ECLI:NL:RBOVE:2021:1369

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
C/08/235660 / HA ZA 19-347
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake geschil over levering van masterbatches en aansprakelijkheid

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een geschil tussen Argus Additive Plastics GmbH en twee besloten vennootschappen over de levering van masterbatches. Argus, gevestigd in Duitsland, heeft vorderingen ingesteld tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wegens niet-betaling van geleverde goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er meerdere koopovereenkomsten zijn gesloten tussen Argus en [gedaagde 1], waarbij de masterbatches door Argus zijn geleverd. [gedaagde 1] heeft echter gesteld dat de geleverde masterbatches gebrekkig waren, wat heeft geleid tot productieproblemen en schade. De rechtbank heeft de feiten en het verloop van de procedure in detail besproken, inclusief de communicatie tussen partijen en de klachten die [gedaagde 1] heeft geuit over de kwaliteit van de geleverde producten. De rechtbank heeft ook de toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag (CISG) en de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beoordeeld. De zaak is complex, met tegenstrijdige beweringen over de kwaliteit van de masterbatches en de tijdigheid van de klachten. De rechtbank heeft besloten om verdere informatie te verzamelen en heeft partijen de gelegenheid gegeven om hun standpunten te verduidelijken. De beslissing over de vorderingen is aangehouden, en de rechtbank heeft een vervolgrolzitting bepaald.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/235660 / HA ZA 19-347
Vonnis van 10 maart 2021
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
ARGUS ADDITIVE PLASTICS GMBH,
gevestigd te Büren (Duitsland),
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.C. Wery te Enschede,
tegen

1.de besloten vennootschap [gedaagde 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
2. de besloten vennootschap
[gedaagde 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. J.J. Douwes te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna Argus, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen gezamenlijk als [gedaagde 1] (in vrouwelijk enkelvoud) worden aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 19 juli 2019
- de door Argus overgelegde beslagstukken
- de akte overlegging producties van Argus
- de conclusies van antwoord, waarvan een tevens eis in reconventie, met bijbehorende producties
- het tussenvonnis van 18 december 2019
- de bij e-mail van 10 september 2020 toegestuurde aanvullende ongenummerde productie van Argus
- de mondelinge behandeling van 10 september 2020
- de pleitnota van Argus
- de akte uitlating van [gedaagde 1]
- de antwoordakte van Argus.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Argus is gespecialiseerd in de productie van zogenaamde masterbatches. Dat zijn vaste of vloeibare toevoegingen voor het kleuren van kunststoffen of voor het verlenen van andere eigenschappen aan kunststoffen.
2.2.
[gedaagde 1] is gespecialiseerd in het produceren van kunstgras garens. Zij maakt bij die productie gebruik van machines van het bedrijf Oerlikon Barmag (hierna te noemen: Oerlikon).
2.3.
Argus en [gedaagde 1] hebben meerdere koopovereenkomsten gesloten tot levering van masterbatches door Argus.
2.4.
Argus heeft [gedaagde 1] vóór het aangaan van de overeenkomsten een bepaald soort masterbatches aanbevolen en monsters van die batches verstrekt. Teneinde de afstemming met de te gebruiken machines te toetsen, heeft [gedaagde 1] met die monsters testen laten uitvoeren bij Oerlikon.
2.5.
Op 29 juni 2017 hebben Argus en [gedaagde 2] een borgtochtovereenkomst gesloten, op grond waarvan [gedaagde 2] zich borg heeft gesteld voor vorderingen uit hoofde van leveringen van Argus aan [gedaagde 1] . § 2 van die overeenkomst luidt als volgt:
Dem Bürgen steht die Einrede der Vorausklage nicht zu (§ 349 HGB). Der Bürge verzichtet auf die Eindrede der Anfechtbarkeit und der Aufrechenbarkeit (§ 770 BGB).
2.6.
In augustus 2017 heeft [gedaagde 1] , na de bouw van een nieuwe productielijn, voor het eerst gebruik gemaakt van door Argus geleverde masterbatches.
