ECLI:NL:RBOVE:2021:1419

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
C/08/219884 / HA ZA 18-303
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis over geschil inzake mondelinge samenwerkingsovereenkomst en kostprijsfactoren tussen uitzendbedrijf en opdrachtgever

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 31 maart 2021 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen M-PLOYEE TECHNIEK B.V. (eiseres) en TWENTE SCHILDERSDIENSTEN B.V. (gedaagde). Het geschil betreft een mondelinge samenwerkingsovereenkomst waarbij TSD verantwoordelijk was voor de uitzending van personeel en de opgave van gewerkte uren, terwijl het personeel formeel in dienst was bij M-Ployee. De partijen zijn in conflict geraakt over de kostprijsfactoren die gebruikt zijn voor de facturering en de berekening van de marge. M-Ployee stelt dat TSD te hoge bedragen aan marge heeft gefactureerd, terwijl TSD meent dat M-Ployee te weinig marge heeft ontvangen. De rechtbank heeft eerder een deskundigenoordeel gevraagd aan Alfa Accountants en Adviseurs over de kostprijsfactoren, maar partijen zijn het nog niet eens over welke factoren in de berekeningen moeten worden meegenomen. De rechtbank heeft in dit tussenvonnis vragen aan beide partijen voorgelegd om meer duidelijkheid te krijgen over de afspraken en de kostprijsberekeningen. De zaak is aangehouden voor het nemen van akten door beide partijen, waarin zij hun standpunten verder kunnen toelichten en de benodigde gegevens kunnen overleggen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer : C/08/219884 / HA ZA 18-303
Vonnis van 31 maart 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
M-PLOYEE TECHNIEK B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Stadskanaal,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: M-Ployee,
advocaat: mr. K. Croezen te Groningen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TWENTE SCHILDERSDIENSTEN B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Nijverdal,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: TSD,
advocaat: mr. M. Samsen te Deventer.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Voor het verloop van de procedure tot dan toe verwijst de rechtbank naar haar tussenvonnis van 21 oktober 2020. Het verdere verloop blijkt uit:
  • de akte uitlating, tevens overlegging producties en wijziging van eis van M-Ployee;
  • de akte uitlaten van TSD;
  • de antwoordakte van M-Ployee;
  • de antwoordakte van TSD;
  • de akte uitlating producties van M-Ployee;
  • de antwoordakte van TSD.
1.2.
Vervolgens is vonnis gevraagd. Vonnis is na aanhouding bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling van het geschil

in conventie en in reconventie
2.1.
De rechtbank neemt over hetgeen in het tussenvonnis van 21 oktober 2020 is overwogen en beslist.
in conventie
2.2.
M-Ployee heeft bij akte van 2 december 2020 haar eis gewijzigd, in die zin dat zij thans vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis TSD zal veroordelen i) tot betaling van € 579.486,65 inclusief BTW, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente vanaf de dag dat TSD in verzuim is met de betaling van de respectievelijke bedragen tot de dag der algehele voldoening, te voldoen binnen acht dagen na betekening van het te wijzen vonnis, ii) tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 3.415,-, te voldoen binnen acht dagen na betekening van het te wijzen vonnis en iii) in de proceskosten en de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis en, indien voldoening niet tijdig plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente.
in conventie en in reconventie
de overeenkomst
2.3.
Partijen hebben een mondelinge samenwerkingsovereenkomst gesloten. Op grond daarvan had TSD tot taak te zorgen voor de uitzending van personeel bij opdrachtgevers en de opgave van het door de uitzendkrachten gewerkte aantal uren in het Nocore-systeem. Dat personeel was formeel bij M-Ployee in dienst. M-Ployee verzorgde de salarisadministratie van dat personeel en de facturering aan de opdrachtgevers. TSD bepaalde het uurtarief voor de opdrachtgevers en gaf dat op aan M-Ployee. De marge tussen de kostprijs en de aan de opdrachtgevers in rekening gebrachte bedragen kwam aan TSD toe, met dien verstande dat M-Ployee recht had op een vergoeding van € 0,50 per door de uitzendkrachten gewerkt uur. TSD stuurde M-Ployee facturen voor de haar toekomende marge. Uit het vorenstaande volgt dat de beloning voor M-Ployee bestond uit een bedrag ad € 0,50 per door de uitzendkrachten gewerkt uur en de beloning voor TSD uit het verschil tussen hetgeen aan de opdrachtgevers in rekening is gebracht en de kostprijs van de uitzendkrachten, minus voormelde € 0,50 per door de uitzendkrachten gewerkt uur.
