ECLI:NL:RBOVE:2021:1699

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
08-710032-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 66-jarige man voor medeplichtigheid aan drugshandel en bezit van verboden middelen

Op 23 april 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 66-jarige man uit Zwolle, die zijn woning beschikbaar stelde aan zijn buurman voor de handel in drugs en illegale medicijnen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 68 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. De zaak is onderdeel van het strafrechtelijk onderzoek 'Macan', dat zich richtte op de handel in verdovende middelen en vuurwapens. De verdachte was medeplichtig aan de handel in cocaïne, diazepam, temazepam, oxazepam, sildenafil en tadalafil, en had op verschillende momenten deze middelen in zijn woning aanwezig. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk gelegenheid heeft verschaft aan zijn buurman om deze middelen op te slaan en te verhandelen. De verdachte had wetenschap van de aanwezigheid van deze middelen in zijn woning en heeft verklaard dat hij zijn woning ter beschikking stelde aan zijn buurman in ruil voor kleding en drugs. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op basis van de verklaringen van de verdachte en de verzamelde bewijsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-710032-18 (P)
Datum vonnis: 23 april 2021.
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1955 in [geboorteplaats],
wonende aan de [adres 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 augustus 2018, 9 oktober 2018, 20 december 2018, 5 november 2019 en 9 april 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A. Schotman, en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. D.P. Poppe, advocaat te Kampen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
primair:
in de periode van 1 september 2017 tot en met 2 mei 2018 medeplichtig is geweest aan de handel in cocaïne van [medeverdachte 1] door zijn woning beschikbaar te stellen aan die [medeverdachte 1] voor de opslag van cocaïne.
subsidiair:
in de periode van 1 september 2017 tot en met 2 mei 2018 samen met een ander opzettelijk cocaïne aanwezig heeft gehad;
feit 2:op 3 mei 2018 samen met een ander ongeveer 66 gram cocaïne aanwezig heeft gehad;
feit 3:
primair:
in de periode van 1 september 2017 tot en met 2 mei 2018 medeplichtig is geweest aan de handel in pillen/tabletten bevattende diazepam, temazepam en/of oxazepam van [medeverdachte 1], door zijn woning beschikbaar te stellen aan die [medeverdachte 1] voor de opslag van dergelijke pillen;
subsidiair:
in de periode van 1 september 2017 tot en met 2 mei 2018 samen met een ander opzettelijk pillen/tabletten bevattende diazepam, temazepam en/of oxazepam aanwezig heeft gehad;
feit 4:
op 3 mei 2018 samen met een ander opzettelijk 180 pillen bevattende diazepam aanwezig heeft gehad;
feit 5:
primair:
in de periode van 1 september 2017 tot en met 2 mei 2018 medeplichtig is geweest aan de handel in tabletten/ pillen bevattende sildenafil en/of tadalafil van [medeverdachte 1], door zijn woning aan die [medeverdachte 1] beschikbaar te stellen voor de opslag van dergelijke pillen.
