ECLI:NL:RBOVE:2021:1656

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
C/08/260673 / KG ZA 21-9
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervangende toestemming voor verkoop en levering van onverdeelde nalatenschap

In deze zaak vorderen twee broers, die deelgenoot zijn in de onverdeelde nalatenschap van hun overleden vader, vervangende toestemming om de woning die tot de nalatenschap behoort te verkopen. De eiser vraagt de rechtbank om toestemming om de woning te verkopen voor een vraagprijs van € 475.000,00 met een bodemprijs van € 440.000,00. De gedaagde heeft geen bezwaar tegen de verkoop en heeft verklaard mee te zullen werken aan de levering van de woning. De rechtbank oordeelt dat de vordering toewijsbaar is, mits de gedaagde binnen twee weken na betekening van het vonnis zijn medewerking verleent. De voorzieningenrechter stelt vast dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien de woning al geruime tijd leegstaat en partijen geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over de verkoop. De rechtbank wijst de vordering toe en bepaalt dat de kosten van de verkoop en de notariële transporten door beide partijen ieder voor de helft gedragen worden. Tevens wordt bepaald dat de inboedel opgeslagen wordt in een externe opslagruimte totdat deze is verdeeld, met wederom een verdeling van de kosten. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/260673 / KG ZA 21-9
Vonnis in kort geding van 15 april 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A.D. van Koningsveld te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 januari 2021 met producties,
  • de aanvullende producties aan de zijde van [eiser] van 30 maart 2021,
  • de e-mailberichten van [gedaagde] van 31 maart 2021 met het verweer en producties,
  • de mondelinge behandeling via Skype op 1 april 2021,
  • de pleitnotities van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn broers van elkaar.
2.2.
Op [datum 1] 1987 is de vader van partijen, de heer [A] (hierna: vader), overleden. Partijen zijn enig erfgenaam van de nalatenschap van hun vader. Tot deze nalatenschap behoorde de woning aan [het adres] (hierna: de woning). Vader heeft zijn echtgenote, mevrouw [B] (hierna: moeder), het levenslange vruchtgebruik van de woning gelegateerd.
2.3.
Moeder is in 2018 opgenomen in een verzorgingstehuis. Op [datum 2] 2019 is moeder overleden.

