ECLI:NL:RBOVE:2021:1657

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
8971840 \ EJ VERZ 21-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de aanleg van een middenpad op terrein met recreatiewoningen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 20 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die in persoon procedeerde, en Staatsbosbeheer. Het geschil betreft de vraag of Staatsbosbeheer verplicht is om een middenpad aan te leggen dat aansluit op het perceel van de eiser. De eiser stelt dat er een onvoorwaardelijke toezegging is gedaan door Staatsbosbeheer voor de aanleg van dit pad, terwijl Staatsbosbeheer betwist dat er een dergelijke verplichting bestaat. De procedure is gestart bij de Overijsselse Overlegrechter, conform artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 maart 2021 heeft de kantonrechter de situatie ter plaatse bezichtigd.

De kern van het geschil draait om de afspraken die zijn gemaakt in een vaststellingsovereenkomst van 17 februari 2017, waarin onder andere afspraken zijn gemaakt over de toegangswegen en het bospad. De kantonrechter oordeelt dat de toezegging van Staatsbosbeheer niet als onvoorwaardelijk kan worden beschouwd, maar eerder als een voorwaardelijke optie die is komen te vervallen na het maken van nieuwe afspraken met andere betrokken partijen. De kantonrechter concludeert dat er geen verplichting bestaat voor Staatsbosbeheer om het middenpad te realiseren en wijst de vordering van de eiser af. Tevens worden de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8971840 \ EJ VERZ 21-17
Vonnis van 20 april 2021
in de zaak van

1.[eiser]wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen
[eiser],
procederend in persoon,
en

2.STAATSBOSBEHEER,

gevestigd te Amersfoort,
hierna te noemen
Staatsbosbeheer,
gemachtigde: mr. H. van der Burg.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft het geschil aangemeld bij de Overijsselse Overlegrechter, door middel van een aanmeldformulier. De procedure bij de Overijsselse Overlegrechter is een vorm van rechtspraak als bedoeld in artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Staatsbosbeheer heeft ermee ingestemd om in deze zaak de beslissing van de kantonrechter in te roepen. Partijen zijn het erover eens dat tegen deze beslissing wél hoger beroep open staat.
1.2.
Het geschil is op 10 maart 2021 door de kantonrechter behandeld. De kantonrechter is daarbij ter plaatse geweest aan de Grote Esweg 8 in Diffelen voor een bezichtiging van de situatie aldaar. Tijdens deze bezichtiging is de zaak ook mondeling behandeld.
1.3.
Partijen hebben in het verleden al eens gesproken over mogelijke oplossingen. Het is partijen toen, en ook tijdens de mondelinge behandeling, niet gelukt overeenstemming te bereiken. Partijen hebben de kantonrechter daarom nu gevraagd vonnis te wijzen.

2.Het geschil

Wat is de kern van dit geschil?

2.1.
De kern van het geschil tussen [eiser] en Staatsbosbeheer betreft de vraag of Staatsbosbeheer onvoorwaardelijk aan [eiser] heeft toegezegd dat er een middenpad gerealiseerd zou worden en zo ja, of Staatsbosbeheer gehouden is daartoe nu alsnog over te gaan.
Wat staat er vast?
2.2.
Aan de Grote Esweg 8 in Diffelen staan een aantal recreatiewoningen. Deze woningen zijn bereikbaar via een bospad. De percelen waarop de woningen staan, zijn in eigendom bij verschillende mensen. Daarbij hebben zij ook allemaal een stukje van het bospad in eigendom.
2.3.
[eiser] is eigenaar van het perceel aan de [adres 1] .
2.4.
Naast [eiser] hebben onder andere mevrouw [A] en meneer [B] (hierna tezamen ook (in meervoud): [A] c.s.) een aantal percelen in eigendom. [A] c.s. hebben op meerdere plekken op het bospad dat bij hun perceel hoort, toegangshekken geplaatst.
2.5.
Het bos dat grenst aan de percelen met de recreatiewoningen, aan de westelijke zijde van voornoemd bospad, is in eigendom/beheer van Staatsbosbeheer.
2.6.
Op de kaart hieronder wordt de situatie ter plaatse weergegeven.