subsidiair:
in de periode van 1 september 2017 tot en met 2 mei 2018 samen met een ander opzettelijk tabletten/ pillen bevattende sildenafil en/of tadalafil, in voorraad heeft gehad;
feit 6:
op 3 mei 2018 opzettelijk ongeveer 780 pillen/ tabletten bevattende sildenafil in voorraad heeft gehad, terwijl daarvoor geen handelsvergunning gold;
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
Primair
[medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 2 mei 2018 te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
bij en/of tot het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 2 mei 2018 te Zwolle, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door zijn woning ter beschikking te stellen voor de opslag van cocaïne;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 2 mei 2018 te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 3 mei 2018 te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 66 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
Primair
[medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 2 mei 2018 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft/hebben verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad
 een hoeveelheid tabletten/pillen bevattende diazepam en/of
 een hoeveelheid tabletten/pillen bevattende temazepam en/of
 een hoeveelheid tabletten/pillen bevattende oxazepam,
zijnde diazepam en/of temazepam en/of oxazepam (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 2 mei 2018 te Zwolle, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door zijn woning ter beschikking te stellen voor de opslag van voornoemde soort(en) tabletten/pillen;
Subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 2 mei 2018 te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
 een hoeveelheid tabletten/pillen bevattende diazepam en/of
 een hoeveelheid tabletten/pillen bevattende temazepam en/of
 een hoeveelheid tabletten/pillen bevattende oxazepam,
zijnde diazepam en/of temazepam en/of oxazepam (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij op of omstreeks 3 mei 2018 te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (ongeveer) 180 tabletten/pillen bevattende diazepam,
zijnde diazepam een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5
Primair
[medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 2 mei 2018 te Zwolle en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk,
een hoeveelheid tabletten/pillen, bevattende een hoeveelheid sildenafil en/of tadalafil, althans een hoeveelheid van een geneesmiddel, als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet, waarvoor geen handelsvergunning gold, in voorraad heeft/hebben gehad en/of te koop heeft/hebben aangeboden en/of heeft/hebben verkocht en/of heeft/hebben afgeleverd en/of ter hand heeft/hebben gesteld,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 2 mei 2018 te Zwolle, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door zijn woning ter beschikking te stellen voor de opslag van voornoemde soort(en) tabletten/pillen;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 2 mei 2018 te Zwolle en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk,
(telkens) een hoeveelheid tabletten/pillen, bevattende een hoeveelheid sildenafil en/of tadalafil, althans een hoeveelheid van een geneesmiddel, als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet, waarvoor geen handelsvergunning gold, in voorraad heeft gehad;
6
hij op of omstreeks 3 mei 2018 te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, een hoeveelheid van (ongeveer) 780 pillen bevattende sildenafil, in ieder geval een grote hoeveelheid tabletten, bevattende een hoeveelheid sildenafil, althans (een) geneesmiddel(len), als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet, waarvoor geen handelsvergunning gold, in voorraad heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Deze zaak maakt deel uit van het strafrechtelijk onderzoek dat Macan is genoemd.
Met betrekking tot de aanloop naar dit strafrechtelijk onderzoek en deze zaak blijkt uit het dossier als volgt. [1]
Naar aanleiding van bevindingen uit eerdere strafrechtelijke onderzoeken, te weten de onderzoeken genaamd Waspompoen, Buchanan en Gokker, TCI-informatie en diverse MMA-meldingen is op 18 september 2017 het strafrechtelijk onderzoek Macan gestart. Het onderzoek richtte zich op de handel in verdovende middelen en in vuurwapens op in eerste instantie - onder meer - medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]). Medeverdachte [medeverdachte 1] wordt in het dossier ook [medeverdachte 1], ‘[medeverdachte 1]’, of ‘[bijnaam medeverdachte 1]’ genoemd.
Tijdens het opsporingsonderzoek zijn telefoongesprekken afgeluisterd, gevoerd door onder meer [medeverdachte 1], in de periode 11 oktober 2017 tot en met 4 mei 2018, met het telefoonnummer [telefoonnummer] [2] . De woordelijke uitwerking daarvan is gevoegd in de relevante zaakdossiers. Daarnaast zijn in de periode van 14 december 2017 tot 4 mei 2018 beelden opgenomen met camera’s, die zicht hadden op de woning van [medeverdachte 1] en zijn buurman [verdachte]. Prints van een deel van die beelden zijn opgenomen in de relevante zaakdossiers. Ook is gebruik gemaakt van het opsporingsmiddel Opnemen Vertrouwelijke Communicatie (OVC), waarvoor een machtiging is afgegeven voor de woning en de auto van [medeverdachte 1].
Op 11 april 2018 is OVC-apparatuur geplaatst in zijn woning aan de [adres 2] te Zwolle. Tot en met 4 mei 2018 zijn gesprekken opgenomen. Van die (OVC-)gesprekken zijn processen-verbaal opgemaakt. Ook deze zijn opgenomen in de relevante zaakdossiers van de verdachten.
Op basis van de afgeluisterde telefoon - en OVC-gesprekken bleek dat [medeverdachte 1] dagelijks contact had met diverse personen.
