ECLI:NL:RBOVE:2021:1505

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
08-232607-20
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot conservatoir beslag op woning in verband met hennepplantage

Op 17 maart 2021 heeft de rechtbank Overijssel in Almelo een beschikking gegeven in een zaak betreffende een klaagschrift tegen conservatoir beslag op een woning. De officier van justitie had beslag gelegd op de woning van klager, omdat er aanwijzingen waren dat er hennep was geoogst. Klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.A. Schuring, betwistte de rechtmatigheid van het beslag en stelde dat het beslag niet in overeenstemming was met de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Klager had enkele hennepplanten voor eigen gebruik gehad, maar er was geen sprake van bedrijfsmatige teelt of financieel voordeel. De raadkamer heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De officier van justitie stelde dat het beslag noodzakelijk was voor het verhaal van een eventueel wederrechtelijk verkregen voordeel, maar de raadkamer oordeelde dat de berekening van dit voordeel op aannames berustte en niet overtuigend was. Bovendien was het beslag niet in verhouding tot de waarde van de woning en waren er alternatieven voor het verhaal van het voordeel. Uiteindelijk heeft de rechtbank het klaagschrift gegrond verklaard en het beslag opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-232607-20
Klaagschriftnummer: 21/2082
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer op het klaagschrift op grond van artikel 552a Sv van:
[klager] ,
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
voor deze aangelegenheid woonplaats kiezende aan de Wierdensestraat 122, 7604 BM Almelo, ten kantore van advocaat mr. M.A. Schuring,
verder te noemen: klager.

1.Het verloop van de procedure

Het klaagschrift, gedateerd 18 februari 2021, is op 19 februari 2021 op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het klaagschrift is ingediend namens klager, door mr. M.A. Schuring, advocaat te Almelo.
Het klaagschrift betreft een op grond van artikel 94a Sv gelegd beslag op de woning aan de [adres] , kadastraal bekend: gemeente [gemeente] sectie [sectieletter] nummer [sectienummer] . Zakelijk weergegeven wordt geklaagd over de handhaving van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave.
Het klaagschrift is behandeld op de openbare zitting van de raadkamer van 17 maart 2021.
Bij de behandeling zijn de officier van justitie, klager en de raadsman gehoord.
De raadkamer heeft kennis genomen van de door de officier van justitie overgelegde relevante stukken uit het dossier van de strafzaak tegen klager. De raadkamer heeft daarnaast kennis genomen van de door de officier van justitie overgelegde conclusie met betrekking tot de omstandigheden waaronder het beslag heeft plaatsgevonden en het standpunt van het Openbaar Ministerie met betrekking tot het al dan niet handhaven van het beslag.

2.De standpunten van klager, de raadsman en de officier van justitie

Standpunt raadsman
De raadsman heeft naar voren gebracht dat klager erkent dat hij enkele hennepplanten thuis heeft gehad, maar dat deze enkel voor eigen gebruik zijn geweest. Van een bedrijfsmatige teelt is nimmer sprake geweest en derhalve ook niet van een op geld waardeerbaar voordeel. De raadsman stelt zich op het standpunt dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan klager een verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen. Daarnaast stelt de raadsman zich op het standpunt dat het gelegde beslag niet in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en in ieder geval dat het voortduren hiervan niet in overeenstemming is met de eisen van subsidiariteit. Het beslag is gelegd op de woning van klager op het moment dat deze woning te koop werd aangeboden. Klager heeft op 23 december 2020 een andere woning gekocht. De koopprijs hiervan bedroeg € 289.000,00. In verband met deze aankoop, heeft hij de door hem bewoonde en thans beslagen woning te koop aangeboden. Dit was nodig omdat de overwaarde van zijn huidige woning noodzakelijk was voor de betaling van de nieuw aangeschafte woning. Op 5 januari 2021 werd deze woning op de Facebookpagina van de verkopend makelaar aangeboden, is de machtiging tot conservatoire beslaglegging gevorderd en vervolgens het beslag gelegd. De huidige woning van klager is op 9 februari 2021 verkocht voor een bedrag van € 215.000,00. Klager wordt door de voortduring van de beslaglegging onevenredig benadeeld en er is voor de officier van justitie geen noodzaak om zulks te doen. Door de beslaglegging is het voor klager onmogelijk om de met de kopers overeengekomen koopovereenkomst na te komen. Klager is immers gehouden om de woning vrij van beslagen te leveren. Klager heeft als koper niet het recht om de koopovereenkomst te ontbinden. Om die reden zal hij bij het niet nakomen een boete van 10% van de koopprijs, aldus € 21.500,00 verschuldigd zijn. Daarnaast heeft dit tot gevolg dat klager de reeds gesloten overeenkomst tot aankoop van zijn nieuwe woning alsdan niet kan nakomen. Nu het beslag de levering van zijn huidige woning zal frustreren, kan hier geen uitvoering aan worden gegeven en dit heeft tot gevolg dat klager de contractuele boete van 10% van de koopsom, aldus € 28.900,00 verschuldigd zal worden. Daarbij is klager verplicht om de door hem gerealiseerde overwaarde van de beslagen woning te gebruiken voor de aanschaf van de woning indien hij aanspraak wenst te houden op hypotheekrenteaftrek, zulks op grond van de bijleenregeling. Er is derhalve geen sprake van dat deze overwaarde aan eventueel verhaal onttrokken wordt, maar enkel dat het verplaatst wordt van de ene woning naar de andere. Naast de overwaarde van de beslagen woning zal klager een hypothecaire geldlening van € 190.000,00 aangaan, waaruit blijkt dat eventueel verhaal nog steeds mogelijk zal blijven. Het is mogelijk om een voor klager minder verstrekkende zekerheid te krijgen, namelijk beslag op de nieuwe woning van klager nadat deze aan hem is geleverd. Klager zal daardoor niet geconfronteerd worden met een onverkoopbare woning en boetes die de hoogte van het gestelde wederrechtelijk verkregen voordeel ruimschoots overtreffen.
Standpunt klager
Klager heeft naar voren gebracht dat hij één keer vijftig planten heeft geoogst voor eigen gebruik. Daarna heeft klager dit aantal verdubbeld, ook voor eigen gebruik. Klager stelt zich op het standpunt dat hij hier nooit geld mee heeft verdiend.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat het beslag op de woning een zekerheidsstelling betreft tot verhaal van de betaling van een bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Op basis van de stukken is het volgens de officier van justitie aannemelijk dat klager voordeel heeft genoten. Klager heeft zijn woning verkocht terwijl er beslag op lag. Het dient voor rekening van klager te komen dat hij zijn woning verkoopt, terwijl daar een maand eerder beslag op is gelegd. De officier van justitie stelt zich gezien het bovenstaande op het standpunt dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard.

