ECLI:NL:RBOVE:2021:1540

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
08-252802-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot brandstichting met molotovcocktail door verdachte in opdracht van medeverdachte

Op 26 april 2020 heeft een 35-jarige man, in opdracht van een medeverdachte, een steen door een ruit van een woning in Hengelo gegooid en vervolgens een brandende molotovcocktail naar binnen gegooid. De rechtbank Overijssel heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte opzettelijk brand hebben willen stichten, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden met zich meebracht. De verdachte werd op 13 april 2021 veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks dat de brand niet is ontstaan, opzettelijk heeft gehandeld en dat er voldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de poging tot brandstichting. De rechtbank heeft ook de rol van de medeverdachte in de voorbereiding en uitvoering van het delict erkend, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van medeplegen. De verdachte heeft spijt betuigd en de rechtbank heeft rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn financiële problemen en de wens om zijn leven weer op de rails te krijgen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-252802-20 (P)
Datum vonnis: 13 april 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] ,
nu verblijvende in de PI Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
30 maart 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.P.G. Sommers en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. G. van der Steen, advocaat te 's-Gravenhage, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander heeft geprobeerd opzettelijk brand te stichten door een molotovcocktail/brandbom door een ruit van een woning aan [adres 2] te Hengelo (O) te gooien.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 26 april 2020 te Hengelo (O) ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand te stichten, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk:
- een zogenaamde molotovcocktail/brandbom (een fles gevuld met terpentine, althans een brandbare vloeistof/brandbaar gas met daarin een stuk stof (vermoedelijk een sok)) gemaakt en/of
- ( vervolgens) zich met die molotovcocktail/brandbom, althans een fles gevuld met een brandbare vloeistof/brandbaar gas, begeven naar de woning gelegen aan [adres 2] en/of
- ( vervolgens) een steen door de ruit in de voorgevel van voornoemde woning gegooid, althans een ruit in de voorgevel van voornoemde woning vernield en/of
- ( vervolgens) open vuur via dat stuk stof met die terpentine, althans brandbare vloeistof/brandbaar gas in aanraking gebracht (en zodoende voornoemde molotovcocktail/brandbom aangestoken) en/of
- ( vervolgens) die brandende molotovcocktail/brandbom, althans een fles gevuld met een brandbare vloeistof/brandbaar gas, door voornoemde vernielde ruit van die woning naar binnen gegooid,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die woning gelegen aan [adres 2] en/of de zich in die woning bevindende goederen en/of aangrenzende en/of zich in de nabijheid van die woning bevindende (overige) woningen en/of gebouwen en/of zich daarin bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners en/of andere personen in die woning en/of de bewoners en/of andere personen in de aangrenzende en/of zich in de nabijheid van die woning bevindende woningen en/of gebouwen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

Dit onderdeel bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het ten laste gelegde bewezen verklaard kan worden. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is geweest.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het er sterk op lijkt dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde gedragingen heeft uitgevoerd, maar dat op grond van het dossier niet kan worden aangenomen dat verdachte opzet had – ook niet in voorwaardelijke zin – op het stichten van brand. Opzettelijke brandstichting kan derhalve niet bewezen worden verklaard. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat er feitelijk geen gevaar voor bewoners of andere aanwezigen in het pand is geweest nu er in de woning geen personen aanwezig waren. Om gevaar voor personen in aangrenzende woningen aan te nemen biedt het dossier volgens de raadsman geen, althans te weinig, bewijs.
De verdediging refereert zich met betrekking tot het medeplegen aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De betrouwbaarheid van de verklaring van verdachte
De rechtbank acht de verklaring van verdachte betrouwbaar. De rechtbank overweegt in dit verband dat de verklaring van verdachte uitvoerig en gedetailleerd is en dat de verklaring op essentiële punten steun vindt in onder meer het onderzoek naar de mastgegevens van zijn telefoon, het telefonisch verkeer tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] voor en na het strafbare feit en de DNA-sporen die zijn aangetroffen op de molotovcocktail, de camerabehuizing en de steen waarmee is gegooid. Verdachte heeft een reden gegeven waarom hij pas in het vierde politieverhoor een bekennende (en voor zijn medeverdachte belastende) verklaring heeft afgelegd. Verdachte wist niet dat de ex-partner en de kinderen van [medeverdachte] normaliter in de woning verbleven waar hij de molotovcocktail naar binnen heeft gegooid. Verdachte had, nadat hij hiervan in kennis werd gesteld, meteen spijt van zijn handelen. Daarnaast belast verdachte ook zichzelf met zijn verklaring. Dat de verklaringen van verdachte niet op alle punten consistent zijn, doet naar het oordeel van de rechtbank aan de geloofwaardigheid niet af.
4.3.2
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast.
Op 24 april 2020 is verdachte samen met [medeverdachte] vanuit Den Haag naar Hengelo gereden. [medeverdachte] heeft tijdens deze autorit aan verdachte verteld dat hij een huis in Hengelo had dat in de brand moest. [medeverdachte] kwam met het plan om een molotovcocktail te maken met een fles met brandbare vloeistof. In Hengelo aangekomen is [medeverdachte] samen met verdachte langs de woning aan [adres 2] gereden in het kader van een voorverkenning. [medeverdachte] heeft tijdens deze voorverkenning aan verdachte laten zien om welke woning het ging. Ook heeft [medeverdachte] verteld dat verdachte het raam moest ingooien en vervolgens de molotovcocktail naar binnen moest gooien. Verdachte zou daarvoor geld van [medeverdachte] krijgen. Op 25 april 2020 is verdachte vanuit Den Haag naar Hengelo gereden. Op 25 april 2020 om 23:35 uur maakte een telefoon met het telefoonnummer van verdachte gebruik van een mast aan de Vöckersweg in Hengelo. Om 23:39 uur maakte een telefoon met het telefoonnummer van verdachte gebruik van een mast aan [adres 4] in Hengelo. Op 26 april 2020 om 01:08 uur maakte een telefoon met het telefoonnummer van verdachte gebruik van een mast aan de PC Hooftlaan in Hengelo.