Op camerabeelden werd gezien dat [medeverdachte 1] regelmatig de woning van verdachte binnenging en dat hij een sleutel van die woning had. Op de beelden was ook te zien dat [medeverdachte 1] de woning binnenging met een tas, en weer vertrok zonder tas, of dat [medeverdachte 1] de woning van verdachte verliet met een tas of doos. Tijdens het strafrechtelijk onderzoek ook werd duidelijk dat [medeverdachte 1] regelmatig gebruik maakte van de telefoon van verdachte. Ten aanzien van de vaststelling van de identiteit van verdachte is een proces-verbaal opgemaakt. [3]
De aanhouding van verdachte heeft op 3 mei 2018 plaatsgevonden. [4]
Op dezelfde dag heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte aan de [adres 1], waarbij onder meer een tas met diverse soorten medicatie is aangetroffen alsook twee zakjes met een wit poeder. [5]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft als haar standpunt naar voren gebracht dat de feiten onder 1 primair, 2, 3 primair, 4, 5 primair en 6 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Daartoe heeft de officier van justitie betoogd, samengevat weergegeven, dat verdachte tijdens zijn verhoren bekennende verklaringen heeft afgelegd, inhoudende dat hij wist dat zijn buurman, [medeverdachte 1], zich al enkele jaren bezighield met de handel in soft - en harddrugs en de handel in verboden geneesmiddelen.
Verdachte heeft bovendien verklaard dat hij in de jaren voorafgaand aan zijn aanhouding zijn woning bewust aan [medeverdachte 1] ter beschikking heeft gesteld voor het aanhouden en verbergen van voorraden ten behoeve van de handel. Ten aanzien van de feiten onder 2, 4 en 6 heeft de officier van justitie in aanvulling hierop nog betoogd dat verdachte, zo volgt uit zijn verklaringen, wetenschap had van de aanwezigheid van cocaïne en verschillende soorten geneesmiddelen in zijn woning, waaruit volgt dat verdachte (ook) die feiten opzettelijk heeft begaan.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de feiten onder 1, 3 en 5 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de pleegperiode. Ten aanzien van de feiten onder 2, 4 en 6 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe betoogd dat op grond van het dossier niet kan worden bewezenverklaard dat verdachte wetenschap heeft gehad ten aanzien van de specifieke vindplaats/opbergplaats en de hoeveelheid cocaïne en de verschillende soorten (genees-)middelen. Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat verdachte de beschikkingsmacht over die verdovende middelen en geneesmiddelen heeft gehad en (aldus) dat hij die middelen opzettelijk voorhanden heeft gehad en/of in voorraad heeft gehad.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 primair, 2, 3 primair, 4, 5 primair en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van feit 1 primair, 3 primair en 5 primair:
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van deze ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [6] .
Ten aanzien van feit 1 primair, 3 primair en 5 primair:
 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte voor zover inhoudende zijn bekennende verklaring (pag. 126 – 133);
 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte voor zover inhoudende zijn bekennende verklaring (pag. 134 – 136);
 Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, opgemaakt door verbalisant [verbalisant], opgemaakt en gesloten op 4 mei 2018 (pag. 150 – 151), met als bijlagen een fotoblad met foto’s van aangetroffen cocaïne (twee zakken) en pillen/ tabletten Kamagra’s en doosjes Diazepam (pag. 152);
 Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt en gesloten door verbalisant [verbalisant] op 12 maart 2019 (met betrekking tot het veelvuldige gebruik door [medeverdachte 1] van de mobiele telefoon van verdachte, bij gesprekken die gaan over de handel in hard - en softdrugs en medicijnen) (ordner aanvullende stukken Macan, pag. 466);
 Het proces-verbaal van het observatieteam politie Eenheid Oost Nederland - waaruit blijkt dat [medeverdachte 1] gebruik maakte van de woning van verdachte - opgemaakt door verbalisanten /leden van het observatieteam en gesloten op 7 november 2017 (pag. 113 – 125);
En, ten aanzien van feit 1 primair:
 Een kennisgeving van inbeslagneming, opgemaakt op 4 mei 2018, betreffende twee zakjes wit poeder (pag. 60);
 Het rapport NFiDENT van het NFI, opgemaakt op 7 december 2018 (twee zakjes wit poeder, bevatten cocaïne) (Ordner aanvullende stukken, pag. 465).
En, ten aanzien van feit 3 primair:
 Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant], van 12 maart 2019 betreffende de inhoud van een tas ((o.a. diazepam); (Ordner aanvullende stukken, pag. 432);
 Een kennisgeving van inbeslagneming, opgemaakt op 4 mei 2018 (betreffende inbeslagname van een tas met daarin medicatie, onder meer: zes doosjes met drie strips van tien tabletten diazepam 10 mg (pag. 58 – 59);
 Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant], van 12 maart 2019 betreffende de inhoud van een aangetroffen tas ((o.a. diazepam); (Ordner aanvullende stukken, pag. 433, met als bijlagen fotobladen met foto’s van geneesmiddelen, waaronder doosjes diazepam 10 mg. 434 - 435);
 Een rapport van het NFI van 10 mei 2019, opgemaakt door dr. [verbalisant], betreffende als resultaat van onderzoek: tabletten diazepam, oxazepam, temazepam (Ordner aanvullende stukken, pag. 452 – 455).
En, ten aanzien van feit 5 primair:
 Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant], van 12 maart 2019 betreffende de inhoud van een tas ((o.a. potentieverhogende pillen als Kamagra, Cobra en Cenforce); (Ordner aanvullende stukken, pag. 432);
 Een kennisgeving van inbeslagneming, opgemaakt op 4 mei 2018 (betreffende inbeslagname van een tas, met daarin medicatie, onder meer: 120 strips van vier Kamagra’s, tien strips met vijf stuks Cobra-120, twee doosjes Cenforce-200 (pag. 58 – 59);
 Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant], van 12 maart 2019 betreffende de inhoud van een aangetroffen tas ((o.a. potentieverhogende pillen zoals Kamagra, Cobra en Cenforce); (Ordner aanvullende stukken, pag. 433, met als bijlagen fotobladen met foto’s van de aangetroffen geneesmiddelen, waaronder doosjes Cenforce-200/ sildenafil; pag. 434 - 435).
Ten aanzien van de feiten onder 2, 4 en 6:
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte op 3 mei 2018 zijn in een kast in de woonkamer van verdachte twee doorzichtige zakjes met een witte brokken (53 en 17 gram) cocaïne aangetroffen en een grote hoeveelheid strips met pillen/ tabletten Kamagra en doosjes Diazepam. [7]
Verdachte is op 6 mei 2018 [8] en op 17 mei 2018 [9] bij de politie over de in zijn woning aangetroffen middelen gehoord. Tijdens die verhoren heeft verdachte verklaard dat hij wist dat er cocaïne in zijn huis lag, en allerlei pillen, oxazepam, valium. [10] Zijn buurman, [medeverdachte 1], maakte sinds een jaar of drie gebruik van zijn woning, als een verbergplaats voor drugs. [medeverdachte 1] had aan hem gevraagd of dat mocht. Als tegenprestatie kreeg verdachte weleens kleding van hem en kreeg hij af en toe ‘een snuifje’ zonder te hoeven betalen, of wat wiet, oxazepam of een half grammetje cocaïne. [11] Geconfronteerd met foto’s van spullen die tijdens de doorzoeking zijn aangetroffen [12] , waarop onder meer twee plastic zakjes met flinke witte brokken zijn te zien en een grote hoeveelheid strips met tabletten/pillen en doosjes pillen (Kamagra's, Diazepam) heeft verdachte verklaard dat alles wat op de foto’s is te zien, de pillen en de cocaïne, van [medeverdachte 1] was. [13]
Desgevraagd heeft verdachte verklaard dat de cocaïne vermoedelijk in een gele doos in een kast was gevonden. Niet hijzelf, maar [medeverdachte 1] had die cocaïne opgeborgen. Hij liet [medeverdachte 1] zijn gang gaan. [medeverdachte 1] had een sleutel van zijn woning en hij was zelf weleens weg, dus wat [medeverdachte 1] precies deed en waar hij spullen verborg, wist verdachte niet altijd. [14] Verdachte wist daarom niet dat de brokken cocaïne niet in de kast lagen, maar op een plafondplaat. [15]
Tijdens zijn tweede verhoor heeft verdachte zijn verklaringen van het eerste verhoor gehandhaafd en daar aan toegevoegd dat [medeverdachte 1] regelmatig zijn telefoon gebruikte omdat hij vermoedde dat hij zijn eigen telefoon werd afgeluisterd [16] en “als [medeverdachte 1] een voorraad had kwam hij vaak achterlangs.” [17]
De mensen die voor [medeverdachte 1] kwamen, kwamen ook wel zelf naar de woning van verdachte, als [medeverdachte 1] niet thuis was, zoals [naam]. Als [naam] naar zijn woning kwam, dan had hij cocaïne bij zich, zo heeft verdachte verklaard. [18]