het probleem
2.4.
De hiervoor weergegeven werkwijze zou niet tot problemen hoeven leiden als TSD en M-Ployee zouden uitgaan van dezelfde kostprijs(factoren). Feit is echter dat M-Ployee bij de berekening van de salarissen en vergoedingen die zij aan de uitzendkrachten heeft betaald is uitgegaan van andere kostprijsfactoren dan TSD bij haar berekeningen van de kostprijs ten behoeve van het versturen van de facturen voor haar marge. Daardoor heeft TSD een andere kostprijs berekend dan M-Ployee. Volgens M-Ployee heeft TSD gerekend met een te lage kostprijs en daardoor te hoge bedragen aan marge aan M-Ployee in rekening gebracht, als gevolg waarvan zij geen marge van € 0,50 per gewerkt uur heeft overgehouden en zelfs salarissen uit eigen zak heeft betaald. TSD meent dat zij juist te weinig marge aan M-Ployee heeft gefactureerd. Partijen hebben daarom over en weer vorderingen tegen elkaar ingesteld.
2.5.
In opdracht van partijen heeft Alfa Accountants en Adviseurs (Alfa) berekeningen gemaakt van de kostprijsfactoren. Alfa heeft weliswaar eerst laten weten dat de kostprijsbe-rekening van de accountant van M-Ployee na correctie van een aantal posten akkoord was bevonden, maar er is daarna nog gediscussieerd over i) het al dan niet als kostprijsfactor moeten opnemen van een ziekteverzuimpercentage vanwege de doorbetalingsverplichting bij ziekte lopende het contract, niet vallend onder de Boval-verzekering en ii) het al dan niet opnemen van een opslag voor sociale lasten over reserveringen.
Partijen zijn het er dus nog niet eens over welke kostprijsfactoren tegen welk percentage moeten worden meegenomen in de berekeningen.
het tussenvonnis
2.6.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 21 oktober 2020 overwogen dat zij zich onvoldoende voorgelicht achtte over de werkwijze van partijen en de achtergrond daarvan en daarom de volgende vragen aan partijen voorgelegd:
a. klopt het dat, zoals M-Ployee stelt, TSD het door de opdrachtgever te betalen tarief bepaalde? Zo ja, aan de hand waarvan heeft zij dat tarief bepaald? Vond daarover overleg met M-Ployee plaats?
b. M-Ployee factureerde aan de opdrachtgevers, naar de rechtbank aanneemt aan de hand van het met hen afgesproken tarief. Hoe raakte M-Ployee op de hoogte van dat tarief (dat volgens haar door TSD werd afgesproken)? Voerde zij voor facturering een controle uit of het tarief de kostprijs wel dekte?
c. hadden partijen afgesproken dat TSD het Nocore-systeem van M-Ployee zou gebruiken?
d. heeft TSD een eigen Nocore-systeem?
e. waarom is er niet voor gekozen dat één partij de kostprijs vaststelt voor beide partijen?
f. welke kostprijs is doorslaggevend (die van M-Ployee of die van TSD) en waarom?
g. hebben partijen bij het aangaan van de samenwerking afspraken gemaakt over individuele kostprijsfactoren? Zo ja, welke?
h. TSD heeft ter comparitie gesteld dat haar kostprijsfactor verschilt van die van M-Ployee: hoe kan dat (de kostprijs moet gezien de werkwijze van partijen, waarbij TSD haar beloning berekent en factureert en M-Ployee verloont, voor beide partijen gelet zijn)?
Tevens heeft de rechtbank overwogen dat zij van beide partijen een overzicht wil ontvangen, waarop staan vermeld de door M-Ployee aan de opdrachtgevers gefactureerde bedragen, de daaraan ten grondslag liggende (door M-Ployee berekende) kostprijzen, het aantal door uitzendkrachten gewerkte uren, de door TSD gefactureerde marge en de daarbij door haar gehanteerde kostprijzen. Partijen dienden daarbij zichtbaar te maken welke kostprijsfactoren het verschil tussen de door hen gehanteerde kostprijzen verklaren.
huidig standpunt M-Ployee
2.7.
TSD was vrij in het bepalen van het tarief richting de opdrachtgever. M-Ployee heeft geen akkoord gegeven op de tarieven. TSD zette per werknemer het uurloon, het aantal gewerkte uren en het (met de opdrachtgever) overeengekomen tarief in Nocore. Nocore genereerde na invoering van het aantal gewerkte uren automatisch de loonstroken voor de uitzendkrachten en de facturen voor de opdrachtgevers op basis van het afgesproken tarief. De salarisspecificaties werden voor verloning ter controle aan TSD gestuurd. In het kader van de overeenkomst van partijen was alleen de kostprijs die voor M-Ployee geldt van belang. Zij was immers de juridisch werkgever en diende op basis van de vastgestelde afdracht van premies en de toepasselijke bepalingen uit de cao het (bruto)loon van de bij haar in dienst zijnde uitzendkrachten vast te stellen. De afspraak was dat TSD (via Nocore) uit zou gaan van de voor M-Ployee geldende kostprijzen. De kostprijzen zijn opgebouwd uit variabele en vaste factoren. De variabele factoren verschillen per werkgever. In dit geval was alle personeel in dienst van M-Ployee, zodat hierdoor geen verschil in kostprijs kon ontstaan. Tot de kostprijs behoorde een opslag voor scholing, dit was een verplichte reservering. De scholing is niet uitbesteed aan TSD. TSD heeft haar kostprijsberekening niet inzichtelijk gemaakt. M-Ployee betwist dat TSD bij elke weekfactuur een Excel-berekening meestuurde.
M-Ployee heeft overzichten overgelegd van alle facturen die zij aan opdrachtgevers gestuurd heeft en, per opdrachtgever, van de door de uitzendkrachten gewerkte uren, de op die uren van toepassing zijnde kostprijs, de marge die TSD toekomt en de marge die TSD heeft gefactureerd.
Bij akte van 1 juli 2020 (productie 26) heeft M-Ployee haar vordering berekend aan de hand van de weeklijsten van TSD en de bevindingen van Alfa. M-Ployee heeft geconstateerd dat de door TSD vermelde gegevens regelmatig afwijken van de in werkelijkheid verloonde en gefactureerde uren, dat TSD voor een aantal werknemers ten onrechte een ‘premiekorting ouderen’ heeft toegepast en dat zij regelmatig reisuren tegen foutieve kostprijzen opnam in de weeklijsten. M-Ployee heeft nu de aan TSD toekomende marge berekend aan de hand van gegevens zoals die blijken uit de salarisspecificaties van de uitzendkrachten. Gebleken is het volgende (bedragen exclusief BTW):
2016 2017
aantal gewerkte uren 157.238,75 60.263,25
kostprijs gewerkte uren € 4.143.305,84 € 1.694.729,72
aan opdrachtgevers gefactureerd € 4.490.966,67 € 1.732.121,59
verschil kostprijs-facturen € 347.660,82 € 37.391,87
Indien, zoals moet, rekening gehouden wordt met een ziekteverzuimpercentage, met een premie over de premieverzekering Boval en een opslag voor sociale lasten over het sv-loon inclusief reserveringen, was in 2016 de kostprijs € 4.255.175,09 en de marge voor TSD
€ 235.791,58, plus € 9.892,01 aan onkostenvergoedingen. Voor 2017 komen die bedragen dan uit op € 1.740.487,42 en € 8.365,83.