In Hengelo aangekomen heeft verdachte van [medeverdachte] een gele plastic tas van het merk Jumbo gekregen met daarin een flesje Desperados, een stuk stof en een flesje met terpentine. Verdachte is naar de woning aan [adres 2] gereden die [medeverdachte] op 24 april 2020 tijdens de voorverkenning had aangewezen. Verdachte heeft het flesje Desperados gevuld met terpentine en heeft het stuk stof in de fles gedaan. Verdachte is vervolgens naar de woning gelopen en heeft een steen door het kleine raampje aan de voorzijde van de woning gegooid. Verdachte heeft het stuk stof in de fles in brand gestoken en heeft de brandende fles naar binnen gegooid. Op de camerabeelden is ook te zien dat verdachte richting de woning aan [adres 2] kwam lopen met een gele plastic tas van het merk Jumbo in zijn handen. Om 01:23 uur en om 02:08 uur maakte een telefoon met het telefoonnummer van verdachte gebruik van een mast aan [adres 3] te Hengelo. De woning aan [adres 2] valt binnen het dekkingsgebied van deze mast. Op de camerabeelden is voorts te zien dat verdachte een glazen fles uit de tas pakt en om 02:16:55 uur een bovenhandse beweging richting de voorgevel van de woning maakt. Kort is te zien dat iets oplicht tussen verdachte en de gevel van de woning. Ook is te zien dat verdachte vervolgens is weggelopen. Om 02:24 uur maakte een telefoon met het telefoonnummer van verdachte gebruik van een mast aan de PC Hooftlaan te Hengelo. Om 05:44 uur maakte een telefoon met het telefoonnummer van verdachte gebruik van een mast in Den Haag.
Zowel voorafgaand aan het incident als vlak na het incident hebben verdachte en de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] telefonisch contact met elkaar gehad. De gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] heeft voorafgaand aan het incident drie keer naar het telefoonnummer van verdachte gebeld, om 23:21 uur, om 23:35 uur en om 01:23 uur. Verdachte heeft voor het gooien van de molotovcocktail tevergeefs geprobeerd contact te krijgen met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Nadat de molotovcocktail door verdachte in de woning is gegooid, heeft verdachte om 02:24 uur drie minuten gebeld met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
Op 26 april 2020 omstreeks 02:33 uur werd aangeefster [aangeefster] – die op dat moment met haar kinderen bij haar moeder verbleef – gebeld door haar buurvrouw [getuige] , die aan [adres 5] te Hengelo woonachtig is. Getuige [getuige] bevond zich op 26 april 2020 in haar slaapkamer en hoorde rond 02:15 uur een harde knal. Verderop in de straat, bij de woning van aangeefster, zag zij een persoon in de voortuin staan. Getuige [getuige] zag plotseling vuur bij het ingeslagen raam ontstaan. Na het telefonisch contact met getuige [getuige] , heeft aangeefster meteen 112 gebeld. Naar aanleiding van deze melding heeft verbalisant [verbalisant 1] zich naar [adres 2] in Hengelo begeven. Verbalisant [verbalisant 1] rook bij binnenkomst in de woning een sterke terpentinegeur. Hij zag dat er op de bank in de woonkamer een baksteen lag en ter hoogte van de keuken zag hij een kapotte fles liggen. In de opening van de fles zat een beige kleurige doek die sterk naar terpentine rook. Het topje van de doek was afgebrand.
Op 26 april 2020 om 10:45 uur is in de woning door de bij het Team Forensische Opsporing werkzame verbalisant [verbalisant 2] onderzoek verricht. Tijdens het forensisch onderzoek werden onder meer glasscherven aangetroffen. Een deel van de aangetroffen glasscherven werd bijeen gehouden door een etiket, waarop de naam Desperados was aangebracht. Uit een gedeelte van de flessenhals stak een bruinkleurig doekje (de lont). De rand van het doekje was door inwerking van het vuur aangetast. Het doekje was droog. Het feit dat de doek droog was, kan volgens de verbalisant passen bij een vluchtige stof die onder invloed van temperatuur en tijd verdampt, zoals terpentine. Uit empirisch onderzoek naar de deugdelijkheid van de lont in droge en natte (met terpentine doordrenkte) toestand is komen vast te staan dat de ontbrandbaarheid van de droge lont goed was en die van de doordrenkte lont beter. Gezien het door vuur vergane deel van de lont, heeft de lont gebrand. Indien de molotovcocktail was blijven branden en op de stoffen meubels terecht was gekomen, was het zeer waarschijnlijk geweest dat deze vlam hadden gevat. Het uitblijven van de brand is daarom naar het oordeel van verbalisant [verbalisant 2] niet het gevolg geweest van een ondeugdelijk middel, maar veeleer te wijten aan onzorgvuldig handelen. Door het (te) vluchtig handelen van verdachte, was het vuur waarschijnlijk onvoldoende ontwikkeld toen het met de ontbrandbare stof in de woning werd gebracht. Het vuur ging daardoor uit voordat het in de woning brand kon veroorzaken.