De rechtbank is gelet op de inhoud van de hiervoor weergegeven verklaringen van verdachte van oordeel dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de cocaïne in zijn woning en de voorraden tabletten diazepam en de pillen bevattende sildenafil, nu hij aan [medeverdachte 1] expliciet toestemming heeft gegeven om zijn woning te gebruiken voor het verbergen en de opslag van verdovende middelen en geneesmiddelen. Verdachte heeft daarvoor een sleutel van zijn woning overhandigd aan [medeverdachte 1] en hem zijn gang laten gaan bij het verbergen van die middelen. Verdachte ontving als wederdienst kleding, verdovende middelen en geneesmiddelen.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat verdachte zich volledig bewust is geweest van de (voortdurende) aanwezigheid van verdovende middelen / cocaïne en verboden geneesmiddelen in zijn woning. Feitelijk had hij de beschikkingsmacht over die verdovende middelen en geneesmiddelen. Dat verdachte niet exact op de hoogte was waar de middelen lagen, doet daaraan niet af.
Verdachte heeft de verdovende middelen en geneesmiddelen opzettelijk, en in een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 1], voorhanden gehad en in voorraad gehad. Verdachte’s bijdrage aan het onder 2, 4 en 6 ten laste gelegde handelen is daar oordeel van de rechtbank ook zodanig substantieel geweest dat sprake was van medeplegen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
Primair
[medeverdachte 1] op tijdstippen in de periode van 1 september 2017 tot en met 2 mei 2018 in Nederland, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en/of vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
tot het plegen van welke misdrijven verdachte in de periode van 1 september 2017 tot en met 2 mei 2018 te Zwolle opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door zijn woning ter beschikking te stellen voor de opslag van cocaïne;
2
hij op 3 mei 2018 te Zwolle tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 66 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3
Primair
[medeverdachte 1] in de periode van 1 september 2017 tot en met 2 mei 2018 te Zwolle telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en/of vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad
 een hoeveelheid tabletten/pillen bevattende diazepam en
 een hoeveelheid tabletten/pillen bevattende temazepam en
 een hoeveelheid tabletten/pillen bevattende oxazepam,
zijnde diazepam en temazepam en oxazepam middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 september 2017 tot en met 2 mei 2018 te Zwolle opzettelijk gelegenheid heeft verschaft,
door zijn woning ter beschikking te stellen voor de opslag van voornoemde soort(en) tabletten/pillen;
4
hij op 3 mei 2018 te Zwolle tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (ongeveer) 180 tabletten/pillen bevattende diazepam,
zijnde diazepam een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
5
Primair
[medeverdachte 1] in de periode van 1 september 2017 tot en met 2 mei 2018 in Nederland, opzettelijk, een hoeveelheid tabletten/pillen, bevattende een hoeveelheid sildenafil en tadalafil, als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet, waarvoor geen handelsvergunning gold, in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft verkocht en/of heeft afgeleverd en/of ter hand heeft gesteld,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 september 2017 tot en met 2 mei 2018 te Zwolle opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door zijn woning ter beschikking te stellen voor de opslag van voornoemde soort(en) tabletten/pillen;
6
hij op 3 mei 2018 te Zwolle tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een hoeveelheid van (ongeveer) 780 pillen bevattende sildenafil, waarvoor geen handelsvergunning gold, in voorraad heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 48 Wetboek van Strafrecht juncto artikel 2B, 2C, 3B en 3C van de Opiumwet en artikel 40 lid 2 van de Geneesmiddelenwet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair:
het misdrijf:
medeplichtigheid tot het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3 primair:
het misdrijf:
medeplichtigheid tot het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
het misdrijf:
medeplichtigheid tot het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 5 primair:
het misdrijf:
medeplichtigheid tot overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 6
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten onder 1 primair, 3 primair en 5 primair en de feiten onder 2, 4 en 6 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 133 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met oplegging van bijzondere voorwaarden, te weten: een meldplicht bij de reclassering, de verplichting tot het meewerken aan ambulante behandeling, en de verplichting tot meewerken aan woonbegeleiding en middelencontrole.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafoplegging verzocht om rekening te houden met het beperkte intelligentieniveau van verdachte; hij is gemakkelijk beïnvloedbaar.
