ECLI:NL:RBOVE:2021:1665

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
8782243 \ CV EXPL 20-4083
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en reconventionele vorderingen in een civiele zaak

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, heeft eiser [X] een vordering ingesteld tegen gedaagde BKBD B.V. tot betaling van openstaande facturen voor geleverde juridische diensten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering grotendeels is afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat BKBD nog enig bedrag verschuldigd is, met uitzondering van een factuur die door BKBD is erkend. In reconventie heeft BKBD een viertal vorderingen ingediend, waarvan er twee zijn toegewezen. De vordering tot betaling van ruim € 84.000,00 wegens vermeende verduistering is afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat [X] zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van contante gelden van café Bruut. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

De procedure begon met een tussenvonnis op 8 december 2020, gevolgd door een mondelinge behandeling op 22 maart 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen begin februari 2018 een overeenkomst zijn aangegaan voor juridische diensten, maar dat er onduidelijkheid bestond over de exacte voorwaarden en betalingen. De rechtbank heeft de vorderingen van [X] en BKBD afzonderlijk beoordeeld en geconcludeerd dat de meeste vorderingen niet voldoende waren onderbouwd. Uiteindelijk is [X] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.000,00 aan hoofdsom en € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, terwijl BKBD is veroordeeld tot betaling van € 8.972,99 aan [X], te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 24 november 2020.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8782243 \ CV EXPL 20-4083
Vonnis van 20 april 2021
in de zaak van
[X], v.h.o.d.n.
FINANCIEEL EN JURIDISCH ADVIES,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [X] ,
gemachtigde: mr. P.F.A. Reichenbach,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BKBD B.V.,
gevestigd te Zwolle,
gedaagde partij, hierna te noemen BKBD,
gemachtigde: mr. R.H. Broeksema.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 december 2020;
- de conclusie van antwoord in reconventie van 12 maart 2021;
- de mondelinge behandeling van 22 maart 2021, die heeft plaatsgevonden via Skype en waarvan aantekening is gehouden door de griffier.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[X] heeft een onderneming die zich richt op financieel en juridisch advies. Voorheen handelde [X] onder de naam [X] financieel en juridisch advies. Op 13 februari 2019 heeft [X] de besloten vennootschap [X] Juristen opgericht.
2.2.
BKBD is een bedrijf dat zich onder andere bezig houdt met beveiliging van bijvoorbeeld horeca en evenementen. Eigenaar van BKBD is de heer [A] .
2.3.
[A] heeft in mei 2018 BKBD Horeca B.V. opgericht, een onderneming die zich richt op de exploitatie van café Bruut in Zwolle. BKBD is enig aandeelhouder en bestuurder van BKBD Horeca, terwijl [A] enig aandeelhouder en bestuurder is van BKBD. [X] is eigenaar geweest van tien procent van de aandelen in BKBD Horeca.
2.4.
Partijen zijn begin februari 2018 overeengekomen dat BKBD van de diensten van [X] gebruik zou gaan maken voor een vast bedrag per maand. Uitgesloten van dit bedrag was het voeren van procedures. Partijen hebben geen afspraken gemaakt over wat zij verstaan onder het voeren van een procedure.
2.5.
In 2018 en (begin) 2019 heeft [X] werkzaamheden verricht voor BKBD, onder andere bestaande uit de verzorging van de boekhouding en juridische dienstverlening. De invulling van de overeenkomst werd veelal mondeling besproken.
2.6.
Op 18 april 2019 heeft [X] een brief gezonden aan BKBD waarin hij de overeenkomst tussen partijen ontbindt. In deze brief geeft [X] aan aanspraak te maken op betaling van nog openstaande facturen.
2.7.
Op 26 juni 2019 heeft [A] aangifte bij de politie gedaan tegen [X] wegens verduistering van een bedrag van ongeveer € 79.256,00 aan contant geld dat toebehoorde aan BKBD Horeca.
2.8.
Bij brief van 16 november 2020 heeft BKBD Horeca aan [X] laten weten haar vorderingen op [X] te hebben gecedeerd aan BKBD.