Door verbalisant [verbalisant 2] zijn verschillende goederen en sporen veiliggesteld en onderzocht op biologische sporen. Deze goederen en sporen zijn overgedragen aan het Nederlands Forensisch Instituut voor nader onderzoek.
Uit de bemonstering van de camerabehuizing onder het afdak nabij de voordeur van de woning (SIN: AANH2027NL) is een DNA-profiel verkregen. De deskundige heeft gerapporteerd dat het veel waarschijnlijker is dat de bemonstering DNA-materiaal bevat van verdachte, dan wanneer de bemonstering DNA-materiaal bevat van een onbekende, niet verwante persoon. De rechtbank leidt uit deze onderzoeksresultaten, in samenhang met de rest van het dossier, af dat de camerabehuizing DNA-materiaal bevat van verdachte.
Uit de bemonstering van de steen (SIN: AANU6175NL) is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal drie personen, van wie zeker één man. De deskundige heeft gerapporteerd dat de bevindingen van het onderzoek zeer veel waarschijnlijker zijn als de bemonstering celmateriaal bevat van verdachte en twee onbekende, niet verwante personen dan wanneer de bemonstering celmateriaal bevat van drie onbekende, niet verwante personen. De rechtbank leidt uit deze onderzoeksresultaten, in samenhang met de rest van het dossier, af dat de steen DNA-materiaal bevat van – onder anderen – verdachte.
Uit de bemonstering van de bolle zijden van de fles Desperados (SIN: AANU6208NL) is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal twee donoren, van wie zeker één man. De deskundige heeft gerapporteerd dat er een DNA-hoofdprofiel is afgeleid van een man en dat dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte [medeverdachte] . De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Dit betekent, dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurige onbekende man overeenkomt met dit DNA-hoofdprofiel kleiner is dan één op één miljard. Hieruit leidt de rechtbank af, in samenhang met de rest van het dossier, dat de bemonstering van de bolle zijden van de fles Desperados DNA bevat van [medeverdachte] .
4.3.3
De gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1]
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] blijkt dat er onderzoek is verricht naar de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Dit telefoonnummer is vergeleken met een telefoonnummer dat volgens [medeverdachte] zelf bij hem in gebruik was, namelijk [telefoonnummer 2] . Uit onderzoek komt naar voren dat zowel met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] dat in gebruik was bij [medeverdachte] , als met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] contact is onderhouden met een aantal dezelfde personen. Daarnaast is ook uit onderzoek naar voren gekomen dat zowel met telefoonnummer [telefoonnummer 2] dat in gebruik was bij [medeverdachte] , als met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] veel gebruik werd gemaakt van dezelfde cellen. Daarbij komt dat verdachte bij de politie en ter zitting heeft verklaard dat hij voor en na het incident telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte] en dat [medeverdachte] gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Op basis van de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , in samenhang met de verklaring van verdachte, stelt de rechtbank vast dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] ten tijde van en kort voor en na het tenlastegelegde feit bij [medeverdachte] in gebruik is (geweest).
4.3.4
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van medeverdachte [medeverdachte] zal dan van voldoende gewicht moeten zijn geweest. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van [medeverdachte] , diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding. [1]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van [medeverdachte] bij het tenlastegelegde het volgende af.
Het staat vast dat verdachte op 26 april 2020 een ruit van de woning aan [adres 2] in Hengelo met een steen heeft ingegooid en dat verdachte vervolgens door die ruit een brandende molotovcocktail naar binnen heeft gegooid. Ook staat vast dat [medeverdachte] niet bij de uitvoering van deze handelingen aanwezig was.
De betrokkenheid van [medeverdachte] was als volgt. Twee dagen voorafgaand aan het misdrijf is [medeverdachte] samen met verdachte naar Hengelo gereden in het kader van een voorverkenning. [medeverdachte] heeft tijdens deze autorit aan verdachte verteld dat hij een huis had in Hengelo dat in de brand moest en hem verzocht dit te doen. [medeverdachte] heeft in het bijzijn van verdachte het plan uitgesproken om een molotovcocktail te maken met een fles met brandbare vloeistof. [medeverdachte] is vervolgens met verdachte langs de bewuste woning aan [adres 2] in Hengelo gereden en heeft verdachte verteld dat die woning in de brand moest. [medeverdachte] heeft verdachte instructies gegeven over de uitvoering van het misdrijf. [medeverdachte] heeft verdachte in ruil voor deze handelingen geld aangeboden.
Op 25 april 2020 heeft [medeverdachte] in Hengelo goederen aan verdachte verstrekt zoals hiervoor onder de feiten en omstandigheden is vermeld, terwijl vast is komen te staan dat die goederen bestemd waren voor de uitvoering van het misdrijf om brand te stichten en ook zijn gebruikt met dat doel. Op een van de goederen, een fles Desperados, is het DNA van [medeverdachte] aangetroffen. Dit past binnen de door verdachte gegeven verklaring.
[medeverdachte] heeft voorafgaand aan het incident drie keer telefonisch contact opgenomen met verdachte op verschillende tijdstippen. Daarnaast heeft verdachte vlak voor het incident telefonisch contact met [medeverdachte] proberen op te nemen. Na het incident heeft verdachte drie minuten telefonisch contact gehad met [medeverdachte] .
