ECLI:NL:RBOVE:2021:1542

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
08.260177.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling door een 78-jarige man met een ziekelijke stoornis

Op 13 april 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 78-jarige man, die zich schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de man, op 17 oktober 2020 in Hengelo, tijdens het plegen van de feiten leed aan een ziekelijke stoornis. De man had geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan voetgangers door voorwerpen uit zijn woning naar beneden te gooien en had een verbalisant in zijn arm gebeten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet volledig toerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, zoals bevestigd door deskundigen. Hierdoor werd de man ontslagen van alle rechtsvervolging en werd er geen maatregel opgelegd, aangezien hij zich vrijwillig onder behandeling wilde stellen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van alle rechtsvervolging werd ontslagen. De uitspraak benadrukt de invloed van geestelijke gezondheidsproblemen op strafrechtelijke aansprakelijkheid.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.260177.20 (P)
Datum vonnis: 13 april 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1943 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 maart 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Wassink - van den Eijnden en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. K. Karapetyan, advocaat te Hengelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:geprobeerd heeft personen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door vanuit zijn woning voorwerpen naar beneden te gooien in de richting van voetgangers of fietsers;
feit 2:een verbalisant zwaar lichamelijk letsel toe heeft gebracht, door hem in zijn arm te bijten dan wel heeft geprobeerd die verbalisant zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel die verbalisant heeft mishandeld;
feit 3:geprobeerd heeft een verbalisant te doden door met een bijl in de richting van die verbalisant te gooien dan wel heeft geprobeerd die verbalisant zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 17 oktober 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meerdere (tot nu toe) ongekend gebleven voetgangers en/of fietsers opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een of meerdere goederen (waaronder een I-pad en/of een bak en/of een spiegel) uit zijn, verdachtes, woning naar beneden en/of naar de straat en/of in de richting van een of meerdere voetgangers en/of fietsers heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 17 oktober 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) aan [aangever 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe/forse) (bijt)wond, heeft toegebracht
door die [aangever 1] in de arm te bijten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 oktober 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [aangever 1] in de arm heeft gebeten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 oktober 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), een ambtenaar,
[aangever 1] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [aangever 1] in de arm te bijten;
3
hij op of omstreeks 17 oktober 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever 2] opzettelijk van het leven te beroven, een bijl naar, althans in de richting van, die [aangever 2] te gooien/werpen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 oktober 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een bijl naar, althans in de richting van, die [aangever 2] te gooien/werpen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 17 oktober 2020 kregen verbalisanten [aangever 1] en [verbalisant] een melding dat aan [adres] in Hengelo huisraad naar beneden werd gegooid vanuit een flatgebouw. De goederen kwamen op straat terecht. Bij het adres aangekomen wezen twee getuigen de woning van verdachte aan als de vermoedelijke woning waaruit de huisraad naar beneden was gegooid. Na aanbellen door verbalisanten werd de voordeur door verdachte geopend en meteen weer dichtgegooid. De deur werd vervolgens, ondanks herhaaldelijk aanbellen, aankloppen en roepen, niet meer geopend. Nadat verbalisant [aangever 2] met een zogeheten bonk en een schild ter plekke kwam, is de voordeur met behulp van de bonk geopend. [aangever 2] is vervolgens, onder dekking van het schild, als eerste de woning ingegaan. Verbalisanten hebben verdachte in de woning aangetroffen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde feit.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 2 primair en onder 3 subsidiair tenlastegelegde feiten.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 1 tenlastegelegde feit. De verdediging heeft zich ten aanzien van de feiten 2 en 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 17 oktober 2020 is verdachte door de verbalisanten in zijn woning liggend op zijn bank aangetroffen. Verdachte kwam vervolgens overeind en had een soort bijl (zogenaamde tomahawk) in zijn rechterhand. Verdachte wierp de tomahawk in de richting van verbalisant [aangever 2] . De tomahawk klapte op korte afstand van [aangever 2] op kniehoogte in een muur van de woning. Het snijblad van de tomahawk had ernstige schade toe kunnen brengen aan [aangever 2] wanneer hij geraakt zou zijn. Verdachte is daarop aangehouden.
Vervolgens heeft verbalisant [aangever 1] geprobeerd verdachte in de politieauto te krijgen. Op dat moment heeft verdachte [aangever 1] in zijn linker onderarm gebeten, waardoor een bijtwond werd veroorzaakt. [aangever 1] heeft zich onder medische behandeling moeten stellen en een vaccinatie gekregen voor hepatitis B en tetanus. In 2021 zal een tweede vaccinatie volgen en een bloedonderzoek om te bekijken of hij voldoende beschermd is.
Verdachte heeft op 30 maart 2021 ter terechtzitting verklaard dat hij vanuit zijn woning voorwerpen naar beneden heeft gegooid maar dat er geen mensen liepen of fietsten, dat hij vervolgens in zijn woning met een tomahawk naar verbalisant [aangever 2] heeft gegooid en dat hij verbalisant [aangever 1] nadat hij was aangehouden in zijn arm heeft gebeten.
Op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de tenlastegelegde feiten onder 2 subsidiair en 3 subsidiair heeft begaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Verdachte heeft bekend dat hij voorwerpen uit zijn woning naar beneden heeft gegooid. Uit het dossier kan naar het oordeel van de rechtbank echter, bij gebreke aan bewijsmiddelen daarvoor, niet de bewezenverklaring volgen dat verdachte de voorwerpen daadwerkelijk in de richting van voetgangers of fietsers heeft gegooid. Daardoor is evenmin gebleken dat er een aanmerkelijke kans heeft bestaan dat aan voetgangers of fietsers zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht.
Primair wordt verdachte onder 2 verweten dat hij door [aangever 1] te bijten zwaar lichamelijk letsel aan die [aangever 1] heeft toegebracht. De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, niet bewezen wat aan verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. Naar het oordeel van de rechtbank leidt het enkele feit dat [aangever 1] zich onder medische behandeling heeft moeten stellen en een eerste vaccinatie heeft gekregen - en nog een tweede vaccinatie zal krijgen – niet tot de conclusie dat aan hem zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 maart 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] van 17 oktober 2020 (pagina’s 4-6).
3. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 17 oktober 2020 (pagina’s 13-15).
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten onder 2 subsidiair en 3 subsidiair heeft begaan, met dien verstande dat:
2
hij op 17 oktober 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [aangever 1] in de arm heeft gebeten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op 17 oktober 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een bijl in de richting van die [aangever 2] geworpen heeft, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 subsidiair en 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
2.
het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
en
3.
het misdrijf: poging tot zware mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

