7:
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten onder 1 tot en met 7 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met oplegging van bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering, de verplichting tot het meewerken aan ambulante behandeling, een verbod op drugsgebruik en de verplichting tot meewerken aan controle op drugsgebruik.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn, welke overschrijding niet aan de verdediging te wijten is geweest. De raadsman heeft verder verzocht om rekening te houden met het tijdsverloop en het feit dat verdachte al bijna vier- en een halve maand in voorarrest heeft gezeten en tijdens het (langdurige) toezicht heeft meegewerkt aan behandeling gericht tegen zijn verslaving. Weliswaar is het - recent - tijdelijk wat minder gegaan maar zijn relatie was verbroken. Verdachte mag nu weer bij zijn pleegmoeder wonen en er is sprake van een omgangsregeling met zijn dochter; het gaat weer beter. De raadsman heeft verzocht om aan verdachte geen vrijheidsbenemende straf op te leggen langer dan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, met daarnaast een geheel voorwaardelijke straf met oplegging van bijzondere voorwaarden zoals opgesteld door de reclassering dan wel een taakstraf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van drie (geladen) vuurwapens, en een grote hoeveelheid munitie. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de handel in, en het aanwezig hebben van harddrugs (MDMA) en softdrugs (hennep) gedurende een periode van ongeveer acht maanden.
Bovendien heeft verdachte verboden middelen, bevattende sildenafil, in voorraad gehad. Op de dag van zijn aanhouding was verdachte in het bezit van ongeveer 67 gram cocaïne, een aanmerkelijke hoeveelheid XTC-pillen (128), 790 gram hennep, en 142 tabletten bevattende sildenafil.
Het illegaal voorhanden hebben van wapens en munitie brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van de samenleving met zich mee, terwijl harddrugs een gevaar vormen voor de volksgezondheid. Door zijn handelen heeft verdachte daaraan bijgedragen.
Juist de combinatie van harddrugs en wapens acht de rechtbank zeer kwalijk.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten.
Door de combinatie van het bezit van munitie, vuurwapens en drugs, zijn deze oriëntatiepunten voor (enkel) het (afzonderlijk) bezit niet representatief voor de op te leggen straf voor dit soort (combinatie van) feiten.
Gelet op de aard en ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van 5 maart 2021, waaruit blijkt dat verdachte in 2015 in aanraking is geweest met politie en justitie ter zake van, onder meer, handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op soortgelijke zaken en op de vonnissen die in dit onderzoek tegen medeverdachten zijn gewezen.
Ten aanzien van de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden houdt de rechtbank verder rekening met de inhoud van de zich in het dossier bevindende, meest recente adviezen van de reclassering, van 11 mei 2020 en 23 februari 2021.
Uit het advies van [naam 1] van Reclassering Nederland van 11 mei 2020 blijkt dat verdachte een belaste voorgeschiedenis heeft. Als gevolg van pedagogische en affectieve verwaarlozing, een uithuisplaatsing op zevenjarige leeftijd en verblijf in verschillende pleeggezinnen, heeft verdachte een posttraumatische stress-stoornis (PTSS) ontwikkeld. Tijdens zijn puberteit vluchtte hij in middelengebruik (zowel alcohol als drugs) en gokken om stressklachten het hoofd te bieden. Door financiële problemen en een negatieve invloed van zijn omgeving, heeft verdachte op enig moment besloten te gaan dealen.
Tijdens het schorsingstoezicht is ingezet op behandeling gericht op traumabehandeling, echter deze had onvoldoende resultaat. Hierna is gestart met een behandeling bij JusTact. Verdachte toonde zich weliswaar gemotiveerd maar zijn daadkracht bleef beperkt. Het recidiverisico werd als gemiddeld ingeschat, evenals de kans op onttrekking aan voorwaarden. De reclassering acht voortzetting van het toezicht op de naleving van bijzondere voorwaarden aangewezen.