Op grond van het voorgaande – in het bijzonder ook de wijze waarop de handelingen elkaar hebben opgevolgd en/of met elkaar in verband staan – is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering van de poging tot brandstichting, is de bijdrage van [medeverdachte] aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Het zwaartepunt van de door de [medeverdachte] geleverde bijdrage ligt naar het oordeel van de rechtbank in zijn initiërende rol als opdrachtgever en zijn intellectuele bijdrage, die als wezenlijk dient te worden aangemerkt. [medeverdachte] is twee dagen voor het incident met verdachte naar Hengelo gereden en heeft hem toen de woning getoond van zijn ex-partner. Nadat verdachte op 25 april 2020 naar Hengelo was vertrokken, heeft [medeverdachte] voorafgaand aan het incident telefonisch contact gehad met verdachte. [medeverdachte] heeft zich op dit moment niet van het plan gedistantieerd, terwijl hij dit wel had kunnen doen door bijvoorbeeld de politie te bellen.
Dit alles overziend is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte] met zijn handelen een aanzienlijke intellectuele rol als medepleger heeft vervuld, naast een niet onaanzienlijke rol als feitelijk uitvoerder van voorbereidingshandelingen. Om die reden is sprake van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en verdachte dat sprake is van medeplegen.
4.3.5
Opzet
Zoals hiervoor vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte in opdracht van [medeverdachte] een steen door de ruit van de woning en [adres 2] te Hengelo heeft gegooid en de lont – bestaande uit een stuk doek – van de molotovcocktail heeft aangestoken, waarna hij deze molotovcocktail in die woning heeft gegooid. Verdachte heeft de molotovcocktail aldus brandend door de kapotte ruit van voornoemde woning gegooid. Uit forensisch onderzoek komt naar voren dat het zeer waarschijnlijk is dat als de molotovcocktail was blijven branden en op de stoffen meubels in de woonkamer terecht was gekomen, deze vlam hadden gevat. Naar het oordeel van de rechtbank is dergelijk handelen naar zijn uiterlijke verschijningsvorm gericht op en geschikt voor het veroorzaken van een brand. De kans op brand was naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Onder deze omstandigheden hebben verdachten naar het oordeel van de rechtbank in voorwaardelijke zin opzet gehad op brandstichting.
4.3.6
Gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
Uit het forensisch rapport blijkt dat in de voornoemde woning stoffen meubels, waaronder een fauteuil en een bank, stonden. Het is zeer waarschijnlijk dat als de molotovcocktail was blijven branden en op de stoffen meubels achter het ingegooide raam terecht was gekomen, deze vlam hadden gevat. In de aangrenzende woningen lagen personen te slapen ten tijde van het naar binnen gooien van de brandende molotovcocktail. Uit het forensisch rapport komt ook naar voren dat er levensgevaar voor omwonenden, die in de aangrenzende woningen lagen te slapen, te duchten was geweest indien de woning vlam had gevat. De rechtbank overweegt dat wanneer op een nachtelijk tijdstip, een moment waarop de meeste mensen in hun woning liggen te slapen, in een woning een brandende molotovcocktail naar binnen wordt gegooid, naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans bestaat dat ten gevolge van deze brand voor bewoners van de aangrenzende woningen levensgevaar te duchten is. Daarbij verhoogt het tijdstip – midden in de nacht – de kans op slachtoffers, aangezien slapende mensen doorgaans minder snel reageren op dreigend gevaar. Verdachte heeft bovendien bij de politie verklaard dat hij wist dat er buren aanwezig waren in de aangrenzende woningen en dat het voor de buren fataal zou kunnen worden. De rechtbank is gezien de bovengenoemde omstandigheden van oordeel dat er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was.
4.3.7
Deugdelijkheid middel
Verdachte heeft, zoals eerder vermeld, in opdracht van [medeverdachte] een flesje Desperados gevuld met terpentine, het doekje in het flesje gedaan, het doekje vervolgens aangestoken en de brandende molotovcocktail in de woning gegooid. De verschillende feitelijke handelingen zoals die door verdachte zijn verricht, zijn te duiden als een begin van uitvoering waardoor het voornemen van verdachte en [medeverdachte] om brand te stichten in de woning aan [adres 2] in Hengelo is geopenbaard. De gegooide molotovcocktail is terecht gekomen in een woonkamer waar stoffen meubels stonden. Verdachte kon niet precies inschatten waar de molotovcocktail die hij gooide tot stilstand zou komen, hoe de vlam zich precies zou ontwikkelen en waar de vonken terecht zouden komen. De stoffen meubels hadden, eenmaal in aanraking met de brandende molotovcocktail, naar mag worden aangenomen, zeer goed vlam kunnen vatten. Uit het forensisch rapport blijkt ook dat kan worden gesteld dat het uitblijven van de brand te wijten is aan het onzorgvuldig handelen van verdachte. Gezien de beperkte verbranding van de lont van de molotovcocktail en de beeldopnamen, kan worden gesteld dat door (te) vluchtig handelen van verdachte, het vuur waarschijnlijk onvoldoende was ontwikkeld toen het met de ontbrandende stof in de woning werd gebracht. De molotovcocktail was onder de genoemde omstandigheden een deugdelijk middel, maar verdachten zijn niet geslaagd in de opzet om brand te stichten in de woning. De rechtbank is derhalve van oordeel dat door verdachten gebruik is gemaakt van een deugdelijk middel, waardoor sprake is van een strafbare poging tot brandstichting.