2.7.
Op 23 augustus 2017 heeft [gedaagde 1] Argus gemeld dat haar machine gestopt is wegens “Kopfverschmutsung”.
2.8.
In een e-mail van Argus aan [gedaagde 1] van 8 september 2017 staat het volgende vermeld:
ich habe mir dat “Problem” noch mal angeschaut – in der Regel haben wir neben der UV-Stabilisierung auch noch einen Anteil Antioxidant im Kombi-Batch. Das haben wir aber aus Kostengründen bei den aktuellen Rezepturen für [gedaagde 1] nicht gemacht – und das könnte natürlich schon eind Grund sein, warum die Produkte etwas schlechter laufen. (…)
Das vielleicht zur Überlegung – vielleicht sollten wir generell etwas AO in die Farbbatches einbringen?
2.9.
Op 6 oktober 2017 heeft [gedaagde 1] Argus een rapport gestuurd over de door haar ervaren productieproblemen en op 10 oktober 2017 heeft tussen Argus en [gedaagde 1] een bespreking plaatsgevonden over (onder meer) die problemen.
2.10.
Hierna is tussen Argus en [gedaagde 1] nog verschillende keren contact geweest over de door [gedaagde 1] ervaren problemen.
2.11.
Op 5 december 2017 heeft [gedaagde 1] Argus verzocht om een nieuwe levering op basis van een door Argus voorgestelde nieuwe technologie.
2.12.
In een e-mail van 14 december 2017 van [gedaagde 1] aan Argus staat onder meer vermeld:
Correct, this is a big step forward.
Just to be accurate, I stopped the production this afternoon and cleaned the die-head (no beard any longer). (…) Hope we can report tomorrow morning a significant improvement after the steps we take. (…)
2.13.
Tussen 12 en 29 december 2017 heeft [gedaagde 1] voor een bedrag van
€ 125.412,73 aan masterbatches bij Argus besteld.
2.14.
Op 17 januari 2018 heeft [gedaagde 1] Argus gemeld dat sprake was van een verbetering en heeft zij om een nieuwe levering verzocht.
2.15.
In de periode van 27 oktober 2017 tot en met 22 januari 2018 heeft Argus op basis van negen aparte bestellingen voor een bedrag van € 82.586,54 aan masterbatches aan [gedaagde 1] geleverd en gefactureerd. [gedaagde 1] is niet tot betaling van de betreffende facturen overgegaan.
2.16.
Per e-mail van 24 januari 2018 heeft [gedaagde 1] bij Argus weer problemen gemeld. In die e-mail staat onder meer vermeld:
(…) Ich gebe ihnen jetzt die info das das ARX741PA04LD NICHT zu ein gutes resultaat komt. Die lieferungen mussen storniert werden. STOP. (…)
2.17.
Op 25 januari 2018 heeft Argus een bezoek gebracht aan Oerlikon. In een verslag van dit bezoek is onder meer te lezen:
[gedaagde 1] hat Oerlikon-Anlagen gekauft, die 2017 in Betrieb gegangen sind. Es gibt immer wieder Ablagerungsprobleme, die der Kunde bei Oerlikon moniert. Laut Herrn [A] stellen die Anlagen bei [gedaagde 1] ein reines Kapitalinvestment dar. Es sind viel zu wenig erfahrene Mitarbeiter vor Ort, um eine stabile Produktion zu erreichen.
2.18.
Per e-mail van 1 februari 2018 heeft [gedaagde 1] Argus een rapport met daarin een update van de ervaren problemen toegestuurd en gemeld dat het niet mogelijk is het product van Argus onder controle te krijgen. Ook heeft [gedaagde 1] gemeld dat zij het product van een concurrent heeft getest. Zij schrijft daarover:
This was driven by the quality problems, the non supply situation and also now, delivery times of 7 weeks.
2.19.
Bij brief van 27 juli 2018 heeft [gedaagde 1] Argus aansprakelijk gesteld voor de schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van de levering van gebrekkige masterbatches.
