ECLI:NL:RBOVE:2021:1440

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
C/08/245108 / HA ZA 20-116
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake benoeming deskundige in civiele zaak over vochtproblematiek bij woningverkoop

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, is op 17 maart 2021 een tussenvonnis uitgesproken in een geschil tussen twee partijen over de verkoop van een woning met ernstige vochtproblemen. De eisende partij, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.J.F. Dullemond, heeft de rechtbank verzocht om een deskundigenonderzoek naar de oorzaak van de vochtproblemen. De gedaagde partij, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Lof, heeft ingestemd met de benoeming van een deskundige, maar heeft ook enkele vragen herformuleerd.

De rechtbank heeft de heer ing. J.C. Kok van Kode Consult benoemd als deskundige. Kok heeft expertise op het gebied van bouwkunde en vochtproblematiek en heeft aangegeven bereid te zijn het onderzoek uit te voeren. De rechtbank heeft de kosten van het deskundigenonderzoek voorlopig vastgesteld op € 5.808,00 inclusief btw. Partijen zijn verplicht om mee te werken aan het onderzoek en moeten binnen twee weken het voorschot betalen.

De rechtbank heeft verder bepaald dat de deskundige binnen vier maanden een rapport moet indienen, waarin hij zijn bevindingen en antwoorden op de gestelde vragen moet opnemen. De partijen hebben de mogelijkheid om opmerkingen te maken op het concept-rapport van de deskundige. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting voor conclusie na deskundigenbericht, met een mogelijkheid tot uitstel indien het rapport nog niet gereed is.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : C/08/245108 / HA ZA 20-116
Vonnis van 17 maart 2021
in de zaak van

1.[eiser 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
advocaat: mr. H.J.F. Dullemond te Zwolle,
tegen

1.[gedaagde 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
advocaat: mr. A. Lof te Alkmaar.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als [eiser 1] en [gedaagde 1] (beiden enkelvoud)