KAART NIET OPGENOMEN

2.7.
Op 17 februari 2017 hebben de (toenmalige) eigenaren van de [adres 2] , [adres 3] , [adres 4] , [eiser] , Staatsbosbeheer en Landgoed Stegeren een vaststellingsovereenkomst (hierna: vaststellingsovereenkomst van 17 februari 2017) gesloten. Aanleiding daarvoor was volgens de vaststellingsovereenkomst:
‘het gebrek aan heldere afspraken over onderhoud van toegangswegen/bospaden/hanteren van kadastrale grenzen etc. in het gebied van de recreatiewoningen aan de Grote Esweg te Diffelen, mede in relatie tot de eigenaar van de kadastrale percelen Ambt-Hardenberg AE 539, AE 536, AE 535, mevrouw [A] , [adres 5] Diffelen.’
2.8.
In de vaststellingsovereenkomst hebben partijen onder andere afgesproken:
Toegangsweg
(…)
B. De slagboom aan het begin van deze weg wordt vervangen door een goed draaibare. Doel van deze slagboom is, in combinatie met een aan te brengen aanduiding ‘eigen weg’, aan te geven dat deze weg geen openbare weg is.
(…)
Partijen komen overeen deze slagboom, na gebruik, altijd te sluiten (niet zijnde op slot te doen). Hiermee wordt tevens een, door bewoners gewenste, zekere mate van privacy gerealiseerd. Het gebied is echter voor wie daar wil/moet zijn toegankelijk.
(…)
Bospad(langs recreatiewoningen)
De kadastrale grenzen zijn op 20-10-2016 zichtbaar gemaakt en aan alle partijen aangewezen die hiermee konden instemmen.
C. Er worden door de partijen langs dit bospad geen bomen gekapt tenzij op het terrein dat hun eigendom is. (…)
E. De kadastrale grenzen langs het bospad worden, net als in het hele gebied, over en weer gerespecteerd. Dit heeft tot gevolg dat:
(…)
- de draaipunten van de twee slagbomen die op grond van SBB staan worden verwijderd(actie SBB)
Uitgangspunt: onbelemmerde doorgang van het bospad.
(…)
NB: alle acties in deze vaststellingsovereenkomst genoemd worden uiterlijk 31-03-2017 afgerond of indien dit door de weersomstandigheden niet mogelijk zo snel als mogelijk. (…)”
2.9.
Op 24 december 2019 heeft [X] van Staatsbosbeheer een e-mail gestuurd naar [eiser] en mevrouw [C] . [C] is eigenaar van het bosperceel aan de [adres 3] . In zijn e-mail schrijft [X] :
“(…) We hebben tijdens ons gesprek op 10 december jl. afgesproken, zo mogelijk voor 1-1-2020 helderheid te krijgen of het benutten van een ‘middenpad’ voor jullie en voor Staatsbosbeheer dé oplossing zou zijn…
(…)
Ik ging er vanuit dat er een bospaadje lag, wat misschien iets aangepast moest worden, maar uit de verkregen informatie moeten ca. 15 berken omgezaagd en takken en stobben verwijderd te worden. Wil het daarna geen gemodder worden, zal het humuspakket van 15 cm moeten worden verwijderd en het pad gespit moeten worden om schoon zand boven te krijgen. Al met al zou het om een kostenpost van ca. € 1500 excl BTW betekenen.
Kortom, er ligt nog geen pad, en om er wel een bruikbare route te krijgen, moet er nogal wat gebeuren.
Hoe zien jullie dat? Zijn jullie in staat en bereid een route zelf te realiseren?”
2.10.
Op 29 december 2019 reageert [eiser] , mede namens [C] , als volgt:

