ECLI:NL:RBOVE:2021:1624

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 januari 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
08-994503-18
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een akkerbouwbedrijf tot betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van ontnemingsvordering

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 7 januari 2021 een vonnis uitgesproken in een ontnemingsprocedure tegen een akkerbouwbedrijf. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 131.253,00. Dit bedrag is gebaseerd op de meeropbrengst van de teelt en verkoop van het aardappelras Innovator ten opzichte van het aardappelras Fontane, evenals de besparing door het gebruik van niet-gecertificeerde pootaardappelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de meeropbrengst van de teelt van Innovator € 76.689,00 bedraagt, terwijl de besparing op het gebruik van niet-gecertificeerde pootaardappelen € 54.564,00 is. De totale som van deze bedragen leidt tot het vastgestelde wederrechtelijk verkregen voordeel van € 131.253,00. De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd om een bedrag van € 32.813,00 aan de Staat te betalen, wat een pondspondsgewijze verdeling van het voordeel tussen de veroordeelde en medeveroordeelden weerspiegelt. De rechtbank heeft de vordering van de verdediging om het voordeel te herberekenen afgewezen, omdat de verdediging onvoldoende bewijs heeft geleverd voor hun alternatieve berekeningen. De rechtbank heeft de gegevens van de NVWA en het rapport over de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel als betrouwbaar beschouwd en heeft deze als basis voor haar oordeel genomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-994503-18
Datum vonnis: 7 januari 2021
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeeld bedrijf 1] B.V.,
gevestigd aan [adres] .

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 131.253,00.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzittingen van 2 juli 2020 en 26 november 2020, gelijktijdig met de vorderingen tegen de veroordeelden [veroordeelde] , [veroordeeld bedrijf 2] B.V. en [veroordeeld bedrijf 3] B.V. .
Tijdens de terechtzitting van 2 juli 2020 is verstek verleend tegen de veroordeelde en zijn termijnen voor een schriftelijke ronde bepaald. In de schriftelijke procedure zijn de volgende processtukken overgelegd:
  • een reactie op de ontnemingsvordering van de verdediging van 15 augustus 2020;
  • een conclusie van repliek van de officier van justitie van 12 oktober 2020;
  • een conclusie van dupliek van de verdediging van 9 november 2020.
Tijdens de terechtzitting van 26 november 2020 is de veroordeelde vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. F.J.M. Kobossen, advocaat in Twello, en is het verstek vervallen verklaard. De raadsman is op de vordering gehoord.
Tijdens de terechtzitting van 26 november 2020 heeft de officier van justitie mr. L. van Kooten de vordering gewijzigd in die zin, dat het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel aan alleen medeveroordeelde [veroordeelde] moet worden toegerekend. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs moet worden verdeeld over de veroordeelde en de drie medeveroordeelden, wat neerkomt op € 32.813,00 per veroordeelde.
2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel bestaat uit de meeropbrengst van de teelt en verkoop van het aardappelras Innovator ten opzichte van het aardappelras Fontane, dat ook door veroordeelde werd geteeld, en daarnaast uit de besparing van het gebruik van niet-gecertificeerde pootaardappelen.