3.Het geschil

In conventie

3.1.
[X] vordert – kort samengevat – veroordeling van BKBD tot betaling aan hem van een bedrag van € 16.007,00, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
[X] legt – samengevat – het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. [X] heeft BKBD fiscaal en bedrijfskundig begeleid, van juridisch advies voorzien en BKBD bijgestaan in (kanton)procedures. Voor deze geleverde diensten heeft [X] geen volledige betaling ontvangen van BKBD, waardoor hij aanspraak maakt op het restantbedrag.
3.3.
BKBD voert verweer. Op de stellingen van partijen zal, voor zover dit voor de beoordeling van belang is, hierna worden ingegaan.
In reconventie
3.4.
BKBD vordert – kort samengevat – veroordeling van [X] tot betaling van een bedrag van € 8.019,00 vanwege onterecht geinde belastinggelden, een bedrag van
€ 4.733,99 wegens niet betaalde payroll-uren, een bedrag van € 84.182,56 aan verduisterde contante gelden en een bedrag van € 1.452,00 vanwege gemaakte kosten voor het corrigeren van de door [X] gevoerde administratie.
3.5.
BKBD legt – samengevat – het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. [X] heeft onrechtmatig gehandeld, dan wel in strijd met de tussen partijen gesloten overeenkomst, door een teruggave van omzetbelasting op zijn rekening te laten storten door de belastingdienst. [X] heeft daarnaast personeel ingehuurd via het payrollbedrijf waarvan BKBD Horeca B.V. gebruik maakte. BKBD Horeca B.V. betaalde deze personeelsleden en belaste de kosten door aan [X] . Deze kosten zijn echter niet door [X] voldaan. [X] heeft daarnaast contante gelden, afkomstig van BKBD Horeca B.V., verduisterd. [X] zou de kasgelden van café Bruut storten bij de bank, maar gebleken is dat er een verschil zit tussen de stortingen en hetgeen in kas zou hebben gezeten. [X] dient dit verschil daarom terug te betalen. Ten slotte heeft BKBD kosten moeten maken om de door [X] gevoerde administratie te corrigeren. Deze kosten dienen voor rekening van [X] te komen.
3.6.
[X] voert verweer. Op de stellingen van partijen zal, voor zover dit voor de beoordeling van belang is, hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie

De werkzaamheden voor een vast maandbedrag
4.1.
Partijen twisten over wat zij precies met elkaar zijn overeengekomen met betrekking tot de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden van [X] . Wat in ieder geval vast staat is dat [X] in opdracht en voor rekening van BKBD werkzaamheden heeft verricht. Volgens [X] zou hij deze werkzaamheden verrichten voor een vast maandbedrag van € 200,00 inclusief btw. Nadien is een aanvullende afspraak gemaakt, die volgens [X] inhield dat voor iedere klant die BKBD bij [X] aandroeg hij een korting op het maandbedrag zou toepassen van € 50,00, waardoor het maandbedrag nog € 150,00 inclusief btw zou bedragen. [X] vordert voor wat betreft dit deel van de vordering een bedrag van € 900,00, welk bedrag bestaat uit zes maanden (november 2018 tot en met april 2019) maal het maandbedrag van € 150,00 inclusief btw.
4.2.
BKBD stelt zich op het standpunt dat [X] de werkzaamheden voor een vast maandbedrag van € 150,00 inclusief btw zou verrichten. Volgens BKBD hield de nadere afspraak in dat per aangebrachte klant één maandfactuur zou worden weggestreept. Dit blijkt uit e-mailberichten en WhatsAppberichten, aldus BKBD. Gelet op het aantal aangedragen klanten, zouden alle gefactureerde maandbedragen weggestreept moeten worden en is BKBD niet gehouden nog een maanbedrag te betalen., aldus BKBD.
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat het aan [X] is om te onderbouwen dat hij recht heeft op betaling van een maandelijkse vergoeding en hoe hoog die vergoeding zou zijn. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft [X] een e-mail overgelegd waarin hij een factuur voor de maand juni 2018 aan BKBD toezendt. De bijgevoegde factuur is niet overgelegd. Het onderwerp van de e-mail is: “
Factuur juni 2018 – met korting”. In deze e-mail staat: “
(…) Korting ziet op een aantal aangedragen zaken, daarvan is nog geen betaling ontvangen maar de korting is wel doorgevoerd.”BKBD heeft ter onderbouwing van haar standpunt e-mailcorrespondentie overgelegd waarin het volgende staat:
- [A] aan [X] , 23 november 2018 om 12:24 uur:
“(…) En ik heb nog weer 2 nieuwe klanten voor je in ruil voor 2 maandfacturen.”
-[X] aan [A] , 28 november 2018 om 00:01 uur:
“Laten we hier nog even over sparren deze week, zoals ik vandaag al zei is het werk wat normaliter onder het kopje ‘maandelijks’ valt wel enorm veel, dus we moeten er even naar kijken.”
- Waarop [A] reageert, diezelfde dag om 13:39 uur:
“(…) Ik wil je er wel aan herinneren dat we in juni besloten hadden dat je de maandelijkse facturen voor bkbd zou laten ivm de samenwerking die met bkbd horeca is aangegaan.”
Daarnaast heeft BKBD WhatsAppcorrespondentie overgelegd waarin het volgende staat:
- [A] op 1 oktober 2018 om 13:43 uur: “
je hebt teveel in mindering gebracht. Met die 181,50.Om 13:44: “
Afspraak was 150 inclusief.”
- [X] om 14:35: “
Ah ok. Ehm laat die credit maar wat het is, heb geen zin om het weer aan te passen voor die 30 euro.”
- [A] op 29 oktober 2018, om 22:46 uur: “
Als ik [B] en [C] kan overhalen om naar jouw over te stappen dan 2x 150 inclusief hè (…).”
- [X] om 22:46: “
Haha ja dan ben ik dankbaar.”
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter moet dit deel van de vordering, een bedrag van € 900,00 aan maandbedragen, worden afgewezen. BKBD heeft namelijk gemotiveerd betwist dat zij nog enig maandbedrag verschuldigd is en [X] heeft zijn standpunt op dit punt vervolgens onvoldoende onderbouwd. Daarvoor is van belang dat beide partijen spreken over een nadere afspraak. Volgens [X] hield die in dat nog slechts € 150,00 in plaats van € 200,00 per maand betaald zou worden als BKBD nieuwe klanten aandroeg. Dat het oorspronkelijke maandbedrag € 200,00 bedroeg, volgt evenwel niet uit de stukken. Volgens BKBD was het maandbedrag oorspronkelijk € 150,00 en zou dit volledig weggestreept worden bij het aanleveren van nieuwe klanten. Die stelling komt overeen met de WhatsAppcorrespondentie op 1 oktober 2018 die hiervoor is aangehaald, omdat daaruit volgt dat [X] een bedrag van € 150,00 zou hebben gecrediteerd. [X] heeft in zijn reactie hierop enkel aangevoerd dat het mogelijk is dat hij een enkele maandfactuur heeft gecrediteerd vanwege een door BKBD aangedragen klant, maar dat dit zeker niet voor alle klanten gold. Dat dit evenwel voor slechts één maandbedrag zou gelden, heeft [X] niet nader onderbouwd en lijkt tegenstrijdig met de WhatsAppcorrespondentie van 29 oktober 2018, waarbij hij instemmend reageert op de vraag van [A] of bij het aanbrengen van twee partijen (‘ [B] en [C] ’) twee maandbedragen gecrediteerd zouden worden (‘2x150’). Het had kortom op de weg van [X] gelegen om nadere feiten en omstandigheden te stellen om zijn standpunten te onderbouwen, bijvoorbeeld door het overleggen van facturen van het initieel overeengekomen maandbedrag van € 200,00 en facturen waarop de door hem gestelde korting is toegepast. [X] heeft echter geen enkele factuur overgelegd. Nu [X] heeft nagelaten zijn stelling nader te onderbouwen zal dit deel van de vordering worden afgewezen. Omdat [X] niet heeft voldaan aan zijn stelplicht bestaat er geen aanleiding om hem tot nader bewijs toe te laten.