2.20.
Op 2 augustus 2018 heeft Argus [gedaagde 1] gesommeerd tot betaling van de openstaande facturen over te gaan.
2.21.
Bij brief van 30 augustus 2018 heeft Argus [gedaagde 2] aangeschreven tot betaling uit hoofde van de borgtochtovereenkomst.
2.22.
In opdracht van [gedaagde 1] heeft Polymer Science Park (hierna te noemen: PSP) de door Argus geleverde masterbatches onderzocht. In een op 7 februari 2019 door haar opgesteld rapport staat als conclusie vermeld:
Combining the results of the DSC and thermogravimetrical analyses show that Olive 3595-0
(sn1709205247), Olive 3595-0 (sn1709204771), Olive 3595-1 and Field 3594-0 show different behaviour under elevated temperatures compared to Emerald 170555 and Nutt 217305. Olive 3595-0 (sn 1709205247), Olive 3595-0 (sn1709204771), Olive 3595-1 and Field 3594-0 show small peaks between 130° C and 250° C and show significant more loss of mass and rate of evaporation. This indicates that materials are evaporating. This may be the cause of the problems during processing as described in the report of BGY.
2.23.
In juli 2019 heeft Argus ten laste van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] conservatoir derdenbeslag gelegd onder de ING Bank en de Rabobank.
2.24.
Op verzoek van [gedaagde 1] heeft de rechtbank in oktober 2019 een voorlopig deskundigenbericht bevolen. Bij beschikking van 3 februari 2021 heeft de rechtbank de benoemde deskundige van de betreffende opdracht ontheven, wegens kort gezegd onvoldoende medewerking aan het deskundigenonderzoek door (de raadsman van) [gedaagde 1] .

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Argus vordert hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, tot betaling van een bedrag van € 207.999,27, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 78 van het Weens Koopverdrag (CISG), alsmede een bedrag van € 2.792,90 aan buitengerechtelijke incassokosten en betaling van de kosten van deze procedure, de kosten van beslaglegging daaronder begrepen.
3.2.
Argus legt aan deze vorderingen kort samengevat het navolgende ten grondslag.
Op grond van artikel 53 jo artikel 59 jo artikel 60 CISG is de koper verplicht om de koopprijs van de gekochte goederen te betalen en deze goederen in ontvangst te nemen. [gedaagde 1] is tekortgeschoten in deze verplichtingen, door ten onrechte niet tot betaling van de in de periode van 27 oktober 2017 tot en met 22 januari 2018 geleverde masterbatches over te gaan en de tussen 12 en 29 december 2017 bestelde masterbatches – die reeds geproduceerd waren – niet is ontvangst te nemen, met grote schade voor Argus tot gevolg. Ingevolge artikel 62 CISG kan Argus nakoming van de betreffende verplichtingen vorderen. Argus kan [gedaagde 2] eveneens aanspreken tot betaling van de openstaande vorderingen, aangezien zij zich voor [gedaagde 1] jegens Argus borg heeft gesteld en aan alle eisen voor uitwinning van de borgsom is voldaan.
3.3.
[gedaagde 1] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde 1] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de tussen haar en Argus gesloten overeenkomst te ontbinden en Argus te veroordelen tot vergoeding van de door haar geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede tot betaling van de kosten van deze procedure.
3.5.
[gedaagde 1] legt aan deze vorderingen kort samengevat het navolgende ten grondslag. De door Argus geleverde masterbatches vertoonden een gebrek waardoor niet het door Argus en [gedaagde 1] beoogde eindproduct kon worden gerealiseerd. Argus is dan ook toerekenbaar tekort geschoten in de op haar rustende verplichtingen en deze tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding van de overeenkomst. [gedaagde 1] heeft door deze tekortkoming bovendien aanzienlijke schade geleden, nu zij afspraken met opdrachtgevers niet kon nakomen, de productielijn(en) noodgedwongen stilgelegd dienden te worden en zij tegen hogere prijzen en extra kosten vervangende materialen bij derden heeft moeten inkopen. De betreffende schade wordt geschat op minimaal € 650.000,00 en Argus dient deze schade te vergoeden.