4.3.8
Conclusie
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als medepleger heeft schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde poging tot het opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 april 2020 te Hengelo (O) ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand te stichten, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk:
- een zogenaamde molotovcocktail/brandbom (een fles gevuld met terpentine met daarin een stuk stof) gemaakt en
- vervolgens zich met die molotovcocktail/brandbom begeven naar de woning gelegen aan [adres 2] en
- vervolgens een steen door de ruit in de voorgevel van voornoemde woning gegooid en
- vervolgens open vuur via dat stuk stof met die terpentine in aanraking gebracht en zodoende voornoemde molotovcocktail/brandbom aangestoken en
- vervolgens die brandende molotovcocktail/brandbom door voornoemde vernielde ruit van die woning naar binnen gegooid,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die woning gelegen aan [adres 2] en de zich in die woning bevindende goederen en aangrenzende woningen en de zich daarin bevindende goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners en/of andere personen in de aangrenzende woningen te duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: medeplegen van een poging tot het opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering te verbinden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. De raadsman heeft verzocht de bijzondere voorwaarde betreffende de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden niet aan de verzochte straf te verbinden, omdat verdachte deze gedragsinterventie al in het huis van bewaring heeft gevolgd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft op verzoek van zijn medeverdachte, terwijl hem een geldelijke beloning in het vooruitzicht was gesteld, een steen door een ruit van een woning gegooid en vervolgens door deze kapotte ruit een brandende molotovcocktail naar binnen gegooid. De fles gevuld met licht ontvlambare terpentine met daarin een brandende doek, is in de woning terecht gekomen. Er ontstond vervolgens een vlam, die om onbekende redenen vanzelf doofde. In de woning bevonden zich stoffen meubels en in de aangrenzende woningen bevonden zich slapende personen. Dat de woning niet in brand is geraakt, is te danken aan de gelukkige omstandigheid dat het vuur is gedoofd. Als de omstandigheid zich niet had voorgedaan, dan waren de gevolgen van het handelen van verdachte en zijn medeverdachte mogelijk veel ernstiger geweest. Een dergelijke poging tot brandstichting is een delict met een groot gevaarzettend karakter en dient als een zeer ernstig strafbaar feit te worden gekwalificeerd. Bij betrokkenen zijn gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaakt. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende.
Uit het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 14 december 2020 blijkt dat de documentatie van verdachte niet recent is en dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Over verdachte zijn op 2 december 2020 en 20 maart 2021 reclasseringsrapportages uitgebracht. Hieruit blijkt dat verdachte een man is die op vrijwel alle leefgebieden problemen heeft. Verdachte is dakloos, heeft geen dagbesteding, er zijn grote schulden, er is sprake van middelenproblematiek en verdachte verkeert in een negatief verslaafd en/of crimineel netwerk.
Er zijn problemen op het gebied van psychosociaal functioneren en dit vertaalt zich ook in problematische partnerrelaties. De familie van verdachte speelt een belangrijke rol in het leven van verdachte. Verdachte wil zijn leven weer op de rit krijgen en heeft tijdens zijn voorarrest meermalen contact opgenomen met de reclassering om aan te geven dat hij mee wil werken aan een reclasseringstraject. De reclassering adviseert om verdachte een reclasseringstraject op te leggen, waarbij de reclassering mogelijkheden ziet om het stamgezin van verdachte te betrekken bij het traject. De reclassering adviseert om als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan het aflossen van schulden en het treffen van betalingsregelingen, meewerken aan de controle van het gebruik van alcohol en drugs, een inspanningsverplichting ten aanzien van het vinden en behouden van dagbesteding en het geven van toestemming om contact te onderhouden met zijn steunend netwerk (stamgezin) ten behoeve van het signaleren van risicosignalen op te leggen.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op de excuusbrief die verdachte aan het slachtoffer heeft geschreven, waarin hij aangeeft dat hij spijt heeft van zijn handelen. Ook heeft verdachte ter zitting blijk gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien.
Gelet op de ernst van het feit, maar ook rekening houdend met de persoon van de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, moet worden opgelegd. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden verbinden, zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, omdat verdachte deze gedragsinterventie al tijdens zijn voorarrest heeft afgerond.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 47 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08-252802-20 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08-252802-20 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: medeplegen van een poging tot het opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
twee jarenwaarvan
één jaarvoorwaardelijk met een
proeftijd van drie jaren;
- stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich binnen twee dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor via telefoonnummer 088-0282220. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk na het ingaan van de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo snel mogelijk na het ingaan van de proeftijd. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
- een inspanningsverplichting heeft ten aanzien van het vinden en behouden van dagbesteding;
- de reclassering toestemming geeft om contact te onderhouden met zijn steunend netwerk (stamgezin) ten behoeve van het signaleren van risicosignalen, voor zover dit relevant wordt geacht voor het reclasseringstraject;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- daarbij gelden als
voorwaarden van rechtswegedat de veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. V. Wolting, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Gottemaker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 april 2021.
Buiten staat
Mr. M.A.H. Heijink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier Kluut20 (ON2R020051) van de politie eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche Twente, van 28 december 2020. Er wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.

1.

Het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] van 26 april 2020, pagina 167-168, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster.
Ik ben eigenaar van het pand aan [adres 2] in Hengelo. Ik heb een relatie gehad met [medeverdachte] . Op 26 april 2020 omstreeks 2:17 uur schrok ik wakker. Ik zag op de telefoon dat de buurvrouw belde van [adres 5] . Ik hoorde dat de buurvrouw zei dat ze een knal had gehoord en daardoor naar het raam was gelopen en naar buiten had gekeken. Toen ze naar buiten keek, zag ze een man voor mijn woning staan. Ik hoorde dat ze zei dat ze zag dat hij iets aanstak en dit door het blijkbaar kapotte raam gooide. Toen ik dit hoorde heb ik direct 112 gebeld.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 1 mei 2020, pagina 194, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige.