De meeropbrengst van de teelt en de verkoop van het aardappelras Innovator ten opzichte van het aardappelras Fontane is berekend door de gemiddelde oogst in kilogrammen van beide aardappelrassen per hectare te vermenigvuldigen met de prijs per ton en het aantal hectares waarop geteeld is. Het openbaar ministerie komt op een meeropbrengst van € 76.689,00.
De besparing van het gebruik van niet-gecertificeerde pootaardappelen ten opzichte van het gebruik van gecertificeerde pootaardappelen is berekend door de benodigde hoeveelheid pootaardappelen voor de in het vonnis genoemde hectaren te vermenigvuldigen met de inkoopprijs van gecertificeerd pootgoed minus de kosten van eigen teelt. Het openbaar ministerie komt op een besparing van € 54.564,00.
Dit levert een totaal wederrechtelijk verkregen voordeel van € 131.253,00 op.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel door het openbaar ministerie uitgaat van onjuiste aannames en heeft een alternatieve berekening opgesteld.
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) gaat in haar rapport uit van proefrooiingen van VTA (Verenigde Telers Akkerbouw). Dit zijn steekproeven die een voorspelling geven van de hoeveelheid aardappelen die in Nederland groeien. De verdediging stelt zich op het standpunt dat gebruik moet worden gemaakt van CBS-cijfers met betrekking tot de werkelijk geoogste hoeveelheid aardappelen. In 2014 was de gemiddelde opbrengst voor alle grondsoorten 41,5 ton per hectare.
Daarnaast heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er op minder hectares een opbrengst is behaald dan door de NVWA als uitgangspunt is genomen. De NVWA heeft de percelen te Gijsselte buiten beschouwing gelaten, omdat door grote regenval daar niet is geoogst. De verdediging stelt dat de percelen te Wijster (38,77 hectare) te maken hebben gehad met vergelijkbare regenval en past voor die percelen een opbrengstcorrectie van 30% toe. De netto-opbrengt waar de verdediging vanuit gaat, bedraagt 3.227 ton aardappelen.
Het prijsverschil tussen de aardappelrassen Fontane en Innovator moet worden bepaald aan de hand van de werkelijk ontvangen prijzen. De verdediging heeft een aantal afrekeningen van leveringen van beide rassen overgelegd. De veroordeelde teelt aardappelen op contractbasis en voor de vrije markt. Op basis van de overgelegde afrekeningen stelt de verdediging het prijsverschil in de vrije markt op € 10,00 per ton en het prijsverschil op basis van contractprijzen op € 1,55 per ton. Akkerbouwers dekken hun omzet vaak af voor 30 tot 35 ton per hectare. Bij een opbrengst van gemiddeld 41,5 ton per hectare, en ervan uitgaande dat per hectare gemiddeld 32,50 ton gecontracteerd is, is het prijsverschil tussen de aardappelrassen Innovator en Fontane € 8,17 per ton. Bij een netto-opbrengst van 3.227 ton aardappelen, bedraagt het genoten voordeel een bedrag van € 26.365,00.
Voorts heeft de verdediging gesteld dat het gebruik van niet-gecertificeerd pootgoed geen besparing heeft opgeleverd. In het rapport van de NVWA wordt geen rekening gehouden met loon- en mechanisatiekosten. De veroordeelde en de medeveroordeelden hebben personeel in dienst. Dit is een aanvullende kostenpost die in de berekening moet worden opgenomen. Daarnaast maakt de veroordeelde gebruik van eigen mechanisatie. Daarvoor moeten brandstofkosten en afschrijvingskosten worden gerekend. Per saldo komt dit erop neer dat de veroordeelde geen voordeel heeft behaald uit het gebruik van eigen pootgoed.
Ook moeten de volgende kosten van het wederrechtelijk verkregen voordeel worden afgetrokken:
  • € 933,75 (advocaatkosten strafzaak);
  • € 875,00 (evenredig deel kosten opstellen alternatieve berekening).