De raadsman heeft verder verzocht rekening te houden met het beperkte aandeel van verdachte bij het begaan van de feiten. Mede gelet op de inhoud van adviezen van de reclassering, heeft de raadsman verzocht om te volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, eventueel in combinatie met een voorwaardelijk strafdeel en met oplegging van bijzondere voorwaarden.
De raadsman heeft gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn met een termijn van ongeveer tien maanden, wat niet aan de verdediging is te wijten, nu geen sprake is geweest van onderzoekswensen en de zaak evenmin als complex kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van het strafblad van verdachte heeft de raadsman erop gewezen dat de meeste veroordelingen dateren van een al oude datum en dat in het leven van zijn cliënt nu sprake lijkt te zijn van een goede balans, mede dankzij een juiste begeleiding.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Het bezit en de verspreiding van harddrugs vormt een bedreiging van de volksgezondheid in het algemeen en heeft risico’s voor de gezondheid van de gebruiker(s) in het bijzonder tot gevolg. De handel in en het in voorraad hebben van (niet vrij verkrijgbare) medicijnen is gebonden aan voorschriften en vergunningen omdat op het gebruik ervan in het belang van de volksgezondheid controle noodzakelijk is, gelet op de risico’s van het gebruik van dergelijke medicijnen zonder voorschrift voor de gebruiker(s). Het gebruik van harddrugs en verboden geneesmiddelen leidt bovendien tot vaak ernstig overlast gevende verwervingscriminaliteit door de gebruikers ervan, om die middelen te kunnen betalen. Feiten als deze veroorzaken daarmee voor de samenleving veel financiële schade, onveiligheid en onrust. Dat verdachte behulpzaam is geweest door zijn woning ter beschikking te stellen aan zijn buurman, die daardoor vrijelijk handel kon drijven in die verboden middelen acht de rechtbank kwalijk.
Gelet op de aard en ernst van de feiten en in aanmerking genomen de LOVS-oriëntatiepunten acht de rechtbank in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de vonnissen die zijn gewezen tegen de medeverdachten binnen het onderzoek ‘Macan’.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van 5 maart 2021. Hoewel hieruit blijkt dat verdachte in het verleden meermalen is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, betreffen dit oudere veroordelingen, zodat deze niet in strafverzwarende zin worden meegewogen. Wel houdt de rechtbank, gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, rekening met een strafbeschikking die verdachte op 21 november 2019 is opgelegd en met het vonnis dat de politierechter op 8 april 2021 jegens verdachte heeft gewezen.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de zich in het dossier bevindende reclasseringsadviezen, waaronder een advies van IrisZorg van 5 december 2018 en een recenter advies, opgemaakt in het kader van een andere strafzaak (parketnummer 08-216537-19) van Tactus Verslavingszorg van 11 september 2020, ter terechtzitting overgelegd.
Uit deze rapportages blijkt dat sprake is van een delictpatroon vooral ten aanzien van middelen-gerelateerde delicten. Er is sprake van ernstige verslavingsproblematiek; vooral op het gebied van alcohol - en drugsgebruik. In het verleden is sprake geweest van een tbs-maatregel; deze maatregel liep af in 2002. Eind 2019 – begin 2020 is verdachte tijdens een klinische behandeling bij Tactus Verslavingszorg onderzocht. Daaruit kwam naar voren dat naast een eerder vastgestelde bipolaire stoornis sprake is van een beperkte neurocognitieve stoornis. Verdachte heeft een beneden-gemiddeld intelligentieniveau. Verdachte lijkt tegenwoordig wel afstand te willen houden van negatieve invloeden.