Werkzaamheden met betrekking tot het starten/voeren van (gerechtelijke) procedures
4.5.
Vervolgens ligt de vraag voor of BKBD nog geld verschuldigd is aan [X] voor het starten dan wel voeren van (gerechtelijke) procedures. Volgens [X] heeft hij recht op betaling van facturen van acht door hem, namens BKBD, gevoerde procedures. Dit deel van de vordering zal hierna per individuele zaak worden besproken.
BKBD/Roditruck
4.5.1.
[X] vordert een bedrag van € 4.840,00 voor verrichtte werkzaamheden. [X] heeft ter onderbouwing van deze werkzaamheden een brief en een conceptdagvaarding overgelegd. De zaak is uiteindelijk niet aanhangig gemaakt omdat ARAG, de rechtsbijstandsverzekeraar van BKBD, niet tot vergoeding is overgegaan, aldus [X] . BKBD voert aan dat [X] wel degelijk is betaald door ARAG, en heeft hiertoe een brief afkomstig van ARAG overgelegd. Daarnaast voert BKBD aan dat deze zaak nooit tot een procedure is gekomen en dat [X] geen werkzaamheden in deze zaak heeft verricht. [X] juristen B.V. staat namelijk als gemachtigde van BKBD op de dagvaarding. Hieruit blijkt dat deze dagvaarding kennelijk door iemand anders dan [X] is opgesteld, aldus BKBD, aangezien die vennootschap pas in mei 2019 is opgericht door [X] .
4.5.2.
Dit deel van de vordering zal worden afgewezen, omdat naar het oordeel van de kantonrechter niet is vast komen te staan dat [X] de in rekening gebrachte werkzaamheden daadwerkelijk heeft verricht. BKBD heeft dit namelijk gemotiveerd betwist, door aan te voeren dat [X] niet namens hem in deze zaak heeft opgetreden. [X] heeft zijn standpunt hierop niet nader onderbouwd. Dit had wel op zijn weg gelegen, bijvoorbeeld door het geven van een verklaring voor het feit dat [X] juristen B.V. als gemachtigde van BKBD op de dagvaarding staat, terwijl die vennootschap op dat moment kennelijk nog niet bestond. Dit heeft [X] echter nagelaten. Om die reden zal dit deel van de vordering worden afgewezen.
BKBD/Hanzevast
4.5.3.
[X] vordert met betrekking tot deze zaak een bedrag van € 3.267,00 voor het opstellen van een conclusie van antwoord en het optreden als gemachtigde namens BKBD. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft [X] processtukken met betrekking tot deze zaak overgelegd. BKBD betwist dat zij opdracht aan [X] heeft gegeven voor het voeren van deze procedure. Daarnaast betwist BKBD dat [X] werkzaamheden ten behoeve van deze procedure heeft verricht.
4.5.4.
Dit deel van de vordering zal worden afgewezen, omdat naar het oordeel van de kantonrechter niet is vast komen te staan dat BKBD opdracht heeft gegeven aan [X] om namens haar als gemachtigde op te treden. [X] heeft weliswaar aangevoerd dat hij opdracht heeft gekregen van BKBD voor het voeren van procedures waarvan hij betaling vordert, maar dit wordt door BKBD betwist. Nu [X] zijn stellingen niet nader heeft onderbouwd, dient zijn vordering op dit punt te worden afgewezen.
Faillissement BKBD Horeca
4.5.5.
[X] vordert een bedrag van € 900,00 voor het in deze zaak optreden als gemachtigde namens BKBD Horeca. [X] voert aan dat, ondanks dat deze zaak op BKBD Horeca zag, met BKBD is overeengekomen dat zij deze kosten zou voldoen. BKBD betwist dit.
4.5.6.
