ECLI:NL:RBOVE:2021:1620
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de bestuursrechter in schadevergoeding verzoek tegen de RDW
In deze zaak heeft verzoekster, een bedrijf uit Steenwijk, de Rechtbank Overijssel verzocht om de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) te veroordelen tot schadevergoeding. Dit verzoek volgde op een besluit van de RDW van 21 augustus 2020, waarin het bezwaar van verzoekster tegen een eerder besluit van 17 februari 2020 ongegrond werd verklaard. Verzoekster had het voertuig, een Volkswagen Transporter, gekocht van een derde partij, maar dit voertuig was later in beslag genomen door de politie omdat het mogelijk gestolen was. De RDW had vastgesteld dat het kenteken ten onrechte was toegekend en dat verzoekster niet langer eigenaar was van het voertuig.
Tijdens de zitting op 8 april 2021 heeft verzoekster haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat de RDW onzorgvuldig had gehandeld door het voertuig goed te keuren zonder deugdelijk onderzoek. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verzoekster het besluit van 21 augustus 2020 niet inhoudelijk heeft bestreden, waardoor het beroep niet kan worden aangemerkt als een beroep in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster als een verzoek om schadevergoeding geduid, maar heeft vastgesteld dat er geen onrechtmatig besluit aan te wijzen is.
De rechtbank heeft zich daarom onbevoegd verklaard om het verzoek om schadevergoeding te behandelen. Verzoekster werd geadviseerd om een civiele procedure te starten als zij een oordeel over het handelen van de RDW wenst. De uitspraak werd gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, met mr. A.E.M. Lever als griffier. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, aangezien er geen aanleiding voor was.