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 februari 2021;
- de akte aan de zijde van [eiser 1] van 17 februari 2021;
- de akte aan de zijde van [gedaagde 1] van 17 februari 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 3 februari 2021 heeft de rechtbank een deskundigenbericht aangekondigd. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
2.2.
Partijen hebben bij voormelde akten de rechtbank bericht – samengevat – dat zij een deskundigenbericht wenselijk achten en dat zij kunnen instemmen met de benoeming van één deskundige op bouwkundig gebied, door de rechtbank aan te wijzen.
2.3.
De rechtbank heeft de heer ing. J.C. Kok (Kode Consult) te Amersfoort (hierna: Kok) gevraagd of hij kan optreden als deskundige. De deskundige heeft expertise op het gebied van bouwkunde en lekkage en vochtproblemen in gebouwen. De deskundige heeft daarnaast ook expertise op het gebied van causaliteitsonderzoek bij waterschade. Kok heeft verklaard in staat en bereid te zijn om het benodigde onderzoek uit te voeren en een rapport van zijn bevindingen uit te brengen. De deskundige geeft als indicatie voor de onderzoeksduur een termijn van 4-5 maanden. Kok schat zijn kosten (voorschot) vooralsnog op € 5.808,00 inclusief btw. Kok schat in dat hij in totaal 32 uur aan het gehele onderzoek zal gaan besteden, waarvan 20 uur aan het opstellen van het (concept)onderzoeksrapport. Kok hanteert een uurtarief van € 150,00, zodoende heeft Kok de kosten van zijn werkzaamheden begroot op voornoemd bedrag.
2.4.
[gedaagde 1] stelt voor om drie van de door de rechtbank geformuleerde vragen aan de te benoemen deskundige te herformuleren. Daarnaast heeft [gedaagde 1] een voorstel gedaan voor een aanvullende vraag. [eiser 1] is het eens met de door de rechtbank geformuleerde vragen.
2.5.
De door [gedaagde 1] voorgestelde wijzigingen en toevoegingen ten aanzien van de vragen 3 en 7 (8 nieuw) zullen aan de vraagstelling worden toegevoegd. De voorgestelde wijziging ten aanzien van vraag 6 (nieuw 7), zal in andere meer open bewoordingen worden toegevoegd. De voorgestelde vraag ‘is het mogelijk dat de door u geconstateerde vochtproblemen spontaan ontstaan’, zal worden verwerkt in vraag 4 (nieuw 5).
2.6.
Al het bovenstaande leidt ertoe dat het eerder aangekondigde deskundigenbericht nu zal worden bevolen en dat aan de deskundige de in de beslissing vermelde vragen zullen worden voorgelegd.
2.7.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan één van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.8.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.9.
In het voormelde tussenvonnis is al aangekondigd dat [eiser 1] het voorschot op de kosten van de deskundige moet deponeren. Bij eindvonnis zal vervolgens worden beoordeeld welk partij uiteindelijk de kosten van het deskundigenonderzoek moet dragen.
2.10.
Mocht het voor de uitvoering van zijn werkzaamheden van belang zijn dat de deskundige over meer stukken uit het dossier beschikt, dan kan de deskundige zich hiervoor wenden tot de rechtbank.
2.11.
Iedere verdere beslissing wordt intussen aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de navolgende vragen:
Kunt u een feitelijke beschrijving geven van de vochtplekken/vochtproblematiek in de woning van [eiser 1]?
In hoeverre sluiten uw waarnemingen aan bij de (i) door [eiser 1] overgelegde foto’s (productie 9 bij de conclusie van repliek), (ii) de omschrijvingen in het rapport van [X] (productie 6 bij de dagvaarding) en (iii) de door [gedaagde 1] overgelegde foto’s van 7 juli 2018 (productie 1 bij de conclusie van antwoord)?
Wat is volgens u de oorzaak van de vochtplekken/vochtproblematiek (zoals door u omschreven in antwoord op vraag 1)? Kunt u daarbij ook ingaan op de volgende omstandigheden:
a. Het karakter van de woning als dijkwoning;
b. De constructie van de woning;
c. De ouderdom van de woning;
d. Het drainagesysteem;
e. De omstandigheid dat [gedaagde 1] een holle ruimte in de betonvloer heeft dichtgemaakt door middel van onderwaterbeton;
f. De omstandigheid dat [eiser 1] een nieuwe keuken, badkamer en wc heeft laten plaatsen;
g. Het grondwaterpeil zoals omschreven in het grondwateronderzoek (productie 5 bij akte van [gedaagde 1] van 23 november 2020;
h. Mogelijke lekkages in de waterleidingen van Vitens in 2018 en 2020;
i. De mogelijke oorzaken zoals omschreven in het rapport van [X] (lekkage door de kim en scheuren aan de buitengevels, productie 6 dagvaarding).
4. Acht u zich gelet op uw expertise voldoende in staat om de hiervoor onder g. en h. genoemde vragen te beantwoorden?
5. Kunt u aangeven of, en zo ja in hoeverre, de genoemde vochtproblemen ook (mede) door een andere omstandigheid of spontaan kunnen zijn ontstaan?
6. Indien de oorzaak (mede) gelegen is in de constructie van de woning, kunt u aangeven of en in hoeverre dit volgens u te maken heeft met ouderdom van de woning?
7. Kunt u aangeven sinds wanneer de door u geconstateerde oorzaak van de vochtproblemen is ontstaan? Meer specifiek, bestonden die problemen volgens u reeds op de datum van de aankoop van de woning (10 oktober 2018)? Met welke mate van zekerheid kunt u dat zeggen?
8. Wat zijn de gevolgen van de door u onder vraag 1 en 3 eventueel omschreven vochtproblemen voor de (staat van de) woning?
9. In hoeverre is het volgens u mogelijk dat de door u onder vraag 1 en 3 eventueel omschreven vochtproblemen spontaan ontstaan?
10. Kunt u aangeven welke herstelmaatregelen u aangewezen acht om de vochtproblemen in de woning permanent te herstellen en wat de geraamde kosten van die maatregelen zijn?
11. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.2.
benoemt tot deskundige: de heer ing. J.C. Kok, als bouwdeskundige werkzaam bij Kode Consult, Pothstraat 7D te (3811JJ) Amersfoort;
3.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vooralsnog vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 5.808,00 inclusief 21% btw;
3.4.
partijen kunnen desgewenst
binnen twee wekenna de datum van dit vonnis schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de hoogte van dit voorschot;
3.5.
indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op voormeld bedrag; indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal daarover worden geoordeeld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing;
3.6.
bepaalt dat [eiser 1]het voorschot dient over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
3.7.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot;
3.8.
bepaalt dat de griffie het procesdossier in afschrift aan de deskundige doet toekomen;
3.9.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig instelt op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats;
3.10.
wijst de deskundige er op dat:
- het deskundigenonderzoek dient plaats te vinden met inachtneming van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/Leidraad-deskundigen-WT.pdf) en onverminderd het bepaalde in de artikelen 194-200 Rv;
- de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen;
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn;
- de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan;
- indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd;
3.11.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien de deskundige daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek;
3.12.
draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden of zoveel later als nodig is in verband met het onderzoek na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;
3.13.
wijst de deskundige er op dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd;
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de brief opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop dient te vermelden;
3.14.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden, en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren;
3.15.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 14 juli 2021voor conclusie na deskundigenbericht aan de kant van [eiser 1]. Mocht het rapport op die dag nog niet gereed zijn, dan kan de zaak op 23 juni 2021 worden verwezen naar een latere rolzitting;
3.16.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.N.R. Wegerif, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2021.