Dit deel van de vordering zal worden afgewezen, aangezien niet is vast komen te staan dat [X] deze kosten bij BKBD in rekening mocht brengen. Dit is namelijk door BKBD betwist, waarop [X] zijn standpunt niet nader heeft onderbouwd. Nu de door [X] gestelde afspraak niet is vast komen te staan, zal dit deel van de vordering worden afgewezen.
BKBD/Bassatpour
4.5.7.
[X] vordert met betrekking tot deze zaak een bedrag van € 1.000,00 voor verrichtte werkzaamheden. [X] voert aan dat deze zaak niet tot een gerechtelijke procedure is gekomen omdat ARAG geen dekking verleende. BKBD betwist dat [X] voor deze zaak een dagvaarding heeft opgesteld en betwist daar bovendien opdracht voor te hebben gegeven. Brieven die [X] voor deze kwestie heeft verstuurd, vallen onder het maandbedrag, aldus BKBD. Daarnaast voert BKBD aan dat ARAG de zaak heeft afgekocht, wat per saldo € 300,00 heeft opgeleverd.
4.5.8.
Dit deel van de vordering moet naar het oordeel van de kantonrechter worden afgewezen. Gelet op de gemotiveerde betwisting door BKBD had [X] nader moeten onderbouwen dat BKBD opdracht heeft gegeven voor het voeren van een procedure en dat hij op grond daarvan extra kosten in rekening kon brengen naast het reguliere maanbedrag. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
BKBD/WinterindeVesting en BKBD/TienG
4.5.9.
[X] vordert met betrekking tot deze zaken een bedrag van € 2.000,00 voor verrichtte werkzaamheden. Dit deel van de vordering zal echter worden afgewezen, omdat ook voor deze zaken geldt dat niet is vast komen te staan dat BKBD opdracht heeft gegeven voor het verrichten van deze werkzaamheden. [X] heeft weliswaar van beide zaken processtukken overgelegd, maar die stukken geven geen blijk van een opdrachtbevestiging vanuit BKBD en BKBD heeft opdrachtverlening betwist. Nu niet is vast komen te staan dat BKBD opdracht heeft gegeven aan [X] , en dus dat er een overeenkomst tot stand is gekomen, bestaat er geen rechtsgrond voor toewijzing van het gevorderde factuurbedrag.
BKBD/Leiqo
4.5.10.
[X] vordert met betrekking tot deze zaak een bedrag van € 1.000,00 voor verrichte werkzaamheden. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen omdat BKBD heeft betwist opdracht te hebben gegeven voor deze werkzaamheden, nog daargelaten dat BKBD onweersproken heeft gesteld dat BKBD in deze zaak geen partij was.
BKBD/VNR Security
4.6.
[X] vordert met betrekking tot deze zaak een bedrag van € 1.000,00 voor verrichte werkzaamheden. Dit deel van de vordering acht de kantonrechter wel toewijsbaar. BKBD heeft erkend hiervoor opdracht te hebben gegeven aan [X] . BKBD heeft weliswaar aangevoerd dat [X] slechts gedeeltelijk en bovendien gebrekkig heeft gepresteerd, maar dat [X] is tekortgeschoten is naar het oordeel van de kantonrechter door BKBD onvoldoende onderbouwd. Bovendien is gesteld noch gebleken dat BKBD [X] hiervoor in gebreke heeft gesteld zodat er geen sprake is van verzuim en een eventueel recht op schadevergoeding niet kan worden verrekend. De slotsom is dan ook dat dit deel van de vordering zal worden toegewezen, zijnde een bedrag van € 1.000,00.
Contractuele rente op grond van algemene voorwaarden [X]
4.7.