Na aftrek van de beloning voor M-Ployee had TSD over 2016 recht op € 167.064,21. Zij heeft in rekening gebracht € 513.476,86, dus € 346.412,65 exclusief BTW teveel.
Na aftrek van de beloning voor M-Ployee ad € 30.131,63 had TSD over 2017 geen recht op marge, zij dient nog (€ 30.131,63 - € 8.365,83 is) € 21.765,80 aan M-Ployee te betalen. In 2017 heeft M-Ployee € 21.243,55 aan TSD betaald. Een en ander betekent dus dat M-Ployee
€ 43.009,35 exclusief BTW teveel heeft betaald.
Volgens M-Ployee komt aan de door haar gemaakte rendementsanalyses in dit geding geen betekenis toe, omdat die geen correct beeld geven van de aan partijen toekomende bedragen.
Gelet op het vorenstaande meent M-Ployee in totaal van TSD € 579.486,65 inclusief BTW te vorderen te hebben, dat is € 346.412,65 en € 43.009,35, beide te vermeerderen met BTW, en
€ 108.286,03 inclusief BTW aan onbetaalde facturen.
huidig standpunt TSD
2.8.
TSD heeft het tarief voor opdrachtgevers bepaald door de kostprijs te vermeerderen met een winstmarge. In 2016 heeft zij de factuur van week 1 met de Excel-berekening van die week aangeboden aan M-Ployee en gevraagd of de gehanteerde tarieven akkoord waren. M-Ployee was akkoord. Zij ontving elke week van TSD bij de factuur de Excel-berekening, zodat zij de gebruikte kostprijsfactoren kon zien. TSD gebruikte dezelfde kostprijsfactoren als M-Ployee. Niet alle factoren waarmee M-Ployee voor haar eigen personeel rekende, golden echter ook voor TSD-personeel: M-Ployee werkte met vaste contracten en TSD met weekcontracten, zodat geen rekening gehouden hoefde te worden met een factor voor aanvullende ZW/leegloop. M-Ployee factureerde aan opdrachtgevers aan de hand van de door TSD in Nocore ingevoerde uurlonen en tarieven. TSD berekende de kostprijs aan de hand van de voor M-Ployee geldende factoren. De kostprijsberekeningen van TSD zijn doorslaggevend. M-Ployee neemt daarin factoren op die daar niet thuishoren, zoals een opslag voor scholing.
TSD heeft een overzicht gegeven van de (verschillen in de) kostprijsfactoren waarmee zij en M-Ployee gerekend hebben en de volgende berekeningen gemaakt:
obv factoren M-Ployee obv factoren TSD
2016 2017 2016 2017
omzet € 4.685.562,77 € 1.826.900,72 € 4.685.562,77 € 1.826.900,72
kostprijs € 4.113.198,22 € 1.692.904,58 € 4.087.091,03 € 1.621.930,56
facturen TSD € 503.915,23 € 135.897,43 € 503.915,23 € 135.897,43
resteert € 68.449,32 - € 1.901,29 € 94.556,51 € 69.072,73
beloning M-Pl € 81.105,63 € 31.489,15 € 81.105,63 € 31.489,15
te veel/te weinig - € 12.656,31 - € 33.390,44 € 13.450,88 € 37.583,58
Op grond van deze berekeningen komt TSD tot de conclusie dat M-Ployee in totaal een bedrag van € 46.046,75 te weinig dan wel € 51.034,46 teveel heeft ontvangen.