3.6.
Argus voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie, zullen deze gezamenlijk worden besproken.
4.2.
Aangezien Argus gevestigd is in Duitsland, dient eerst onderzocht te worden of de Nederlandse rechter ten aanzien van het onderhavige geschil rechtsmacht toekomt en zo ja, welk recht van toepassing is op de vorderingen van Argus en [gedaagde 1] .
4.3.
[gedaagde 1] betwist de rechtsmacht van de Nederlandse rechter niet, zodat de Nederlandse rechter in ieder geval op grond van het bepaalde in artikel 26 lid 1 Brussel I bis-verordening bevoegd is van de vorderingen van Argus – en dus ook van [gedaagde 1] –
kennis te nemen.
4.4.
Argus vordert betaling uit hoofde van verschillende met [gedaagde 1] gesloten koopovereenkomsten. Anders dan [gedaagde 1] betoogt, is op die koopovereenkomsten het Weens Koopverdrag (CISG) van toepassing. Argus en [gedaagde 1] zijn namelijk gevestigd in een staat die partij is bij dat verdrag, terwijl de koopovereenkomsten betrekking hebben op roerende zaken en gesteld noch gebleken is dat partijen de toepasselijkheid van het CISG hebben uitgesloten. Aangezien de vorderingen van [gedaagde 1] eveneens uit de betreffende koopovereenkomsten voortvloeien, dienen ook deze aan de hand van het Weens Koopverdrag beoordeeld te worden.
4.5.
De vraag welk recht van toepassing is op de vorderingen van Argus die voortvloeien uit de tussen Argus en [gedaagde 2] gesloten borgtochtovereenkomst, dient beoordeeld te worden op grond van de Rome I-verordening. In artikel 3 lid 1 van die verordening is bepaald dat een overeenkomst wordt beheerst door het recht dat de partijen hebben gekozen en dat die rechtskeuze uitdrukkelijk wordt gedaan, dan wel duidelijk uit de bepalingen van de overeenkomst of de omstandigheden van het geval blijkt. De rechtbank constateert dat in § 2 van de borgtochtovereenkomst verwijzingen naar artikelen uit het Duitse Handelsgezetzbuch en het Bürgerliches Gesetzbuch vermeld staan. Gelet hierop, moet het er naar het oordeel van de rechtbank voor worden gehouden dat partijen voor wat betreft de borgtochtovereenkomst gekozen hebben voor het Duitse recht. De rechtbank zal dus ten aanzien van die overeenkomst het Duitse recht moeten toepassen.
4.6.
Argus vordert betaling van de door haar in de periode van 27 oktober 2017 tot en met 22 januari 2018 aan [gedaagde 1] geleverde masterbatches, alsmede betaling van de masterbatches die [gedaagde 1] tussen 12 en 29 december 2017 bij haar heeft besteld maar niet heeft afgenomen.
4.7.
[gedaagde 1] meent dat zij de betreffende masterbatches niet hoeft te betalen en vordert onder meer ontbinding van de met Argus gesloten koopovereenkomst(en). Zij stelt zich op het standpunt dat de masterbatches een gebrek vertoonden, aangezien deze niet geschikt waren voor het doel waarvoor deze gekocht zijn en verwijst in dit kader naar het onder r.o. 2.22 genoemde rapport van PSP. Volgens [gedaagde 1] was er in de receptuur van Argus sprake van “die-drool”, “die buildup” en “baard-groei” en van te grove deeltjes, waardoor haar machines vastliepen. [gedaagde 1] betoogt dat zij haar productieproces steeds moest onderbreken en dat niets hielp om haar productie stabiel te krijgen. Volgens [gedaagde 1] waren de eerste batches van een nieuwe leverancier meteen succesvol, zodat evident is dat het probleem in de door Argus geleverde batches zat. Ten aanzien van de nog niet geleverde batches meent [gedaagde 1] reden te hebben gehad die niet meer af te nemen, nu zij immers had vastgesteld dat de geleverde batches niet voldeden en niet konden worden gebruikt in haar productieproces.