Op 26 april 2020 bevond ik mij in de slaapkamer. Omstreeks 02:15 uur hoorde ik een harde knal. Verderop in de straat, bij de woning van [aangeefster] , zag ik een persoon in de voortuin staan. Ik zag plotseling vuur bij het ingeslagen raam ontstaan. Dit vuur brandde kort.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 30 april 2020, pagina 176, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisant.
Op 26 april 2020 reed ik naar [adres 2] te Hengelo. Ik liep naar binnen en rook bij binnenkomst een sterke terpentinegeur. Ik liep naar de woonkamer en hier werd de geur sterker. Ik zag dat er op de bank een baksteen lag. Vervolgens zag ik dat ter hoogte van de keuken een kapotte fles lag. Ik zag in het bovenste gedeelte, namelijk de opening van de mond, een beige kleurige doek. Ik voelde dat dit doekje nat was en sterk naar terpentine rook. Ook zag ik dat het topje van dat doekje afgebrand was.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 28 april 2020, pagina’s 184-185, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisant.
Ik keek de beelden die gemaakt zijn met een beveiligingscamera die bevestigd was aan een woning aan [adres 2] in Hengelo. De werkelijke tijd is één uur later dan wordt aangegeven op de camerabeelden. Om 01:14:51 zie ik een persoon aan komen lopen. Deze persoon draagt een gele plastic tas van de Jumbo. Ik zie dat deze persoon in de richting van de woning loopt. Om 01:15:25 uur zie ik dat de persoon in de Jumbo tas reikt. Ik zie dat de persoon een glazen fles uit de tas pakt. Om 01:16:08 uur zie ik dat de persoon bukt en de Jumbo tas op de grond zet. De man loopt vervolgens richting de voorzijde van de woning. Om 01:16:55 uur zie ik dat de persoon een bovenhandse gooiende beweging maakt in de richting van de voorgevel van de woning. Ik zie vervolgens korte tijd iets oplichten tussen de persoon en de gevel van de woning. Ik zie vervolgens dat de persoon wegloopt van de voorzijde van de woning.
5.
Het proces-verbaal van forensisch onderzoek aan [adres 2] te Hengelo van verbalisant [verbalisant 2] , pagina’s 56-59, onder meer in houdende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisant.
Gezien het feit dat de camerabehuizing was beetgepakt, werd deze behuizing met een wattenstaafje bemonsterd op de aanwezigheid van humaan biologisch celmateriaal. Ik zag dat de woonkamer, ter hoogte van de voorgevel, was ingericht met een fauteuil en een bankstel, die in lijn achter het openslaand raam stonden opgesteld. Door [aangeefster] werd ik gewezen op een steen, die na het incident door bewoonster apart was gelegd. Ook werd ik door [aangeefster] gewezen op een tas die op de woonkamertafel lag en waarin het glas lag dat na het incident bijeen was gebracht. Ik zag dat een deel van deze gevormde glasscherven bijeen gehouden werd door een etiket, waarop de naam Desperados was aangebracht. Tussen de glasscherven zag ik ook een deel van een flessenhals met opening liggen, waaruit een bruinkleurige doek stak. Ik zag dat de doek droog was. Ik zag dat de rand van het uitstekende deel van de doek, dat wil zeggen het deel van de doek dat uit de flesopenening stak, door de inwerking van vuur was aangetast. Ik zag namelijk dat de doek op die plaats verbrand/verkoold was en dat op het resterende deel van de stof geen verbrandingsverschijnselen zichtbaar waren. Het feit dat de doek droog was kan passen bij een vluchtige stof die onder invloed van temperatuur en tijd verdampt. Terpentine is een dergelijke vluchtige stof die onder invloed van temperatuur verdampt. Hoewel de molotovcocktail terecht kwam in de woonkamer van de woning en daar uit elkaar spatte, doofde het vuur op onbekende wijze. Gezien het door vuur vergane deel van de lont, kan gesteld worden dat de lont heeft gebrand. Om die reden kan gesteld worden dat het zeer waarschijnlijk is, dat als de molotovcocktail was blijven branden en op de stoffen meubels achter het geforceerde raam terecht was gekomen, deze vlam hadden gevat, met alle gevolgen van dien. Om die reden is het uitblijven van de brand niet het gevolg van een ondeugdelijk middel, maar is dit veeleer te wijten aan het onzorgvuldig handelen van de verdachte. Gezien de beperkte verbranding van de lont en de beeldopnamen, kan worden gesteld dat door het (te) vluchtig handelen van de verdachte, het vuur waarschijnlijk onvoldoende was ontwikkeld toen het met de ontbrandbare stof in de woning werd gebracht. Met als gevolg dat de brandende molotovcocktail uitging voordat het in de woning brand kon veroorzaken. De gebruikte molotovcocktail was onder de genoemde omstandigheden een deugdelijk middel, maar men slaagde niet in de opzet de woning in de brand te steken omdat het vuur tijdens of na het inbrengen in de woning doofde.
Indien de woning vlam had gevat, was aanzienlijke schade van de opstal en levensgevaar voor omwonenden, die in de aangrenzende woningen lagen te slapen, te duchten geweest.
6.
Het proces-verbaal van aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige van verbalisant [verbalisant 5] van 3 juni 2020, pagina’s 81-82, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van de verbalisant:
Sporen
Spoornummer : PL0600-2020185045-163437
SIN : AANH2027NL
Spoortype : Biologisch
Spooromschrijving : Epitheel
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Datum/tijd veiligstellen : 26 april 2020 om 12:02 uur
Plaats veiligstellen : Camerabehuizing onder afdak nabij voordeur
Bijzonderheden : Verdachte probeerde de camera te manipuleren
Spoornummer : PL0600-2020185045-164497
SIN : AANU6175NL
Spoortype : Biologisch
Spooromschrijving : Epitheel
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Datum/tijd veiligstellen : 26 mei 2020 om 11:23 uur
Plaats veiligstellen : Gehele steen
Spoornummer : PL0600-2020185045-164737
SIN : ANU6208NL
Spoortype : Biologisch
Spooromschrijving : Epitheel
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Datum/tijd veiligstellen : 3 juni 2020 om 08:06 uur
Plaats veiligstellen : Bolle zijden 1, 2 en 3 en beide zijden 4
7.
Een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapportage, Forensisch DNA-onderzoek, opgemaakt en ondertekend door dr. M. Hidding, NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige, verbonden aan The Maastricht Forensic Institute, pagina’s 94-96, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van de deskundige.
De resultaten van het DNA-onderzoek zijn weergegeven in tabel 2.
[afbeelding]
Om een uitspraak te doen over het mogelijke donorschap van het celmateriaal van [verdachte] in de bemonstering van camerabehuizing AANH2027NL en de gehele steen AANU6175NL is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende, hypothesen.
Camerabehuizing AANH2027NL:
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [verdachte] .
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van een onbekende niet verwante
persoon.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem zeer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Gehele steen AANU6175NL
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [verdachte] en twee
onbekende, niet verwante personen.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van drie onbekende, niet verwante
personen.
De resultaten van het onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen betreffende de analyse van historische verkeersgegevens telefoonnummers van verbalisant [verbalisant 3] van 15 september 2020, pagina 201-206, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisant.
Het bleek dat [verdachte] het telefoonnummer [telefoonnummer 3] in gebruik had/in gebruik had gehad. Op tijdstippen rondom het strafbare feit maakte het telefoonnummer van [verdachte] gebruik van GSM masten in Hengelo. Op 25 april 2020 te 23:35 uur maakte het telefoonnummer [telefoonnummer 3] gebruik van een cell aan de Vöckersweg in Hengelo. Op 25 april 2020 te 23:39 uur maakte het telefoonnummer [telefoonnummer 3] gebruik van een cell aan [adres 4] in Hengelo. Op 26 april 2020 te 01:08 uur maakte het telefoonnummer [telefoonnummer 3] gebruik van een cell aan de PC Hooftlaan in Hengelo. Op 26 april 2020 te 01:23 uur maakte het telefoonnummer [telefoonnummer 3] gebruik van een cell aan [adres 3] in Hengelo. Op 26 april 2020 te 02:08 uur maakte het telefoonnummer [telefoonnummer 3] gebruik van een cell aan [adres 3] in Hengelo. Het dekkingsgebied van de cell aan [adres 3] :
[afbeelding]
Op 26 april 2020 te 02:24 uur maakte het telefoonnummer [telefoonnummer 3] gebruik van een cell aan de PC Hooftlaan in Hengelo. Het dekkingsgebied van de cell aan de PC Hooftlaan:
[afbeelding]

9.

Het proces-verbaal van bevindingen betreffende de bevindingen ten aanzien van gebruiker [telefoonnummer 1] van verbalisant [verbalisant 3] van 25 september 2020, pagina 223-225, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisant.
Uit de analyse van historische gegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] van [verdachte] is gebleken dat met dit telefoonnummer contact is geweest met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Uit de analyse bleek dat tussen het telefoonnummer [telefoonnummer 3] van [verdachte] en de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] op 25 april 2020 en 26 april 2020 ook contact was. Op 25 april 2020 te 23:21 uur belde de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] 38 seconden naar het telefoonnummer [telefoonnummer 3] van [verdachte] . Op 25 april 2020 te 23:35 uur belde de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] 15 seconden naar het telefoonnummer [telefoonnummer 3] van [verdachte] . Op 26 april 2020 te 01:23 uur belde de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] 19 seconden naar het telefoonnummer [telefoonnummer 3] van [verdachte] . Op 26 april 2020 te 02:08 uur werd met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] van [verdachte] 0 seconden naar de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] gebeld. Op 26 april 2020 te 02:24 uur werd met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] van [verdachte] 3 minuten naar de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] gebeld.
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] is gebleken met welke telefoonnummers/personen de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] contact heeft gehad. Tijdens het onderzoek van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] dat in gebruik is bij [medeverdachte] zijn ook de historische verkeersgegevens gevorderd. Uit de analyse van die historische verkeersgegevens is gebleken met welke telefoonnummers/personen [medeverdachte] met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] contact heeft gehad. Het bleek dat zowel met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] als met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] contact is onderhouden met een aantal dezelfde personen. Uit de historische gegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] is gebleken van welke cellen gebruik werd gemaakt. De cell die het meest gebruik werd (203x) betreft een cell die gelegen is aan de [adres 6] te Hengelo. Deze cell geeft dekking aan het gebied waar zich ook de woning van de ouders van [medeverdachte] bevindt. Daarnaast werden twee cellen aan [adres 7] te Kwintsheul een aantal keren gebruikt (48x). Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] dat in gebruik is bij [medeverdachte] is gebleken van welke cellen gebruik werd gemaakt. De cell die het meest gebruikt werd (4206x) betreft een cell die gelegen is aan de [adres 6] te Hengelo. Daarnaast werden ook veelvuldig cellen in Kwintsheul gebruikt. Uit de totale analyse van de historische verkeersgegevens is gebleken dat het zeer aannemelijk is dat [medeverdachte] de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] was.