Omdat sprake is van detachering op basis van weekcontracten zonder uitzendbeding is hier de kostprijsfactor aanvullende verzekering ZW niet van toepassing, zo heeft Alfa bevestigd. M-Ployee heeft echter in haar berekeningen een kostprijsfactor 2,95 hiervoor opgenomen. Partijen zijn overeengekomen dat TSD de scholing van de uitzendkrachten zou verzorgen, dus er dient geen kostprijsfactor voor scholing te worden opgenomen. Alfa heeft in haar kostprijsberekening echter wel de factoren ZW en scholing opgenomen. Voor zover TSD kan nagaan heeft Alfa de Boval premie op dezelfde wijze als M-Ployee opgenomen in de kostprijsberekening. Het is onduidelijk of wel of niet rekening gehouden moet worden met de sociale lasten over reserveringen. Alfa heeft dat wel gedaan. Verder heeft M-Ployee met diverse verkeerde kostprijsfactoren gerekend. Als M-Ployee geen aanspraak kon maken op de premiekorting ouderen omdat zij de betreffende doelgroepverklaring niet aangevraagd had, komt dat voor haar rekening. TSD heeft in de berekeningen, zoals die zijn gemaakt in de producties van M-Ployee, veel fouten aangetroffen, zoals het ten onrechte rekenen met pensioen voor diverse uitzendkrachten, het ten onrechte geen rekening houden met (recht op) subsidies, het ten onrechte niet toepassen van de scholierenregeling en het ten onrechte in aanmerking nemen van leegloopuren. Uit de rendementsanalyse van M-Ployee over 2017 blijkt dat TSD volgens M-Ployee over 2017 maar € 10.754,12 inclusief BTW teveel marge in rekening zou hebben gebracht. Aan de hand van de rendementsanalyses van M-Ployee kan eenvoudig beoordeeld worden of TSD teveel of te weinig marge heeft gefactureerd. TSD heeft daarom belang bij overlegging door M-Ployee van de rendementsanalyse over 2016 en verzoekt de rechtbank M-Ployee te gelasten die in het geding te brengen, dan wel TSD een termijn te stellen voor het indienen van een incidentele vordering ter zake.
Tot slot kan volgens TSD de gevorderde wettelijke handelsrente niet worden toegewezen, aangezien sprake zou zijn van onverschuldigde betaling.
leemte in de overeenkomst/Alfa
2.9.
Partijen hebben, zo volgt ook uit de weergave van de inhoud van de overeenkomst onder 2.3., niet afgesproken met welke kostprijsfactoren bij het vaststellen van de kostprijs van de uitzendkrachten rekening diende te worden gehouden. TSD heeft weliswaar gesteld dat partijen wel zijn overeengekomen dat er geen opslag voor scholing en geen sociale lasten over reserveringen zouden worden berekend, maar zij heeft in het licht van de gemotiveerde betwisting door M-Ployee (onder meer inhoudend dat deze factoren op grond van de wet in de berekeningen meegenomen moeten worden) onvoldoende onderbouwd dat deze factoren niet wettelijk verplicht zijn (scholing) en wanneer en hoe de gestelde afspraken zouden zijn gemaakt.
Als het gaat om scholing heeft TSD nog wel twee rekeningkaartjes overgelegd, waaruit zou moeten blijken dat zij de scholing heeft verzorgd. Uit die kaartjes blijkt echter niet dat de gestelde scholingskosten zijn gemaakt ten behoeve van de uitzendkrachten, die via M-Ployee verloond zijn, en zonder toelichting, die ontbreekt, duiden onder meer de omschrijvingen “nail academy”, “famed” en “mitravlagcursus” niet op cursus ten behoeve van de uitoefening van het schildersvak. Nu TSD haar stellingen onvoldoende heeft onderbouwd, gaat de rechtbank er zonder bewijslevering op te dragen verder aan voorbij.
2.10.
