Op 26 maart 2021 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel het verzoek tot wraking van mr. Van Leeuwen afgewezen. Verzoekster, die eerder een echtscheiding had ondergaan, vreesde dat mr. Van Leeuwen niet onbevangen zou zijn in haar beoordeling van de bodemprocedure, omdat deze rechter eerder een beslissing had genomen in een kort geding dat betrekking had op hetzelfde geschilpunt. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 17 maart 2021 via een Skype-verbinding, waarbij zowel verzoekster als de wederpartij aanwezig waren, maar mr. Van Leeuwen niet. Verzoekster voerde aan dat de rechter tijdens de eerdere zitting opmerkingen had gemaakt die haar vrees voor partijdigheid versterkten.
De wrakingskamer oordeelde dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. Het enkele feit dat mr. Van Leeuwen eerder in een kort geding had geoordeeld, was op zichzelf geen grond voor de veronderstelling dat zij partijdig zou zijn in de bodemprocedure. De wrakingskamer benadrukte dat de geschilpunten in het kort geding en de bodemprocedure wezenlijk van elkaar verschilden en dat de rechter in elke zaak opnieuw de relevante feiten moet waarderen. Bovendien werd vastgesteld dat het wrakingsverzoek tijdig was ingediend, maar dat de aangevoerde feiten en omstandigheden geen grond vormden voor wraking. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.