Als verdachte onder invloed is raakt hij snel geprikkeld en boos, maar de laatste jaren hebben zich geen geweldsdelicten meer voorgedaan. De reclassering schat het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden en op recidive in als gemiddeld en acht het van belang dat verdachte in beeld blijft. De reclassering acht Beschermd wonen met 24-uurs toezicht noodzakelijk maar verdachte weigert daaraan mee te werken. Verdachte werkt wél mee met de begeleiding zoals deze nu plaatsvindt, met reclasseringstoezicht en (woon)begeleiding door SVZ/Tactus Verslavingszorg. Een dergelijk kader acht de reclassering het hoogst haalbare. De reclassering heeft geadviseerd om in geval van een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank ten slotte rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. In aanmerking genomen de datum van aanhouding, de (redelijke) termijn voor een berechting van twee jaar, en de datum van onderhavig vonnis is in dit geval sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met een periode van meer dan 11 maanden.
Het voorgaande in samenhang bezien komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijk gedeelte de ondergane voorlopige hechtenis niet overstijgt. Dat betekent dat verdachte niet opnieuw de gevangenis in hoeft. Wel zal de rechtbank een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, om verdachte er van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Zij zal, gelet op het advies van de reclassering daaraan bijzondere voorwaarden verbinden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.
Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10 lid 4 en 11 lid 2 van de Opiumwet, de artikelen 1 sub 1 en 2 lid 1 van de Wet op de Economische Delicten en de artikelen 14a, 14b, en 14c, 47, 48, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2, 3 primair, 4, 5 primair en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het onder 1 primair, 2, 3 primair, 4, 5 primair en 6 bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:
het misdrijf: medeplichtigheid tot het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3 primair:
het misdrijf: medeplichtigheid tot het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
het misdrijf: medeplichtigheid tot het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 5 primair:
het misdrijf: medeplichtigheid tot overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 6
het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor de onder 1 primair, 2, 3 primair, 4, 5 primair en 6 bewezen verklaarde feiten;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
300 (driehonderd) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
68 (achtenzestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
 zich zal melden en blijven melden op afspraak met de reclassering, zo vaak en zolang als de reclassering dat nodig acht. Verdachte zal zich daarbij houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft en ook medewerking verlenen aan huisbezoeken.
 zal meewerken aan ambulante behandeling door Tactus Verslavingszorg of
een soortgelijke instelling, gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Verdachte zal zich daarbij houden aan de huisregels en aanwijzingen die de behandelaar/ zorgverlener hem in het kader van de behandeling zal geven.
In geval van overmatig middelengebruik of ernstige zorgen met betrekking tot het psychiatrische toestandsbeeld kan de reclassering een indicatiestelling voor kortdurende klinische opname aanvragen. Verdachte zal meewerken aan klinische opname, indien geïndiceerd. Deze klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
 zal meewerken aan ambulante (woon-) begeleiding, gegeven door Tactus Verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener/instelling, gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. Verdachte zal zich daarbij houden aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener zal geven.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden
van rechtswegedat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
-
heft ophet (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. H.M. Braam, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. D ten Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Westerlaak, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2021.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen / relaas van verbalisanten [verbalisant], [verbalisant] en [verbalisant], pag. 1 – 10A.
2.Proces-verbaal van bevindingen / relaas van verbalisanten [verbalisant], [verbalisant] en [verbalisant], pag. 7.
3.Proces-verbaal van Verdenking 1, pag. 99 – 100 bovenaan en proces-verbaal Identiteitsvaststelling, pag. 109.
4.Proces-verbaal van aanhouding, pag. 69 – 70.
5.Procesverbaal doorzoeking ter inbeslagneming, pag. 150 – 151, met als bijlagen foto’s.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, in het onderzoek ‘Macan’, met PL0600-2018191040. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
7.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pag. 150 – 151 met fotoblad pag. 152.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 126 – 133.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 134 – 136.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 130, halverwege en onderaan.
11.Pag. 131 bovenaan.
12.Bijlage 1 bij proces-verbaal van verhoor verdachte, foto’s, pag. 133.
13.Pag. 130 onderaan.
14.pag. 131 onderaan.
15.Pag. 132 bovenaan.
16.(pag. 134 onderaan).
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 135 halverwege.
18.pag. 135 halverwege en onderaan.