Naar het oordeel van de rechtbank is er wat betreft de hier in aanmerking te nemen kostprijsfactoren een leemte in de overeenkomst van partijen, nu daar niets over afgesproken is en de relevante kostprijsfactoren ook niet aan de hand van de bestaande afspraken kunnen worden bepaald. Daarom moet toevlucht gezocht worden in de toepassing van artikel 6:248, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek. Ingevolge dat artikel heeft een overeenkomst niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien. In feite hebben partijen dat zelf ook onderkend. Zij hebben na de comparitie van 4 december 2018 gezamenlijk Alfa aangezocht als onafhankelijke deskundige om de berekeningen van de kostprijsfactoren voor 2016 en 2017 te maken. Daarbij zijn, zo volgt uit de mail van mr. Croezen van 12 april 2019 en de reactie van mr. Samsen van 14 mei 2019, onder meer de volgende werkafspraken gemaakt:
- Alfa vormt zich in overleg met de accountants van partijen een oordeel over de kostprijs-factoren;
- Alfa legt haar bevindingen vast in een concept rapport en stelt, na de reactie van partijen te hebben ontvangen, het definitieve rapport op;
- beide partijen verwerken de bevindingen van Alfa in de wekelijkse margeberekeningen en maken naar aanleiding daarvan een overzicht van de weekmarges;
- partijen controleren elkaars berekeningen en overzichten;
- geschillen over de margeberekeningen en overzichten worden voorgelegd aan Alfa voor advies;
- als partijen naar aanleiding van het definitieve rapport van Alfa en haar eventueel gegeven advies over de margeberekeningen en de overzichten niet tot overeenstemming komen, wordt het rapport van Alfa en de reacties daarop van partijen aan de rechtbank toegezonden en wordt vonnis gevraagd op de punten die partijen verdeeld houden.
Daarbij hebben partijen de volgende kostprijsfactoren als zijnde van belang aangemerkt:
  • ABU fase A zonder Stipp met uitzendbeding;
  • ABU fase A zonder Stipp zonder uitzendbeding;
  • ABU fase A met Stipp basis met uitzendbeding;
  • ABU fase A met Stipp basis zonder uitzendbeding;
  • ABU fase A met Stipp plus met uitzendbeding;
  • ABU fase A met Stipp plus zonder uitzendbeding;
  • ABU fase A met BPF Schilders.
De verdere invulling is overgelaten aan Alfa, naar aangenomen mag worden op basis van de aard van de overeenkomst (verloning), de wet en de gebruiken binnen de branche. Met dit rapport wordt aldus in feite de leemte in de overeenkomst van partijen aangevuld.
2.11.
Nu partijen gezamenlijk aan Alfa als onafhankelijke deskundige opdracht hebben gegeven en zij het eens waren over de vraagstelling, is de rechtbank van oordeel dat bij de verdere beoordeling van dit geschil uitgegaan moet worden van de bevindingen van Alfa zoals die blijken uit haar definitieve rapport, behoudens voor zover M-Ployee en/of TSD tegen die bevindingen zwaarwegende, gegronde bezwaren heeft opgeworpen.
de bevindingen van Alfa
2.12.
Alfa heeft haar berekeningen van de kostprijsfactoren gemaakt op basis van door M-Ployee aangeleverde gegevens, te weten de kostprijsopbouw met onderliggende gegevens. Op 22 november 2019 heeft Alfa laten weten dat de kostprijsberekening van Kroese Wevers (de accountant van M-Ployee) na correctie van een aantal posten en na uitvoerige controle akkoord is bevonden. Bij e-mailbericht van 28 november 2019 heeft Alfa de advocaten van partijen de door haar opgestelde kostprijsberekeningen gezonden en als volgt geschreven:

M.b.t. de aanvullende verzekering bij ziekte wil ik graag een opmerking maken. (…) Voor de uitzendkrachten zonder uitzendbeding is geen voorgeschreven percentage. Vandaar dat ik in voorkomende gevallen geen percentage heb opgenomen. (…)
Op 13 februari 2020 heeft Alfa de advocaten van partijen aanvullende kostprijsberekeningen gezonden. Naar aanleiding van een opmerking van de zijde van TSD heeft Alfa per e-mail op 28 april 2020 nieuwe kostprijsberekeningen toegezonden. Daarbij is opgemerkt:

Wanneer er gewerkt wordt met weekcontracten en er is geen uitzendbeding opgenomen in de uitzendovereenkomst, dan is de premie voor de aanvullende verzekering ZW inderdaad niet van toepassing. Er is ons echter gevraagd meerdere kostprijsfactoren te berekenen, bij een aantal daarvan is het uitzendbeding van toepassing. In deze gevallen is de premie voor de aanvullende verzekering ZW wel meegenomen.