3.De bevoegdheid van de rechtbank

De rechtbank Overijssel is bevoegd van het klaagschrift kennis te nemen.

4.De ontvankelijkheid

Het klaagschrift is ontvankelijk.

5.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de raadkamer het volgende vast.
Maatstaf
Het beklag richt zich tegen een beslag dat is gelegd op grond van artikel 94a Sv. De raadkamer dient te onderzoeken worden a) of er sprake was van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd en b) of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 7 januari 2014 volgt dat de toe te passen maatstaf niet uitsluit dat de raadkamer, indien de omstandigheden van het geval dat meebrengen, bij de beoordeling van het klaagschrift tevens onderzoekt of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
De raadkamer stelt voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter draagt, zodat niet gevergd kan worden dat ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak wordt getreden.
Feiten en omstandigheden
Op 4 juni 2020 is er een instap geweest in de woning van klager aan de [adres] in Enschede naar aanleiding van een anonieme melding dat er mogelijk een kwekerij zou zitten in voornoemd pand. In de woning of schuur is geen in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Wel zijn indicatoren aangetroffen die duiden op een eerdere oogst, zoals hennepresten, hennepgruis, vervuilde koolstoffilters, zeil, potgrond en assimilatielampen. Er zijn aanwijzingen dat er in ieder geval één eerdere oogst is geweest. De officier van justitie heeft op 5 januari 2021 een vordering ingediend bij de rechter-commissaris tot het verstrekken van een machtiging voor conservatoir beslag op de woning van klager aan de [adres] in Enschede . De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat de verdenking bestaat dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, alsmede dat aannemelijk is dat klager door het plegen van die strafbare feiten op geld waardeerbaar voordeel heeft gekregen tot een bedrag van € 38.999,83. Op basis hiervan heeft de rechter-commissaris op 6 januari 2021 de machtiging tot het leggen van conservatoir beslag op de woning verleend. Op diezelfde datum heeft de officier van justitie het bevel tot het leggen van conservatoir beslag op grond van artikel 94a Sv gegeven en is conservatoir beslag gelegd op voornoemde woning.
Overwegingen
De raadkamer overweegt dat het conservatoir beslag op de woning van klager rechtmatig en volgens de daarvoor geldende regels is gelegd. Gelet op het feit dat door klager het verkregen hebben van enig wederechtelijk voordeel überhaupt wordt weersproken alsmede het feit dat de berekening van het eventueel verkregen voordeel op een bedrag van € 38.999,= op aannames berust waarvoor niet zonder meer overtuigend bewijs aanwezig is, is de raadkamer van oordeel dat het gelegde beslag niet in overeenstemming is met de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit, nu het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel bovendien niet in verhouding staat tot de waarde van de woning waarop het beslag is gelegd, terwijl er daarnaast alternatieven zijn waarop een eventueel op te leggen ontnemingsmaatregel kan worden verhaald.
Conclusie
Het klaagschrift wordt gegrond verklaard. Het beslag op de woning aan de [adres] te Hengelo dient te worden opgeheven.

6.De beslissing

De raadkamer
  • verklaart het klaagschrift
  • gelast dat het conservatoire beslag zal worden opgeheven.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.W.M. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Gottemaker, griffier, ondertekend door de rechter en de griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2021.