De gevorderde contractuele rente zal worden afgewezen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft BKBD terecht de vernietiging van de algemene voorwaarden ingeroepen, nu niet is vast komen te staan dat deze voorafgaand of ten tijde van het sluiten van de overeenkomst door [X] ter hand zijn gesteld aan BKBD. BKBD betwist namelijk dat zij deze heeft ontvangen, stellende dat de algemene voorwaarden niet zijn bijgevoegd bij de e-mail van 5 februari 2018 waarin partijen de samenwerking zijn overeengekomen. BKBD roept op grond van artikel 6:233 sub b BW de vernietiging van de algemene voorwaarden in. [X] heeft weliswaar betwist dat hij de algemene voorwaarden niet ter hand heeft gesteld, maar heeft er tijdens de mondelinge behandeling geen verklaring voor kunnen geven waarom het lijkt dat de algemene voorwaarden niet als bijlage bij deze e-mail zijn gevoegd. In de e-mail staat namelijk geen verwijzing naar eventuele bijlagen genoemd, terwijl dat wel gebruikelijk is. [X] heeft daarnaast aangevoerd dat de overeenkomst er een is tussen professionele partijen en dat het, gelet op de langdurige samenwerking tussen partijen, op de weg van BKBD had gelegen om zelf kennis te nemen van de algemene voorwaarden. Voor zover [X] hiermee bedoelt te stellen dat BKBD de algemene voorwaarden stilzwijgend heeft aanvaard, acht de kantonrechter deze stelling onvoldoende onderbouwd. [X] heeft namelijk niet gesteld dat hij (bijvoorbeeld) op zijn facturen, of in andere correspondentie, telkens naar zijn algemene voorwaarden heeft verwezen en dat BKBD deze stukken zonder protest heeft gehouden. De kantonrechter honoreert daarom het beroep van BKBD op vernietiging van de algemene voorwaarden waardoor ze niet van toepassing zijn op de tussen partijen gesloten overeenkomst. Daarmee vervalt de grondslag voor de door [X] gevorderde contractuele rente zodat deze zal worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.8.
[X] vordert primair een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten op grond van zijn algemene voorwaarden. Omdat de algemene voorwaarden gelet op het voorgaande niet op de overeenkomst van toepassing zijn, zal dit primair gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen. [X] vordert subsidiair een bedrag van € 935,07 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat [X] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag is gelet op de gedeeltelijke afwijzing van de vordering in hoofdsom, echter hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, zijnde een bedrag van € 181,50.
Conclusie
4.9.
De slotsom is dat – in conventie – BKBD zal worden veroordeelt tot het aan [X] betalen van een bedrag van € 1.000,00 aan hoofdsom en een bedrag van € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten.
In reconventie
Onterecht geïnde belastinggelden
4.10.
BKBD vordert veroordeling van [X] tot betaling aan haar van een bedrag van
€ 8.019,00 aan onterecht geïnde belastinggelden. Hiertoe voert BKBD aan dat [X] , zonder haar medeweten, een bankrekeningnummer heeft gewijzigd waardoor teruggave van omzetbelasting met betrekking tot een auto die eigendom was van BKBD Horeca niet op haar bankrekening terecht kwam, maar op die van [X] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft BKBD aangegeven dat [X] een deel van deze teruggave heeft terugbetaald aan BKBD, en dat een bedrag van € 4.239,00 overblijft.
4.11.
[X] heeft niet betwist dat hij het rekeningnummer waarop de belastingteruggave zou worden gestort heeft gewijzigd, maar voert aan dat hier een afspraak tussen partijen aan ten grondslag ligt. De omzetbelasting ziet namelijk op een auto die door hem in gebruik was en waarvan hij de kosten droeg, maar die op naam stond van BKBD, aldus [X] . Mocht zijn handelen al onrechtmatig zijn, wat BKBD stelt, dan vraagt [X] zich af wat welke schade door BKBD is geleden.
4.12.
Naar het oordeel van de kantonrechter is dit deel van de vordering van BKBD toewijsbaar. [X] heeft namelijk niet betwist dat hij het bankrekeningnummer waarop de teruggave van de omzetbelasting zou worden gestort heeft gewijzigd. Ook heeft hij niet weersproken dat BKBD Horeca de eigenaar was van de auto waarop (de teruggave van) de omzetbelasting zag. [X] stelt weliswaar dat er een afspraak ten grondslag ligt aan het door hem incasseren van de teruggave van omzetbelasting, maar BKBD heeft dit betwist. Hierop heeft [X] zijn stelling onvoldoende onderbouwd en is deze afspraak dan ook niet vast komen te staan. Het verweer van [X] kan om die reden niet aan toewijzing in de weg staan, zodat dit deel van de vordering, een bedrag van € 4.239,00, zal worden toegewezen.