In de kostprijsberekeningen zat inderdaad een doorwerkfout, dit hebben wij gecorrigeerd.
Op 18 juni 2020 heeft Alfa de advocaten van partijen voor het laatst kostprijsberekeningen toegestuurd. In het begeleidende e-mailbericht staat onder meer:

(…)
Het is niet verplicht om een opslag te nemen voor sociale lasten over reserveringen. (…) dat is een keuze van de werkgever.
Maar in de situatie waar personeel uitgeleend en gefactureerd wordt, is dit wel gebruikelijk. Ik heb daarom mijn berekeningen herzien en de opslag sociale lasten over de reserveringen toegevoegd. (…)
2.13.
Gelet op hetgeen hiervoor in 2.11. is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat bij de verdere beoordeling van dit geschil moet worden uitgegaan van de berekeningen die Alfa op 18 juni 2020 aan partijen heeft verstrekt. Alfa heeft in het kader van de berekeningen over 2016 en 2017 rekening gehouden met alle argumenten van partijen en, met inachtneming daarvan, vastgesteld hoe de diverse kostprijsfactoren op grond van de wet en het gebruik in de branche moet worden berekend. Van zwaarwegende bezwaren tegen die berekeningen is de rechtbank niet gebleken: zie ook 2.9. Daarbij gaat de rechtbank er vanuit dat, zoals Alfa schrijft, de premie aanvullende verzekering ZW alleen wordt berekend in de gevallen waarin een uitzendbeding van toepassing is.
2.14.
Indien beide partijen bij elke uitzendkracht uitgaan van een van de hiervoor in 2.10. genoemde kostprijsfactoren, de kostprijsberekeningen die Alfa op 18 juni 2020 aan partijen heeft verstrekt (inclusief opslag voor scholing en sociale lasten over reserveringen) en de juiste contractgegevens, zou dat per uitzendkracht moeten leiden tot dezelfde uitkomst.
De rechtbank zal partijen opdragen bij akte een overzicht over te leggen van wat zij over en weer aan elkaar verschuldigd zijn geworden in 2016 en 2017, gebaseerd op de berekeningen van Alfa. Daarbij dient M-Ployee inzichtelijk te maken op welke wijze de onbetaald gelaten facturen daarin zijn verwerkt (om dubbeltellingen te voorkomen). Voorts overweegt de rechtbank dat in de berekening de subsidies en kortingen waar M-Ployee aanspraak op had kunnen maken bij het volgen van de juiste procedures (TSD mocht van een professionele partij als M-Ployee verwachten dat zij dat zou doen), in mindering moeten worden gebracht op de kosten en dat de reiskosten bij de kosten moeten worden opgeteld. Vervolgens mogen beide partijen een antwoordakte nemen. Mocht blijken dat partijen niet tot dezelfde uitkomst komen, dan dienen zij zich uit te laten over de vraag of een deskundige benoemd dient te worden om aan de hand van de contracten en dergelijke (uitzendbeding, pensioen, recht op kortingen of subsidies, voldaan aan verplichtingen om die rechten uit te oefenen) te onderzoeken wie op de verschilpunten de juiste berekening heeft gemaakt.
2.15.
De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rol van 28 april 2021 voor het nemen door partijen van de in 2.14. bedoelde akten.
2.16.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
draagt partijen op de in 2.14. bedoelde akte te nemen;
3.2.
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 28 april 2021 voor het nemen van die akten;
3.3.
bepaalt dat partijen een antwoordakte mogen nemen;
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.A.A.M. Schreuder, K.J. Haarhuis en M.S. de Waard en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.