Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
mr. L. van Kooten en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. S. Kriekaard, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De bewijsoverwegingen
op het adres [adres] ‘in het weekend van eind november een heel groot aantal dozen illegaal vuurwerk uit een vrachtwagentje [is] geladen en de woning binnengebracht. Op het adres woont een gezin met vier kinderen. De dozen hadden opschriften met 1.3, 1.4, 300 shots en 110SH’. Uit onderzoek is gebleken dat voornoemd adres de woning van verdachte betreft.
- de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 18 maart 2021;
- het proces-verbaal van bevindingen van 11 januari 2020, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , inhoudende het aantreffen van het professionele vuurwerk (pag. 67-74);
- het proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 2020, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , inhoudende de omstandigheden waaronder het vuurwerk lag opgeslagen (pag. 75-80);
- het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 27 januari 2020 van het Centraal Onderzoek Vuurwerk (COV), opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] .
5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8. De toegepaste wettelijke voorschriften
9.De beslissing
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
mr. D. ten Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I. Potgieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 april 2021.