4.8.
Argus betwist dat de batches gebrekkig zijn. Zij betoogt onder verwijzing naar het onder r.o. 2.17 geciteerde verslag dat de problemen die zich bij [gedaagde 1] hebben voorgedaan veroorzaakt werden doordat bij [gedaagde 1] veel te weinig ervaren en gekwalificeerde medewerkers werkzaam waren. Volgens Argus heeft geen van haar andere klanten, ondanks dezelfde productieomstandigheden, soortgelijke klachten gehad en is het opmerkelijk dat [gedaagde 1] haar pas aansprakelijk heeft gesteld toen bleek dat zij bij Oerlikon wat dat betreft niets kon bereiken.
Argus meent bovendien dat [gedaagde 1] het recht heeft verloren om zich op de gebrekkigheid van de masterbatches te beroepen. Volgens Argus heeft [gedaagde 1]
zich namelijk pas bij brief van 27 juli 2018, zijnde acht maanden na de eerste levering en nadat Argus al meerdere ingebrekestellingen had verstuurd, op het standpunt gesteld dat de geleverde goederen gebrekkig waren en haar over de gebreken geïnformeerd, dit terwijl sprake was van een doorlopende productielijn en er dus van moet worden uitgegaan dat de goederen uit de eerste aanlevering van 27 oktober 2017 al de gestelde gebreken gehad moesten hebben. Argus betoogt dat [gedaagde 1] hiermee niet binnen een redelijke termijn melding heeft gemaakt van de door haar gestelde gebreken en verwijst in dit kader naar artikel 38 lid 1 en 39 lid 1 CISG.
4.9.
De rechtbank begrijpt de stellingen van [gedaagde 1] aldus dat zij een beroep doet op het bepaalde in artikel 35 lid 1 sub b CISG, op grond waarvan kort gezegd zaken slechts aan de overeenkomst beantwoorden indien zij geschikt zijn voor een bijzonder doel dat bij het sluiten van de overeenkomst uitdrukkelijk of stilzwijgend aan de verkoper ter kennis is gebracht. Argus erkent, althans betwist niet, dat haar vóór of bij het sluiten van de eerste overeenkomst met [gedaagde 1] bekend was dat [gedaagde 1] de masterbatches wilde gebruiken voor de productie van kunstgras garens, zodat hiervan zal worden uitgegaan.
4.10.
Voor het beoordelen van een beroep op non-conformiteit is van belang dat in artikel 38 lid 1 CISG is bepaald dat een koper de geleverde zaken binnen een, gelet op de omstandigheden zo kort mogelijke, termijn moet keuren of doen keuren. Hoewel deze bepaling anders doet vermoeden, is van een verplichting tot het keuren van de geleverde zaken geen sprake (Christiaans & Van Wechem, in: T&C Vermogensrecht, art. 38 Weens Koopverdrag, aant. 1). Op grond van artikel 39 lid 1 CISG verliest de koper het recht zich erop te beroepen dat de zaken niet aan de overeenkomst beantwoorden, indien hij niet binnen een redelijke termijn nadat hij dit heeft ontdekt of had behoren te ontdekken de verkoper hiervan in kennis stelt, onder opgave van de aard van de tekortkoming. De lengte van deze redelijke termijn hangt af van de omstandigheden van het geval, alsmede in het bijzonder van de aard van de zaken.
4.11.