3.Het geschil

Vordering
3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om:
  • hem vervangende toestemming te verlenen om namens [gedaagde] over te gaan tot verkoop van de woning voor een vraagprijs van € 475.000,00, met een bodemprijs van € 440.000,00, dan wel een nader in overleg met een door [eiser] te kiezen makelaar overeen te komen bodemprijs, alles kosten koper, door het geven van een verkoopopdracht aan een makelaar en het sluiten van een verkoopovereenkomst ten kantore van een door [eiser] te kiezen notaris;
  • hem vervangende toestemming te verlenen namens [gedaagde] voor de levering van de woning, waarmee de uitspraak ex artikel 3:300 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in de plaats treedt van de gehele akte;
  • te bepalen dat de kosten van het verkoopklaar maken van de woning inclusief het opknappen van de tuin, door beide partijen ieder voor de helft gedragen worden;
  • te bepalen dat de inboedel opgeslagen wordt in een externe opslagruimte totdat de inboedel is verdeeld, waarbij door beide partijen de opslagkosten ieder voor de helft gedragen worden;
  • te bepalen dat de kosten van verkoop, levering en de notariële transporten van de woning door beide partijen ieder voor de helft gedragen worden;
  • alles met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding en de nakosten, advocaatkosten en explootkosten wanneer niet vrijwillig aan het vonnis zal worden voldaan.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat partijen deelgenoot zijn in de onverdeelde nalatenschap van hun vader, bestaande uit de woning, en dat hij recht heeft op verdeling. Volgens [eiser] hebben partijen bijna twee jaar lang gecorrespondeerd om tot verkoop van de woning te komen, maar hebben zij geen overeenstemming kunnen bereiken omdat [gedaagde] steeds van standpunt wisselde. [eiser] stelt dat [gedaagde] heeft ingestemd met het te koop aanbieden van de woning voor een vraagprijs van € 475.000,00. Hij verwacht echter dat [gedaagde] weer zal wisselen van standpunt, waardoor geen verdeling van de gemeenschap tot stand komt. [eiser] ziet zich daarom genoodzaakt om medewerking aan verkoop en levering in rechte af te dwingen.
Verweer
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de gevorderde voorzieningen alleen kunnen worden toegewezen als sprake is van een spoedeisend belang. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is sprake van een spoedeisend belang gelet op de aard van de vorderingen.
Ingediende stukken aan de zijde van [gedaagde]
4.2.
Op 31 maart 2021 heeft [gedaagde] een aantal stukken ingediend. Ter zitting heeft de advocaat van [eiser] hier bezwaar tegen gemaakt, omdat zij niet de tijd heeft gehad om de stukken te bestuderen vóór de zitting. Dit bezwaar zal worden gehonoreerd, nu de stukken niet tijdig (meer dan 24 uur vóór de zitting) zijn ingediend, de stukken niet voorzien zijn van een deugdelijke toelichting en het bovendien een omvangrijk aantal stukken betreft. Deze stukken zullen derhalve buiten beschouwing worden gelaten.
Vorderingen
4.3.
[eiser] en [gedaagde] zijn deelgenoten in de onverdeelde nalatenschap van hun vader, bestaande uit de woning. De woning staat al ruim twee jaar – sinds moeder is opgenomen in een verzorgingstehuis – leeg. Partijen hebben overleg gevoerd over de verkoop van de woning, maar zijn niet tot overeenstemming gekomen. [eiser] wil verdeling van de woning en vordert daarom vervangende toestemming om namens [gedaagde] over te kunnen gaan tot de verkoop en levering van de woning voor een vraagprijs van € 475.000,00 met een bodemprijs van € 440.000,00.
4.4.
Uit artikel 3:174 BW volgt dat niemand in een onverdeelde boedel hoeft te blijven. Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard dat hij geen bezwaar heeft tegen het verkopen van de woning via [Makelaar 1] én [Makelaar 2] voor een vraagprijs van € 475.000,00 en een bodemprijs van € 440.000,00. Daarnaast heeft [gedaagde] ter zitting verklaard dat hij mee zal werken aan de levering van de woning. Hij voert echter aan dat hij een officiële bevestiging wil (van de advocaat van [eiser] ) dat [eiser] ermee akkoord gaat dat twee makelaars worden ingezet. Ter zitting heeft [eiser] verklaard akkoord te zijn met het inzetten van [Makelaar 1] én [Makelaar 2] bij de verkoop van de woning. [gedaagde] heeft ten slotte ter zitting verklaard dat hij graag een bedenktijd wil om de woning zelf te kopen en dat hij zichzelf een maand de tijd geeft om de financiën voor de koop van de woning rond te krijgen, maar dat indien er in de tussentijd iemand is die de woning wil kopen, hij akkoord gaat met verkoop van de woning.
4.5.
Nu [gedaagde] niets heeft aangevoerd dat aan toewijzing van de vorderingen in de weg staat, acht de voorzieningenrechter de vorderingen toewijsbaar (met inachtneming van hetgeen wordt overwogen onder 4.6). Gelet op hetgeen onder 4.4 is overwogen, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat [gedaagde] binnen twee weken na betekening van dit vonnis medewerking zal verlenen aan het opstarten van de verkoop van de woning, zoals door hem is toegezegd. Voor zover hij zijn medewerking hieraan niet verleent, of in een later stadium geen medewerking verleent aan het tekenen van de koopovereenkomst en/of de levering van de woning aan een koper, zal de voorzieningenrechter de vorderingen toewijzen.
4.6.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst het navolgende onder 5.2. en 5.3. toe voor zover [gedaagde] niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis medewerking verleent aan het opstarten van de verkoop van de woning of in een later stadium geen medewerking verleent aan het tekenen van de koopovereenkomst of de levering van de woning aan een koper,
5.2.
verleent [eiser] vervangende toestemming om namens [gedaagde] over te gaan tot verkoop van de woning voor een vraagprijs van € 475.000,00, met een bodemprijs van € 440.000,00, dan wel een nader in overleg met een door [eiser] te kiezen makelaar overeen te komen bodemprijs, alles kosten koper, door het geven van een verkoopopdracht aan een makelaar en het sluiten van een verkoopovereenkomst ten kantore van een door [eiser] te kiezen notaris,
5.3.
verleent [eiser] vervangende toestemming namens [gedaagde] voor de levering van de woning, waarmee dit vonnis ex artikel 3:300 lid 2 BW alsdan in de plaats zal treden van de gehele akte,
5.4.
bepaalt dat de kosten van het verkoopklaar maken van de woning, inclusief het opknappen van de tuin, door beide partijen ieder voor de helft gedragen worden,
5.5.
bepaalt dat de inboedel opgeslagen wordt in een externe opslagruimte totdat de inboedel is verdeeld, waarbij door beide partijen de opslagkosten ieder voor de helft gedragen worden,
5.6.
bepaalt dat de kosten van verkoop, levering en de notariële transporten van de woning door beide partijen ieder voor de helft gedragen worden,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2021. [1]

Voetnoten

1.type: