ECLI:NL:RBOVE:2021:1521

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
8832077 \ CV EXPL 20-4489
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen door CAK aan gedaagde

In deze zaak vordert het CAK, een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan, betaling van openstaande facturen van gedaagde. De procedure begon met een dagvaarding op 24 september 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord van gedaagde en een conclusie van repliek van CAK. Gedaagde heeft erkend dat er een betalingsachterstand is, maar betwist de hoogte van het gevorderde bedrag. CAK heeft de eigen bijdragen van gedaagde vastgesteld op twee facturen van € 958,51 en € 199,25, waarvan gedaagde niet volledig heeft betaald.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde het restantbedrag van de openstaande nota's moet betalen, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft de gevorderde wettelijke rente tot 17 september 2020 niet volledig toegewezen, maar heeft het bedrag aan wettelijke rente beperkt tot € 13,00. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 849,96. Het vonnis is uitgesproken op 6 april 2021 door mr. F. Koster, kantonrechter, en mr. S.J.S. Groeneveld – Koekkoek.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8832077 \ CV EXPL 20-4489
Vonnis van 6 april 2021
in de zaak van
het publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan met eigen rechtspersoonlijkheid
CAK,
gevestigd en kantoorhoudende te 's-Gravenhage,
eisende partij, hierna te noemen CAK,
gemachtigde: Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 24 september 2020;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde];
- de conclusie van repliek, tevens akte houdende vermindering van eis van CAK.
1.2.
[gedaagde] heeft daarna, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?

2.1.
Op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 en de Wet Langdurige Zorg is CAK belast met de vaststelling en inning van de eigen bijdragen die zijn verschuldigd voor het ontvangen van een maatwerkvoorziening, een persoonsgebonden budget of genoten zorg.
2.2.
CAK heeft de eigen bijdragen van [gedaagde] vastgesteld en in twee facturen, ten bedrage van € 958,51 en € 199,25, bij [gedaagde] in rekening gebracht. [gedaagde] heeft de facturen niet volledig betaald.
Wat wil CAK?
2.3.
CAK wil dat [gedaagde] het restantbedrag van de twee openstaande nota’s betaalt, te vermeerderen met rente en met de buitengerechtelijke kosten, omdat zij de vordering uit handen heeft moeten geven. Daarom vordert CAK – na vermindering van eis – dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 225,42 aan CAK. Dit bedrag bestaat uit € 1.157,76 aan hoofdsom, € 13,44 aan wettelijke rente tot 17 september 2020 en € 147,78 aan buitengerechtelijke kosten, verminderd met de betalingen van [gedaagde] van in totaal € 1.093,56. Daarnaast vordert CAK de wettelijke rente over een bedrag van € 225,42 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
Wat vindt [gedaagde]?
2.4.
[gedaagde] erkent dat sprake is van een betalingsachterstand, maar betwist de hoogte van het in de dagvaarding gevorderde bedrag. Hij stelt dat hij tot en met eind oktober € 400,00 aan CAK heeft betaald. Hij maakt bezwaar tegen het verschuldigd zijn van de proceskosten, omdat de in de dagvaarding gevorderde hoofdsom niet klopt.
Wat vindt de kantonrechter van de zaak?
2.5.
CAK heeft naar aanleiding van het verweer van [gedaagde] haar vordering bij conclusie van repliek verminderd met de betalingen van [gedaagde]. Nu [gedaagde] de betalingsachterstand heeft erkend en hij de in de conclusie van repliek gewijzigde eis niet heeft weersproken, zal de hoofdsom van € 1.157,76, te verminderen met de betalingen van [gedaagde] zoals vermeld in 2.8, worden toegewezen.
2.6.
[gedaagde] moet ook de buitengerechtelijke kosten betalen. CAK heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Er zijn aanmaningen verstuurd, er is telefonisch contact gezocht en gemaild met [gedaagde]. De gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 147,78 komen voor toewijzing in aanmerking.
2.7.
Omdat [gedaagde] de facturen niet op tijd heeft betaald, moet hij ook de wettelijke rente over de hoofdsom betalen. De gevorderde rente van € 13,44 tot 17 september 2020 kan echter niet worden toegewezen, nu daarin – zo begrijpt de kantonrechter – ook de rente over de betaling van € 100,00 van 21 augustus 2020 is meegenomen. Bij gebreke van een betalingskenmerk is deze betaling weliswaar niet direct in mindering gebracht op de betalingsachterstand van [gedaagde], maar dat neemt niet weg dat [gedaagde] de betaling wel gedaan heeft. Als CAK de betaling nergens op kon afboeken, dan had zij de betaling terug moeten storten, zodat [gedaagde] in de gelegenheid zou worden gesteld om op te merken dat de betaling niet was verwerkt. De kantonrechter zal het bedrag aan gevorderde wettelijke rente daarom gemakshalve en naar billijkheid beperken tot € 13,00.
2.8.
Op grond van artikel 6:44 BW worden de betalingen van [gedaagde] eerst in mindering gebracht op de kosten, dan op de verschenen rente en tenslotte op de hoofdsom. Er zal dus een bedrag van € 1.157,76 + € 147,78 + € 13,00 - € 1.093,56 = € 224,98 aan hoofdsom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de dagvaarding.
Tot slot
2.9.
[gedaagde] krijgt in deze procedure grotendeels ongelijk. Hij moet daarom de proceskosten betalen. Voor de veroordeling in de proceskosten maakt het niet uit dat, zoals [gedaagde] betoogt, de in de dagvaarding gevorderde hoofdsom niet klopte en dat CAK de hoofdsom bij repliek heeft verminderd. Er was ten tijde van de dagvaarding immers wel degelijk sprake van een openstaande vordering, en CAK heeft kosten moeten maken om hiervoor een veroordelend vonnis te kunnen krijgen.
De proceskosten aan de zijde van CAK worden tot op heden begroot op € 849,96. Deze kosten bestaan uit € 102,96 aan kosten voor de dagvaarding, € 499,00 aan griffierecht dat CAK aan de rechtbank heeft moeten betalen en € 248,00 aan salaris voor de gemachtigde van CAK (2 punten x tarief € 124,00).

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan CAK te betalen een bedrag van € 224,98, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, vanaf 24 september 2020 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van CAK begroot op € 849,96;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. S.J.S. Groeneveld – Koekkoek op 6 april 2021.