[gedaagde 1] legt aan haar vorderingen tot ontbinding van de overeenkomst(en) en tot schadevergoeding kennelijk zowel ten aanzien van de geleverde masterbatches als de masterbatches die zij niet heeft willen afnemen ten grondslag dat sprake is van non-conformiteit. Naar het oordeel van de rechtbank is een beroep op non-conformiteit, mede gelet op het bepaalde in artikel 38 en 39 CISG, echter pas mogelijk na levering van een zaak. Aangezien [gedaagde 1] de tussen 12 en 29 december 2017 bestelde masterbatches niet geleverd heeft gekregen, kan zij zich ten aanzien van die masterbatches niet op non-conformiteit beroepen. Mogelijk zou [gedaagde 1] voor wat betreft die batches wel een beroep kunnen doen op het bepaalde in artikel 72 lid 1 CISG, maar partijen hebben hierover niets gesteld. Om een verrassingsbeslissing op dit punt te voorkomen, ziet de rechtbank aanleiding partijen in de gelegenheid te stellen hierover hun visie te geven en zo nodig hun stellingen aan te passen.
4.12.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient alleen ten aanzien van in de periode van 27 oktober 2017 tot en met 22 januari 2018 geleverde masterbatches beoordeeld te worden of [gedaagde 1] tijdig bij Argus heeft geklaagd over de door haar ervaren problemen met die batches.
4.13.
[gedaagde 1] heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat zij wel tijdig en binnen een redelijke termijn bij Argus heeft geklaagd bij akte een groot aantal e-mails overgelegd en een toelichting op een aantal daarvan gegeven. Uit die e-mails, die hiervoor deels staan weergegeven onder de feiten, blijkt dat het standpunt van Argus dat [gedaagde 1] haar pas op 27 juli 2018 voor het eerst – en pas na het versturen van meerdere ingebrekestellingen –heeft geïnformeerd over de gestelde gebreken onjuist is. [gedaagde 1] heeft vanaf begin augustus 2017 gebruik gemaakt van door Argus geleverde masterbatches en heeft Argus al vrij snel daarna geïnformeerd over door haar ervaren problemen met die batches. In september 2017 hebben Argus en [gedaagde 1] daarover herhaaldelijk contact gehad en op 10 oktober 2017 heeft tussen hen een bespreking plaatsgevonden. Ten behoeve van die bespreking heeft [gedaagde 1] Argus een rapport toegestuurd over de door haar ervaren problemen. Argus heeft op enig moment vervolgens de receptuur van de masterbatches gewijzigd door alsnog eerder weggelaten antioxidanten toe te voegen en op 30 oktober 2017 heeft [gedaagde 1] gemeld dat er nog altijd problemen zijn. In november is hierover vervolgens herhaaldelijk contact geweest met Argus en ook in december zijn er verschillende e-mails over en weer gestuurd. In december en januari lijkt er vervolgens wel sprake te zijn geweest van een verbetering, gelet op de bestellingen die [gedaagde 1] in die periode heeft gedaan en op haar e-mail van 14 december 2017. Op 24 januari 2018 maakt [gedaagde 1] dan toch weer melding van problemen en annuleert zij een eerdere bestelling. Op 1 februari 2018 stuurt [gedaagde 1] vervolgens een update, die volgens [gedaagde 1] betrekking heeft op de voorafgaande acht weken. De rechtbank leidt uit het e-mailverkeer dat [gedaagde 1] als productie 7 heeft overgelegd af dat hierna discussie is ontstaan over de oorzaak van de ontstane problemen en dat Argus en [gedaagde 1] vervolgens gedurende een aantal maanden hebben getracht tot een oplossing te komen voor de ontstane situatie. Dit is niet gelukt, waarna [gedaagde 1] op 27 juli 2018 de door Argus aangehaalde brief heeft verstuurd.
4.14.
Om definitief te kunnen beoordelen of [gedaagde 1] in de gegeven omstandigheden binnen een redelijke termijn bij Argus heeft geklaagd over de geleverde masterbatches, heeft de rechtbank echter behoefte aan nadere informatie.
4.15.