(…) Wij staan achter de wijze waarop het pad aangelegd moet worden. (…)
Aangezien het belang groot is zijn [C] en wij bereid de kostenpost van 1500 euro excl. btw voor onze rekening te nemen. (…)”
2.11.
Nog diezelfde dag reageert [X] hierop als volgt:
“ (…)
Dank voor jullie snelle en duidelijke reactie.
Ik stuur jullie reactie door naar onze juridisch adviseur (…) en het beheerteam (…) met het verzoek een persoonlijk recht voor jullie te regelen om van het te realiseren pad gebruik te mogen maken, en voor de uitvoering van het werk te zorgen. Streven is dit voor het broedseizoen (15 maart) uitgevoerd en geregeld te hebben. (…)”
2.12.
Vervolgens stuurt [X] op 29 januari 2020 opnieuw een e-mail aan [eiser] en [C] . Daarin schrijft hij onder andere:
“(…)
Vandaag heb ik, samen met de teamleider van beheerseenheid Vechtdal (…) een gesprek gehad met [A] en [B] , op hun verzoek. (…).
Uiteindelijk heeft men ingestemd met het verwijderen van hun 1e afsluitboom, op de grens van [A] en [D] . We zijn in feit terug gevallen op een optie, die we samen, met jullie, ook aan de orde hebben gehad in de rondgang die we hebben gehad, (…) en waar in de verslaglegging ook de optie is gesproken van het plaatsen van een afsluitboom net na het 1e pad rechts, het ‘calamiteitenpad’, als je de zandweg in westelijke richting gaat. DE afsluitboom op de overgang van de asfaltweg naar de zandweg gaan we dus verplaatsen hier naartoe.
Om te voorkomen dat er dan toch auto’s naar rechts, dat calamiteitenpad op gaan plaatsen we daar een gewone afsluitboom, zoals we zoveel hebben in onze gebieden. Ook plaatsen we een verkeersbord aan het begin vd zandweg ‘tekst ‘verboden voor onbevoegden’ en een rond bord met rode rand, wit binnenvlak. Bij de afsluitboom herhalen we zo’n verkeersbord. (…)
In onze beleving wordt hiermee voldaan aan alle afspraken die we met de vaststellingsovereenkomst hebben gemaakt, en ook graag gerespecteerd willen zien door [A] .
(…)
Ik ga er, met deze afspraken vanuit, dat er ook geen aanleiding meer is en er geen werk gemaakt hoeft te worden van het realiseren van een nieuwe ontsluiting dwars door het bosperceel, met alle gedoe van vergunningen e.d., waarmee jullie € 1500 uitsparen.
Ik hoop dat jullie het met me eens zijn, dat we hiermee eindelijk met alle partijen een werkbare en passende set van afspraken hebben gemaakt, geheel in lijn met de vaststellingsovereenkomst. (…)”
2.13.
Op 1 februari 2020 reageert [C] , mede namens [eiser] , als volgt op de e-mail van [X] :

(…) Wij zijn verrast door uw mail.
Hierin beschrijft u welke stappen u wilt ondernemen.
Echter zijn er in overleg met ondergetekenden afspraken gemaakt waar wij u aan willen houden! (…)”
2.14.
Vervolgens heeft Staatsbosbeheer op 20 juli 2020 afspraken gemaakt met [A] c.s. Onder andere afgesproken is:

1. De onderlinge kadastrale grenzen langs het bospad (…) worden door Staatsbosbeheer en familie [A] / [B] over en weer geaccepteerd en gerespecteerd.
2. (…) het draaipunt van slagboom A (…) op grond van Staatsbosbeheer wordt omgedraaid. (…) de palen die op de grond van Staasbosbeheer staan ter ondersteuning van de hefboom van de bestaande 2 afsluitingen (dit is zowel “slagboom A” als “slagboom B” op de situatieschets) en de geplaatste markeringspaal met reflector dienen te worden verwijderd door de familie [A] / [B] . De afsluitingen zoals die na verwijdering van deze steunpalen vorm krijgen, zullen in vergelijking tot de huidige toegangssituatie geen belemmering vormen voor de bereikbaarheid van de achterliggende percelen. (…)”
Wat wil [eiser] ?
2.15.
[eiser] stelt dat Staatsbosbeheer heeft toegezegd dat er een middenpad zou komen dat vanaf het perceel van [eiser] (en [C] ) aansluit op het calamiteiten pad. [eiser] vordert nakoming van deze toezegging. Hij wil dat Staatsbosbeheer het middenpad alsnog realiseert.
Hoe kijkt Staatsbosbeheer naar het aanleggen van een middenpad?
2.16.
Staatsbosbeheer stelt zich op het standpunt dat zij niet gehouden is om een middenpad te realiseren. Volgens Staatsbosbeheer was het middenpad alleen een oplossing voor het geval dat zij met [A] c.s. geen afspraken kon maken die in lijn waren met de vaststellingsovereenkomst van 17 februari 2017. Nu het echter toch gelukt is om afspraken te maken met [A] c.s., is de optie van het middenpad komen te vervallen, aldus Staatsbosbeheer. Staatsbosbeheer wijst erop dat zij kort nadat de optie van het middenpad is besproken, hier al op teruggekomen is. Verder voert Staatsbosbeheer aan dat zij voor de realisatie van een middenpad gebonden is aan goedkeuring van diverse personen binnen haar organisatie en dat hiervoor een omgevingsvergunning vereist is. Zowel de goedkeuring als de vergunning ontbreken op dit moment (nog). Ook daarom kan van een onvoorwaardelijke toezegging volgens Staatsbosbeheer geen sprake zijn.
Tekst