Uit het voortgangsverslag toezicht van 23 februari 2021, opgemaakt door [naam 2] van Reclassering Nederland, blijkt dat sinds december 2020 (opnieuw) sprake is zorgsignalen. Verdachte was gedurende enige tijd moeilijk te bereiken en hij zegde afspraken af. Hij vertoonde ongewenst gedrag jegens een stagiaire van de reclassering tijdens een urinecontrole. In januari 2021 werd duidelijk dat de relatie van verdachte was verbroken, dat hij geen huisvesting en geen dagbesteding (meer) had en dat sprake was van schulden. In bijzijn van de kinderen heeft verdachte fors grensoverschrijdend en agressief gedrag laten zien; een ondertoezichtstelling van de kinderen is verlengd. De reclassering heeft twijfels met betrekking tot de vraag of verdachte zich wel alleen staande zal weten te houden.
De reclassering adviseert om in geval van strafoplegging als bijzondere voorwaarden op te leggen een meldplicht bij de reclassering, een behandelverplichting (met een mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), een drugs - en/of alcoholverbod en de verplichting tot meewerken aan controles met betrekking tot het middelengebruik.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank verder rekening met de overschrijding van de redelijke termijn tijdens de procedure in eerste aanleg. In aanmerking genomen de datum van aanhouding (op 29 mei 2018), de (redelijke) termijn voor een berechting van twee jaar, en de datum van het onderhavige vonnis is in dit geval sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met een periode van ongeveer 11 maanden.
Het voorgaande in samenhang bezien, komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf als hierna vermeld, waarvan een deel voorwaardelijk zal worden opgelegd als waarschuwing aan verdachte om zich niet opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank zal daarbij aan verdachte enkele bijzondere voorwaarden opleggen overeenkomstig de adviezen van de reclassering.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde sieraad - naar de rechtbank aanneemt, zoals ter terechtzitting besproken en door verdachte bevestigd: een ring - moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft dat aan verdachte toebehoort of die hij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels uit de baten van de strafbare feiten is verkregen.
De rechtbank is verder van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde (vuur-)wapens (twee pistolen en een revolver) aan het verkeer onttrokken dienen te worden, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de feiten zijn begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van aan hem toebehorende op de beslaglijst vermelde auto, aangezien deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10 lid 3 en 4 en 11 lid 2 van de Opiumwet, de artikelen 1 sub 1 en 2 lid 1, 5 en 6 van de Wet op de Economische Delicten en de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 36b, c en d en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder
1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 2:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 5:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 6:
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;
feit 7:
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte ter zake van de feiten onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
7 (zeven) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
 zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland (RN Advies & Toezichtunit 6 Oost, Dobbe 70 - 74 te Zwolle), op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
 zich
ambulant laat behandelenbij de (zorg-)instelling Pro Juventus of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van die (zorg-)instelling zullen worden gegeven.
De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Indien een kortdurende klinische opname zal zijn geïndiceerd zal verdachte meewerken aan een kortdurende klinische opname, van maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing;
 zich zal houden aan een
drugs - en alcoholverboden zal
meewerken aan controlevan het gebruik van
alcohol en drugs, zo vaak als de reclassering dat nodig acht.
De reclassering kan bij controles gebruik maken van urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om het middelengebruik te monitoren en te beheersen.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als
voorwaarden van rechtswegedat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
-
verklaart verbeurdhet inbeslaggenomen voorwerp, te weten het op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerp onder nummer 5: een gouden
sieraad (ring);
- verklaart
onttrokken aan het verkeerde inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde
vuurwapens onderde nummers
2, 3 en 4(twee pistolen - zwarte Union Babygun en een Walther - , en een zwarte revolver);
- gelast de
teruggaveaan verdachte van een onder verdachte inbeslaggenomen auto, te weten het op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerp onder nummer 1: een
personenauto,Audi A3, zwart, kenteken
[kenteken];
opheffing bevel voorlopige hechtenis
-
heft ophet (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. H.M. Braam, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. D ten Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Westerlaak, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op: 23 april 2021.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen / relaas van verbalisanten [verbalisant] , [verbalisant] en [verbalisant] , pag. 1 – 10A.
2.Proces-verbaal van bevindingen / relaas van verbalisanten [verbalisant] , [verbalisant] en [verbalisant] , pag. 7.
3.Proces-verbaal identiteitsvaststelling, pag. 149.
4.Proces-verbaal aan aanhouding, in proces-verbaal/ dossier voorgeleiding, pag. 22.
5.Proces-verbaal van voorgeleiding, pag. 6 onderaan en 7 bovenaan.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, in het onderzoek ‘Macan’, met nummer PL0600-2018191040. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.