10.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 3 november 2020, pagina 273-277, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verdachte.
[medeverdachte] is voor die nacht van 25 op 26 april 2020 bij mij in Den Haag gekomen. [medeverdachte] heeft mij toen gebeld en hij is naar Den Haag gekomen. Hij vroeg aan mij of ik iets voor hem wilde doen. Hij wilde mij daar ook geld voor geven. Ik zei is goed. Hij belde mij in de week voor 25 april 2020 en hij kwam gelijk naar mij toe. Hij belde mij in de week voor 25 april 2020 en hij kwam gelijk naar mij toe. De eerstvolgende keer dat ik hem sprak was die 25e. [medeverdachte] belde mij toen. Hij vertelde dat hij onderweg was naar mij. We zijn met ons tweeën naar Hengelo gaan rijden. We hebben ergens geparkeerd en we hebben met elkaar gesproken. Daarna zijn we naar Hengelo gereden en onderweg naar Hengelo heeft hij mij verteld wat hij wilde. Hij vertelde dat hij een huis in Hengelo had en dat dat huis in brand moest. Toen kwam [medeverdachte] met het idee. Dat een fles met brandbaar spul, een soort van molotovcocktail. Hij zei: ‘gooi dat in het huis’. Dat het huis in de brand gaat, was zijn doel. We kwamen toen in Hengelo aan. Toen zijn we naar het huis gereden van hem. Dit was een soort verkenning. Hij heeft er niet bij gezegd dat dit ook het huis van zijn vrouw en kinderen was. Het was zijn plan. Hij zei: ‘dit is de woning’. Hij zei dat het vandaag nog niet kon gebeuren, omdat hij de spullen nog niet had. Die fles enzo. Ik heb hem toen afgezet bij het huis van zijn ouders. Ik ben toen met zijn BMW terug gereden naar Den Haag. Dat was dus de dag voor de 25e. Dat is dan de 24e geweest. Bij die verkenning reden we heel rustig langs. Hij zei dat bij de voorkant een camera zat. Hij zei dat ik het raam in moest gooien en dat ik dan een molotovcocktail naar binnen moest gooien. Dat was dus pas de volgende dag. Ik ben toen in mijn eentje terug gereden naar Den Haag. Op de 25e ben ik vanuit Den Haag naar Hengelo gereden. Ik kwam tussen 00:00 uur en 01:00 uur aan in Hengelo. [medeverdachte] had mij een adres gegeven. Dat was in het centrum van Hengelo. Ik kreeg van hem een tas. Het was een gele Jumbo tas met een desperadosflesje, een doekje erin en een flesje met brandbaar spul. Je gebruikt dat flesje voor de barbecue, het is een wit flesje. Ik wilde het geld hebben. Daarom heb ik het ook gedaan. Toen ben ik naar dat huis gereden, het huis dat van hem in de brand moest. Ik heb toen in de auto dat desperadosflesje gevuld met het barbecue spul. Ik heb toen dat doekje erin gedaan, in het desperadosflesje. Ik zat te denken, moet ik het wel doen of niet. Ik liep naar de woning. Ik gooide een steen door het raam. Ik stak dat doekje in de fles aan. Ik dacht toen in mijn hoofd, ik ga het niet doen. Er zijn buren hiernaast. Dat kan voor hun fataal zijn. Ik keek naar binnen en in de hoek zag ik wel een bank staan. Ik heb dat aangestoken en ik heb die fles naar binnen gegooid. Nadat ik de fles heb gegooid, ben ik weggelopen. Ik heb die camera vastgepakt, omdat ik niet gefilmd wilde worden. Ik ben direct weggegaan, ik heb toen wel met hem gesproken via de telefoon. Ik ben terug gereden naar Den Haag en ik was in de nacht weer terug, tussen 04:00 uur en 06:00 uur. Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] is een oud telefoonnummer van mij. Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] is van [medeverdachte] .
11.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 maart 2021, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verdachte.
Het klopt dat ik die fles met brandbaar spul in de woning heb gegooid. Ik ben alleen met de auto vanuit Den Haag naar Hengelo gereden. Het klopt dat ik door [medeverdachte] ben gebeld in de week voor 25 april 2020. Hij is toen naar mij gekomen in Den Haag. [medeverdachte] zou mij er geld voor geven. [medeverdachte] wist dat ik geld nodig had, omdat ik hem had verteld over mijn financiële problemen. In de tas die ik van [medeverdachte] kreeg, zaten brandbare spullen. Ik ben naar de woning gegaan. Ik wist dat de woning leeg was, omdat [medeverdachte] dit had doorgegeven. Het was wel de bedoeling om de gehele woning af te branden. Ik heb van tevoren getwijfeld of ik het zou doen of niet. Ik heb een tijdje bij een voetbalveldje gezeten. Ik heb [medeverdachte] ook nog proberen te bellen, maar hij nam niet op. Ik heb een steen door de ruit gegooid. Ik heb het doekje aangestoken. Tijdens de voorverkenning is besproken welke woning het moest zijn en wat er moest gaan gebeuren.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474 en Hoge Raad 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718