4.4Het oordeel van de rechtbank
Als hieronder wordt verwezen naar bewijsmiddelen, dan zijn dit bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 10 januari 2020 reed verdachte (verder te noemen: [verdachte] ) in Reutum, gemeente Tubbergen, als bestuurder van een trekker, zonder cabine. Als passagier zat [slachtoffer] (verder te noemen: [slachtoffer] ) op het linker spatbord. [verdachte] kwam uit de richting van Ootmarsum en reed in de richting van Fleringen. In Reutum reed [verdachte] met een te hoge snelheid voor de situatie ter plaatse de rotonde op. Op de rotonde reed [verdachte] met de rechter wielen van de trekker tegen de verhoogde wegkant waardoor de trekker op de linkerzijde kantelde. De zich op het linker spatbord van de trekker bevindende [slachtoffer] viel hierbij van de trekker en kwam onder het linker achterwiel van de trekker terecht. [slachtoffer] is ter plaatse aan zijn verwondingen overleden.
[verdachte] heeft ter terechtzitting onder meer verklaard dat hij bekend is met de verkeerssituatie ter plaatse. [verdachte] was in gesprek met [slachtoffer] waardoor hij te laat zag dat hij rotonde was genaderd. [verdachte] kon niet meer voldoende afremmen en is met te hoge snelheid de rotonde opgereden. [verdachte] heeft toen meerdere stuurbewegingen moeten maken om de rotonde te kunnen volgen en de trekker onder controle te houden. Dat is niet gelukt. De trekker raakte de rechter- stoeprand waardoor de trekker kantelde. [slachtoffer] is daarbij van de trekker gevallen en onder het linkerwiel van de trekker terecht gekomen.
Het primair ten laste gelegde
Volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad komt het bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in algemene zin is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
Voor schuld is dus meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en de oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
In dit geval kan [verdachte] verweten worden dat hij onvoldoende snelheid heeft geminderd toen hij de rotonde naderde met de trekker. Er was geen sprake van onder invloed zijn, evenmin waren er mankementen aan de trekker. Voornoemde verkeersfout, in het licht van de omstandigheden waaronder die gedraging heeft plaatsgevonden overziende, acht de rechtbank niet bewezen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank zal [verdachte] daarom van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Het subsidiair tenlastegelegde
In artikel 5 WVW heeft ‘gevaar’ betrekking op de veiligheid op de weg. Het gevaar is gelegen in een reële kans op een ongeval. Artikel 5 WVW stelt als minimumeis een zekere mate van concreet gevaar scheppend gedrag. Hij die zich in het verkeer van een gevaar bewust behoort te zijn, moet zichzelf evenwel in de gelegenheid stellen vast te stellen dat dit gevaar zich niet voordoet (HR 23 oktober 1962, VR 1963 en HR 7 juni 2005, NJ 2005, 435).
De rechtbank is wel van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde.
[verdachte] heeft niet de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig zodanig geminderd dat hij in staat was de trekker met een passende snelheid over de rotonde te laten rijden. Hij is met een, gelet op de situatie, te hoge snelheid over die rotonde gereden waardoor de trekker uiteindelijk tegen een verhoogde wegkant is gereden, ten gevolge waarvan het fatale ongeval plaatsvond. Dat is [verdachte] aan te rekenen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verdachte] hiermee gevaar op de weg veroorzaakt.