In dit kader is van belang dat sprake is geweest van verschillende koopovereenkomsten op grond waarvan Argus telkens een bepaalde hoeveelheid masterbatches aan [gedaagde 1] geleverd heeft. [gedaagde 1] meent kennelijk dat al die koopovereenkomsten ontbonden dienen te worden, omdat alle geleverde masterbatches gebrekkig zouden zijn geweest. Opvallend is echter dat [gedaagde 1] , zoals Argus in haar akte benadrukt, tussen 12 en 29 december 2017 nog een grote hoeveelheid masterbatches bij Argus heeft besteld voor een bedrag van ruim €125.000,00. Niet alleen roept dit, zoals Argus betoogt, vraagtekens op omdat [gedaagde 1] zelf heeft aangevoerd dat zij al in december 2017 had besloten om van leverancier te wisselen, ook ligt een dergelijke forse bestelling niet direct voor de hand indien [gedaagde 1] op dat moment nog dusdanige problemen met de masterbatches ondervond dat haar productie (nagenoeg) stil lag.
4.16.
Argus heeft wat dit betreft bovendien gewezen op een (kennelijk) interne e-mail van [gedaagde 1] van 17 januari 2018 waarin het volgende vermeld staat:
Ik blijf aanmaningen/herinneringen van ARGUS krijgen. (…) Ik ben druk bezig om kleurstoffen van BASF binnen te krijgen. Dit proces kost me tijd. Voor het kerstreces hebben we de eerste kleur op de lijn gehad. Dat was positief, (…) maar we moeten nog wel de reproduceerbaarheid aantonen. Pas als dat goed is kunnen we stappen nemen.
Tot die tijd moet ik eenvoudig weg bestellen bij Argus. Laten we de betalingen minimaal houden maar zo dat we wel verder kunnen.
Deze e-mail doet vermoeden dat [gedaagde 1] bij Argus is blijven bestellen om haar productie op peil te houden, hetgeen de vraag oproept of [gedaagde 1] zich wel terecht ten aanzien van alle door Argus geleverde batches op het standpunt stelt dat deze gebrekkig waren en of de op 24 januari 2018 door [gedaagde 1] geuite klachten niet slechts zien op een deel van die batches, waarmee op een gegeven moment toch weer problemen zijn ontstaan. De rechtbank acht het noodzakelijk dat [gedaagde 1] zich over de forse bestellingen in december 2017 en over laatstgenoemde e-mail uitlaat. Argus zal vervolgens de gelegenheid krijgen te reageren. Voor zover de leverdata van de verschillende partijen masterbatches afwijken van de factuurdata, verzoekt de rechtbank Argus in haar reactie duidelijk te maken wat de exacte leverdata van de in de periode van 27 oktober 2017 tot en met 22 januari 2018 geleverde masterbatches zijn.
4.17.
Indien de rechtbank toekomt aan de vraag of de geleverde masterbatches gebrekkig zijn, zal vermoedelijk een deskundige moeten worden benoemd om vast te stellen of er wat mis is met de masterbatches en zo ja, wat precies. Partijen verschillen hierover immers van mening, terwijl Argus kritiek heeft geuit op het rapport van PSP. Pas na een eventueel deskundigenbericht is de stelling van Argus dat zij uit kostenoverwegingen op verzoek van [gedaagde 1] het UV-gehalte en het type UV-stabilisator in de materbatches heeft gewijzigd mogelijk relevant.
Vooruitlopend op de mogelijkheid van een deskundigenonderzoek dienen partijen in hun akten wel alvast (nogmaals) suggesties te doen voor de persoon van de deskundige. In dit kader geldt dat de rechtbank uit praktische overwegingen de voorkeur geeft aan een Nederlandstalige deskundige. Ten aanzien van de aan de deskundige voor te leggen vragen, is de rechtbank van oordeel dat kan worden aangeknoopt bij de in het kader van het voorlopig deskundigenbericht geformuleerde vragen.
4.18.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en reconventie
5.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
7 april 2021voor akte uitlating aan de zijde van [gedaagde 1] , zoals hiervoor in r.o. 4.11 en 4.15 – 4.17 is overwogen;
5.2.
bepaalt dat Argus vervolgens 4 weken de gelegenheid krijgt te reageren;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma en in het openbaar uitgesproken door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek op 10 maart 2021.