3.Het oordeel van de kantonrechter

Er hoeft geen middenpad gerealiseerd te worden.

3.1.
De kantonrechter is van oordeel dat Staatsbosbeheer geen middenpad hoeft te realiseren. Weliswaar heeft Staatsbosbeheer ( [X] ) in een e-mail van 29 december 2019 aan [eiser] en [C] geschreven dat de juridisch adviseur en het beheerteam ingeschakeld zullen worden met het verzoek om een persoonlijk recht voor [eiser] en [C] te regelen voor het gebruik van een middenpad en om voor uitvoering van het werk te zorgen, maar naar het oordeel van de kantonrechter gaat het daarbij niet om een onvoorwaardelijke, definitieve toezegging. Deze e-mail roept dan ook geen verplichtingen voor Staatsbosbeheer in het leven waarvan [eiser] nu in rechte nakoming kan vorderen. De kantonrechter overweegt hiertoe als volgt.
3.2.
De e-mail van Staatsbosbeheer van 29 december 2019 moet worden uitgelegd tegen de achtergrond van het geheel aan feiten en omstandigheden die zich tussen partijen hebben voorgedaan. Daarbij is allereerst de vaststellingsovereenkomst van 17 februari 2017 van belang. In die vaststellingsovereenkomst hebben een aantal partijen, waaronder [eiser] en [C] , afspraken gemaakt over de toegangsweg en het bospad. Partijen hebben toen onder andere afgesproken dat kadastrale grenzen langs het bospad worden gerespecteerd en dat de draaipunten van de twee slagbomen van [A] c.s., die op de grond van Staatsbosbeheer staan, zullen worden verwijderd.
3.3.
Om uitvoering aan deze vaststellingsovereenkomst te kunnen geven, moesten er dus ook ten opzichte van en/of door [A] c.s. bepaalde acties uitgevoerd worden. Omdat [A] c.s. geen partij waren bij de vaststellingsovereenkomst, was hiervoor nader overleg tussen Staatsbosbeheer en [A] c.s. vereist. In afwachting daarvan heeft Staatsbosbeheer (samen met [eiser] en [C] ) naar alternatieven gekeken, zodat zij alsnog ten opzichte van [eiser] en [C] aan de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst van 17 februari 2017 tegemoet zou kunnen komen. Daarbij is onder andere gesproken over het realiseren van een middenpad. De kantonrechter leidt dit onder meer af uit de e-mail d.d. 24-12-2019 te 17:05 van [X] , die als volgt begint:
“We hebben tijdens ons gesprek op 10 december jl. afgesproken, zo mogelijk voor 1-1-2020 helderheid te krijgen of het benutten van een ‘middenpad’ voor jullie en voor Staatsbosbeheer dé oplossing zou zijn…”.Naar het oordeel van de kantonrechter was het middenpad dus slechts een optie voor het geval [A] c.s. zich niet wilden conformeren aan de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst van 17 februari 2017. Hoewel [X] – nadat [eiser] en [C] hadden laten weten ermee in te stemmen om de kosten van € 1.500,00 excl. btw voor de aanleg van een middenpad voor hun rekening te laten komen – in zijn e-mail d.d. 29-12-2019 te 21:14 uur, met bepaalde stelligheid heeft geschreven dat hij aan de juridisch adviseur en het beheerteam van Staatsbosbeheer zou verzoeken om een persoonlijk recht voor [eiser] en [C] te regelen om van het te realiseren pad gebruik te mogen maken en voor de uitvoering van het werk te zorgen, moet ook die toezegging gezien worden in de context van de gerezen problemen met betrekking tot kadastrale grenzen en de vaststellingsovereenkomst van 17 februari 2017. In die context moet die toezegging worden beschouwd als een soort ‘voorwaardelijke’ oplossing, een ‘tweede optie’.
3.4.