Niet betaalde payrolluren
4.13.
BKBD vordert veroordeling van [X] tot betaling aan haar van een bedrag van
€ 4.733,99 aan personeelskosten van personeel dat werkzaamheden verrichtte voor [X] , maar ingehuurd waren via BKBD Horeca bij payrollbedrijf Tentoo. Volgens BKBD zijn deze personeelskosten voldaan door BKBD Horeca en vervolgens door middel van een factuur doorbelast aan [X] , maar heeft [X] deze factuur onbetaald gelaten.
4.14.
[X] erkent dat partijen deze payrollconstructie hebben opgezet, maar stelt zich op het standpunt dat het ingehuurde personeel in kwestie, mevrouw [Y] en de heer [Z] , ook werkzaamheden voor BKBD Horeca hebben verricht. Om die reden is het niet redelijk dat hij voor al deze kosten opdraait, aldus [X] . De uren die [Y] voor [X] heeft gewerkt zijn door hem betaald, omdat zij ook als zzp’er voor [X] werkte en direct aan [X] factureerde. Hiertoe heeft [X] een rekeningafschrift overgelegd waaruit blijkt dat hij een bedrag van € 650,00 aan haar heeft overgemaakt. [X] geeft aan dat het mogelijk is dat hij nog een deel van de uren van [Z] moet betalen.
4.15.
Naar het oordeel van de kantonrechter is dit deel van de vordering van BKBD toewijsbaar. Tussen partijen is namelijk niet in geschil dat [Y] en [Z] via een payrollbedrijf op de loonlijst stonden voor BKBD Horeca, maar dat zij beiden ook werkzaamheden hebben verricht voor [X] , zodat [X] gehouden is om de door BKBD in dat kader gemaakte kosten te vergoeden. [X] voert weliswaar aan dat hij [Y] al betaald heeft, maar geeft daarbij niet aan of dit dezelfde of andere dan de door BKBD gevorderde uren dit betreffen. Ook voert [X] aan dat BKBD de onderliggende afspraak miskent, maar onderbouwt niet welke afspraak dit precies is, laat staan wat deze afspraak inhield. Bovendien heeft [X] de hoogte van de factuur van BKBD niet betwist. Dit deel van de vordering, een bedrag van € 4.733,99 zal daarom worden toegewezen.
Verduistering contante gelden café Bruut
4.16.
BKBD vordert veroordeling van [X] tot betaling aan haar van een bedrag van
€ 84.182,56 wegens verduistering van contante gelden van café Bruut. BKBD voert hiertoe het volgende aan. [X] verzorgde voor BKBD Horeca de financiën. Onderdeel van deze werkzaamheden was het afstorten bij de bank van contante gelden die waren binnen gekomen bij café Bruut. Na sluitingstijd werd de kas opgemaakt. [X] werd hierover via WhatsApp geïnformeerd en kreeg te horen welk bedrag er in de kassa zat, inclusief specificatie van de contante gelden. Dit geld werd dagelijks in de kluis in de kelder van café Bruut gedaan. [X] haalde dit geld vervolgens uit de kluis om het af te storten bij de ING bank. Na vergelijking van de in de kluis opgeborgen betalingen en de stortingen van de bank blijft een bedrag over van € 84.182,56. Dat volgt uit de jaarrekening die door [X] is opgesteld. Dit bedrag is ten onrechte niet gestort en blijkbaar door [X] verduisterd. Om die reden dient [X] dit bedrag aan BKBD terug te betalen.
4.17.
[X] betwist dat hij contante gelden, afkomstig van café Bruut, heeft verduisterd. [X] voert aan dat hij slecht ondersteunende werkzaamheden verrichtte met betrekking tot de boekhouding en de kasstaten van BKBD Horeca. Het tellen van het geld gebeurde bijvoorbeeld door [A] zelf, soms in samenwerking met een andere medewerker. Bovendien hadden alle medewerkers van café Bruut toegang tot de kluis, omdat de sleutel hiervan zich op enkele meters bevond, aldus [X] . Volgens [X] blijkt uit het kasverschil niet dat er door hem een onrechtmatige daad is gepleegd.
4.18.
Naar het oordeel van de kantonrechter moet dit deel van de vordering worden afgewezen, omdat niet is vast komen te staan dat [X] contante gelden afkomstig van café Bruut heeft verduisterd. BKBD heeft namelijk onvoldoende concrete feiten gesteld op grond waarvan dit kan worden vastgesteld. Op basis van hetgeen partijen hierover hebben aangevoerd kan namelijk wel worden vastgesteld dat [X] in ieder geval een rol speelde bij de boekhouding van BKBD Horeca, en dat hij contante opbrengsten van café Bruut heeft afgestort bij de bank, en ook dat er op enig moment een kasverschil is ontstaan, maar niet kan worden vastgesteld dat [X] op enig moment contante gelden die aan café Bruut toebehoorden heeft verduisterd, omdat niet kan worden vastgesteld of er daadwerkelijk meer geld in kas was dan bij de bank is afgestort en of ook andere personen dat geld weggenomen kunnen hebben. De door BKBD hiertoe aangevoerde stellingen kunnen deze conclusie in ieder geval niet dragen. Dit deel van de vordering, een bedrag van € 84.182,56, zal om die reden worden afgewezen. Omdat BKBD niet aan haar stelplicht heeft voldaan bestaat er geen aanleiding haar tot nader bewijs toe te laten.
Kosten correctie administratie
4.19.
BKBD vordert veroordeling van [X] tot betaling aan haar van een bedrag van
€ 1.452,00 voor de kosten die zij heeft moeten maken ter correctie van de door [X] ondeugdelijk uitgevoerde (financiële) administratie. BKBD stelt dat [X] toerekenbaar hierin tekort is geschoten en dat deze tekortkoming zich niet leent om door [X] zelf herstelt te worden. BKBD heeft daarom voor het herstellen een derde ingeschakeld en vordert van [X] betaling van de factuur van deze derde.
4.20.
Dit deel van de vordering moet naar het oordeel van de kantonrechter worden afgewezen. Zoals [X] terecht stelt is hij voor de gestelde tekortkoming niet in gebreke gesteld, zodat van verzuim aan de kant van [X] geen sprake is, nog daargelaten dat BKBD onvoldoende heeft gesteld om überhaupt vast te kunnen stellen dat [X] in de nakoming van de overeenkomst is tekortgeschoten. Zonder verzuim kan geen schadevergoeding worden gevorderd, zodat dit deel van de vordering, een bedrag van € 1.452,00, zal worden afgewezen.
Rente
4.21.
BKBD vordert rente vanaf de dag van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, zijnde 24 november 2020. [X] heeft hiertegen geen verweer gevoerd, zodat deze vordering zal worden toegewezen.
Conclusie
4.21.
De slotsom – in reconventie – is dat [X] zal worden veroordeeld om aan BKBD te betalen een bedrag van € 8.972,99 aan hoofdsom.
In conventie en in reconventie
4.22.
Aangezien partijen zowel in conventie als in reconventie over en weer grotendeels in het ongelijk zijn gesteld, wordt aanleiding gezien de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, en de gevorderde nakosten af te wijzen.

5.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
5.1.
veroordeelt BKBD om aan [X] te betalen een bedrag van € 1.000,00 aan hoofdsom en een bedrag van € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.2.
wijs het meer of anders gevorderde af;
In reconventie
5.3.
veroordeelt [X] om aan BKBD te betalen een bedrag van € 8.972,99, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
In conventie en in reconventie
5.5.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
verklaart dit vonnis voor wat betreft rechtsoverweging 5.1. en 5.3. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Rozeboom, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2021.