Op 12 maart 2021 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door J.A. Parmentier, gemachtigde van de verzoeker, die woonachtig is in [woonplaats]. De wraking was gericht tegen mr. H.R. Schimmel, de kantonrechter die betrokken was bij een procedure waarin de verzoeker een beroepschrift had ingediend tegen een beslissing van de Officier van Justitie. Het wrakingsverzoek werd op 3 maart 2021 ingediend, na een mondelinge behandeling op 21 januari 2021, waarbij het beroep van de verzoeker ongegrond was verklaard.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking pas na de mondelinge beslissing is gedaan. Volgens de regels kan een verzoek tot wraking in elke fase van de procedure worden ingediend, maar niet nadat de zaak is afgesloten met een einduitspraak. De wrakingskamer oordeelde dat de gewraakte kantonrechter de zaak niet meer behandelde op het moment van het indienen van het verzoek, waardoor de verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek tot wraking. De wrakingskamer kwam daarom niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het verzoek.
De rechtbank heeft het verzoek tot wraking van mr. H.R. Schimmel afgewezen, en deze beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De uitspraak benadrukt het belang van de tijdigheid van wrakingsverzoeken en de voorwaarden waaronder deze kunnen worden ingediend.