3.De beoordeling van de vordering

3.1
Veroordeling
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 26 juli 2018 veroordeeld, voor zover van belang, voor de strafbare feiten:
feit 1
De overtreding:
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3,
eerste lid, Plantenziektewet, junctis artikel 17 Besluit bestrijding schadelijke
organismen en artikel 5 Regeling bestrijding schadelijke organismen, begaan door een rechtspersoon;
feit 2
De overtreding:
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3, eerste lid, Plantenziektewet, junctis artikel 17 Besluit bestrijding schadelijke organismen en artikel 4a Regeling bestrijding schadelijke organismen, begaan door een rechtspersoon.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Bij de beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel neemt de rechtbank het onder 3.1 genoemde vonnis als uitgangspunt.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel’ van 16 april 2020. De officier van justitie heeft haar vordering op dit rapport gebaseerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de gegevens die de NVWA bij haar berekening heeft gebruikt bij de berekening van de meeropbrengst van het aardappelras Innovator ten opzichte van het ras Fontane. Daarnaast is onvoldoende aannemelijk geworden dat de veroordeelde extra kosten heeft gemaakt voor arbeid en mechanisatie bij het telen van eigen pootgoed. De rechtbank zal bij de beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel daarom uitgaan van het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel.
Meeropbrengst teelt en verkoop van het aardappelras Innovator
Veroordeelde heeft naast het aardappelras Innovator ook het aardappelras Fontane geteeld. Uit prijstabellen van afnemers van veroordeelde, namelijk McCain en LambWeston, blijkt dat de (contract)prijzen van het ras Innovator hoger zijn geweest dan de (contract)prijzen van Fontane.
Uit een publicatie van VTA (Verenigde Telers Akkerbouw) uit 2018 blijkt dat de jaarlijkse opbrengst per hectare in kilogrammen van Innovator ook hoger is dan die van Fontane (het 5 jaars-gemiddelde bedraagt resp. 45.976 kg voor Innovator en 42.543 kg voor Fontane).
Uit een publicatie van VTA van 12 oktober 2018 blijkt dat de gemiddelde opbrengst per hectare in 2015 gelijk of nagenoeg gelijk was aan het 5 jaars-gemiddelde.
Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt het verschil in verkoopopbrengst tussen Fontane en Innovator berekend:
- gemiddeld aantal kg Innovator aardappels per hectare * prijs per ton * aantal hectares;
- gemiddeld aantal kg Fontane aardappels per hectare * prijs per ton * aantal hectares.
Het aardappelras Innovator is door de veroordeelde op 89,39 hectare geteeld.
De prijsverschillen tussen Fontane en Innovator zijn bij de afnemers McCain en LambWeston net anders. In het Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel wordt uitgegaan van het voor veroordeelde gunstiger prijsverschil dat McCain hanteert. Dat gaat om:
- € 82,50 per ton van het ras Fontane;
- € 95,00 per ton van het ras Innovator.
De berekening van de meeropbrengst van het ras Innovator is als volgt:
- opbrengst Innovator 45.976 kg * 89.39 hectare * € 95,00 per ton = € 390.430,00;
- opbrengst Fontane 42.543 kg * 89,39 hectare * € 82,50 per ton = € 313.741,00.
De meeropbrengst van het ras Innovator ten opzichte van het ras Fontane bedraagt
€ 76.689,00.
Kosten besparing gebruik niet gecertificeerde aardappelenHet voordeel wordt als volgt berekend:
- aantal kg eigen geteeld pootgoed * inkoopprijs gecertificeerd pootgoed minus kosten eigen teelt.
Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt uitgegaan van het aantal hectaren van de percelen genoemd in het vonnis. Dit komt neer op 167,89 hectare. Uit de informatie over de bedrijfsvoering van de veroordeelde valt niet te achterhalen hoeveel pootaardappelen hij per hectare gebruikte. Daarom worden de branchecijfers als uitgangspunt genomen. Hierin is een gemiddelde hoeveelheid pootaardappelen bij de teelt van zetmeelaardappelen beschreven van 2.500 kg per hectare. Voor 167,89 hectare is dan 419.725 kg pootgoed nodig.
Door Wageningen University & Research wordt jaarlijks KWIN-AGV cijfers uitgebracht (Kwantitatieve Informatie voor de Akkerbouw en de Vollegrondsgroenteteelt). Hierin zijn onder andere de branche cijfers opgenomen.
Uit de KWIN cijfers blijkt dat in 2015 de gemiddelde kosten van de aankoop van gecertificeerd pootgoed € 0,23 per kg bedragen. De kosten van 419.725 kg gecertificeerd pootgoed bedraagt dus € 96.536,00.
Namens de veroordeelde is verklaard dat gebruik is gemaakt van eigen pootgoed uit Duitsland. Er zijn geen facturen gezien die duiden op aankoop van pootaardappelen van de Duitse onderneming van medeveroordeelde [veroordeelde] . Uit de KWIN cijfers kan worden afgeleid dat de kosten voor de oogst van pootaardappelen € 0,10 per kg bedragen.
De berekening van de besparing van kosten door niet-gecertificeerd pootgoed te gebruiken:
419.725 kg niet gecertificeerd pootgoed * inkoopprijs van € 0,23 per kg gecertificeerd pootgoed minus € 0,10 kosten voor de eigen teelt van pootgoed = € 54.564,00(afgerond).
Kosten met betrekking tot de lopende strafzaken
Volgens vaste jurisprudentie komen voor aftrek uitsluitend in aanmerking die kosten, die niet zouden zijn gemaakt als het strafbare feit niet was gepleegd, en die in directe relatie staan tot de voltooiing van het delict. De overige door de verdediging opgevoerde kosten staan niet in directe relatie tot de voltooiing van het delict en kunnen om die reden niet opgevoerd worden als aftrekbare kosten.
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeelMeeropbrengst verkoop niet toegelaten aardappelrassen: € 76.689,00.
Besparing van kosten gebruik niet gecertificeerde pootaardappelen: € 54.564,00.
De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag van € 131.253,00.
3.3
De vaststelling van de betalingsverplichting
Toerekening
De omzet die met de aardappelteelt werd gemaakt, kwam eerst terecht bij de veroordeelde en de andere veroordeelde (rechts)personen. Niet is duidelijk geworden hoe het voordeel is verdeeld onder de rechtspersonen en medeveroordeelde [veroordeelde] . Er is daarom geen basis voor een verdeling of een volledige toerekening aan [veroordeelde] . Het wederrechtelijk verkregen voordeel zal daarom pondspondsgewijs over de veroordeelde en de medeveroordeelden worden verdeeld.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat aan de veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 32.813,00.

4.De wettelijke voorschriften

De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 131.253,00(honderdeenendertigduizend tweehonderddrieënvijftig euro;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 32.813,00 (tweeëndertigduizend achthonderddertien euro).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter, mr. M.B. Werkhoven en mr. D. ten Boer, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2021.
Buiten staat
Mr. Orriëns-Schipper en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.