Ongeveer een maand nadat Staatsbosbeheer met [eiser] en [C] heeft gesproken over een middenpad, heeft zij alsnog afspraken met [A] c.s. weten te maken. Dit heeft zij op 29 januari 2020 per e-mail aan [eiser] en [C] laten weten. Niet in geschil is dat de afspraken die Staatsbosbeheer met [A] c.s. heeft gemaakt, volledig in lijn zijn met hetgeen onder andere [eiser] en Staatsbosbeheer in de vaststellingsovereenkomst van 17 februari 2017 zijn overeengekomen.
3.5.
De kantonrechter is van oordeel dat Staatsbosbeheer hierdoor de optie tot aanleg van het middenpad heeft kunnen laten vervallen. [eiser] mocht er, gelet op de context waarin is gesproken over een middenpad, redelijkerwijs ook niet vanuit gaan dat Staatsbosbeheer – ook als er [A] c.s. zich wél aan de vaststellingsovereenkomst van 17 februari 2017 gingen conformeren – toch nog een middenpad zou realiseren. Die conclusie valt namelijk niet te trekken uit de feiten en omstandigheden die [eiser] heeft aangevoerd.
3.6.
De conclusie is daarom dat van (toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van) een onvoorwaardelijke toezegging niet is gebleken. Dat betekent dat Staatsbosbeheer - nog daargelaten de vraag of zij hiervoor de benodigde toestemmingen en vergunningen zou kunnen verkrijgen - geen middenpad hoeft te realiseren. De vordering van [eiser] zal worden afgewezen.
Ten overvloede: respecteren van de kadastrale grenzen.
3.7.
Ten overvloede (want partijen hebben daartoe niets gevorderd) overweegt de kantonrechter met betrekking tot de kadastrale grenzen als volgt.
3.8.
In de vaststellingsovereenkomst van 17 februari 2017 en de afspraken die Staatbosbeheer op 20 juli 2020 met [A] c.s. heeft gemaakt, staat dat de kadastrale grenzen door partijen over en weer gerespecteerd zullen worden. Tijdens de bezichtiging ter plaatse heeft de kantonrechter echter waargenomen dat aan deze afspraken niet overal gevolg wordt gegeven. De grond van Staatsbosbeheer wordt op een aantal plaatsen gebruikt door eigenaren van de bospercelen, onder andere door hier een hek te plaatsen dat tot boven de grond van Staatsbosbeheer reikt en in het verlengde daarvan een soort takkenril te creëren. Dit staat op gespannen voet met art. 5:20 en 21 BW [1] en de afspraak dat kadastrale grenzen zullen worden gerespecteerd. De kantonrechter geeft Staatsbosbeheer in overweging om hiertegen op te treden. Naast het feit dat dit een schriftelijke afspraak betreft, zal dit mogelijk ook leiden tot bevordering van de doorgang van het bospad, vooral voor mensen die zich te voet of met een fiets op het bospad bevinden.
3.9.
In dit verband geeft de kantonrechter alle betrokkene eigenaren van recreatiewoningen ook nog in overweging om andermaal met elkaar (al dan niet onder begeleiding van een mediator) in overleg te gaan, omdat enerzijds het uitgangspunt van een onbelemmerde doorgang van het bospad [2] en anderzijds de bescherming van privacy van perceeleigenaren nu nog niet tot een voor iedereen bevredigende oplossing heeft geleid.
De proceskosten.
3.10.
Vanwege de aard van de procedure zal de kantonrechter bepalen dat de kosten van de procedure worden gecompenseerd. Dat wil zeggen dat partijen ieder hun eigen kosten moeten dragen.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vordering van [eiser] af;
4.2.
bepaalt dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster, overlegrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2021. (EB)

Voetnoten

1.Deze notitie staat voor artikel 20 en 21 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek
2.Zie hiervoor onder 2.8. sub E