De officier van justitie heeft zich op basis van de bevindingen van de deskundigen op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en gevorderd dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
De raadsman heeft zich op het punt van de strafbaarheid van verdachte aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank heeft bij haar oordeel omtrent de strafbaarheid van de verdachte acht geslagen op het Pro Justitia-rapport van 9 maart 2021 waarin over verdachte is gerapporteerd door
drs. K. Broek en drs. A. van der Waal, beiden psychiater. De psychiaters hebben geconcludeerd dat ten tijde van het plegen van de strafbare feiten bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis, geclassificeerd als een manisch-psychotische ontregeling in het kader van een bipolaire I stoornis.
De ziekelijke stoornis van de geestvermogens heeft het gedrag van verdachte beïnvloed ten tijde van het ten laste gelegde. Daarom hebben beide psychiaters geadviseerd om verdachte voor het ten laste gelegde volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de aard van en de aanloop naar de bewezen geachte feiten, waarbij ten gevolge van de stoornis sprake was van ontremd en agressief gedrag tegen de slachtoffers. Dit past in het beeld dat wordt geschetst in het Pro Justitia-rapport. De rechtbank neemt dan ook de conclusies van de psychiaters over en maakt het oordeel van de deskundigen tot het hare.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezen geachte feiten verdachte, gelet op en op grond van voornoemde rapportage, wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet kunnen worden toegerekend. De rechtbank zal verdachte derhalve ontslaan van alle rechtsvervolging.

7.De op te leggen straf of maatregel

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen maatregel wordt opgelegd. De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank acht het, gelet op het advies van de deskundigen niet geïndiceerd om aan verdachte een maatregel ter beveiliging van de maatschappij op te leggen. Om recidive te voorkomen is het volgens de deskundigen van belang dat verdachte passende hulpverlening krijgt voor zijn bipolaire stoornis, zodat manische ontregeling en de daarbij komende agressie kan worden voorkomen.
De rechtbank constateert dat verdachte heeft aangegeven zich opnieuw vrijwillig onder behandeling te willen stellen bij Mediant en dat hij inziet dat hij meer hulp moet accepteren dan hij tot dusver kreeg. Hoewel een zorgmachtiging een (tijdelijk) kader zou kunnen bieden om onder dwang invulling te kunnen geven aan intensievere zorg, is het naar het oordeel van de deskundigen niet goed mogelijk om aan verdachte een zorgmachtiging op te leggen. Hij is gemotiveerd voor behandeling in een vrijwillig kader en heeft dit de afgelopen jaren ook laten zien. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank geen maatregel aan verdachte opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde tomahawk vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met behulp van dit voorwerp het feit is begaan en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[aangever 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 880,-- gevorderd. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 880,-- [achthonderdtachtig euro], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
[aangever 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 300,-- gevorderd. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 300,-- [driehonderd euro], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv, niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen, nu zij heeft gevorderd dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en aan hem geen maatregel zal worden opgelegd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich wat betreft de vorderingen van de beide benadeelde partijen aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten. Nu verdachte van deze feiten wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en aan hem geen maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank de benadeelde partijen op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv, niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen. De benadeelde partijen kunnen de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36b, 36c en 39 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 subsidiair en 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2
het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
en
feit 3
het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het onder 2 subsidiair en 3 subsidiair bewezenverklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partijen:
[aangever 1] en [aangever 2] (feiten 2 en 3): in het geheel niet-ontvankelijk zijn in de vordering, en dat de benadeelde partijen de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een
tomahawk.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. Wolting, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. E.J.M. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 april 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020494976. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.