4.2De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
In een rapport wederrechtelijk verkregen voordeel van 11 augustus 2020 is een berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gemaakt aan de hand van vijf meetmomenten van telkens zes dagen betreffende de contacten met een afgetapte dealertelefoon.Naast de geschatte opbrengsten zijn ook de geschatte kosten in kaart gebracht.
Opbrengsten handel in cocaïne
Uit de metingen is gebleken van een gemiddelde van 32,2 deals per dag – na een correctie in het voordeel van veroordeelde ten aanzien van meetmoment 5 – en dat is vervolgens geëxtrapoleerd naar de totale dealperiode van één jaar (365 dagen). Daarbij is ervan uitgegaan dat veroordeelde zeven dagen per week actief was en dat per deal 1 bolletje cocaïne werd verkocht.
Veroordeelde en mededader [mededader] hebben verklaard dat er kleine en grote bolletjes werden verkocht voor € 25,- respectievelijk € 50,-, en dat de meeste verkopen kleine bolletjes betroffen. Dat laatste vindt ook bevestiging in de analyse van de telefoontaps. In de berekening is er op grond hiervan uitgegaan dat 90 procent van de verkopen kleine bolletjes betroffen en 10 procent grote bolletjes.
De opbrengst bedraagt op jaarbasis op grond van die berekening:
90% kleine bolletjes = 28,98 afnemers per dag x € 25,- = 724,50 x 365 = € 264.442,50
10% grote bolletjes = 3,22 afnemers per dag x € 50,- = 161 x 365 =
€ 58.765,00 +
Totaalopbrengst = € 323.207,50
De rechtbank acht voornoemde berekening aannemelijk en zal deze overnemen.
De raadsman van veroordeelde heeft in dit verband bepleit dat er ten onrechte vanuit wordt gegaan dat verdachte 365 dagen heeft gedeald en dat hij al die tijd het betreffende, afgetapte, telefoonnummer zou hebben gebruikt. De rechtbank constateert dat bij vonnis van 24 september 2020 ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat hij gedurende een periode van (ruim) een jaar heeft gehandeld in cocaïne. De rechtbank zal daarom bij het berekenen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een periode van 365 dagen uitgaan. Voor zover de raadsman heeft betoogd dat veroordeelde niet iedere dag in dat jaar heeft gehandeld in cocaïne, kan dat niet afdoen aan voornoemde berekening, nu daarin op basis van de beschikbare gegevens uit vijf meetmomenten wordt uitgegaan van een
gemiddeldaantal deals dat per dag werd gesloten.
De stelling van de raadsman dat het niet is uit te sluiten dat verdachte de in de kluis aangetroffen cocaïne als één blok zou c.q. had willen verkopen, is door de verdediging niet nader onderbouwd, terwijl uit de tapgegevens nu juist naar voren komt dat er veelvuldig kleine hoeveelheden werden verhandeld. Deze stelling wordt door de rechtbank derhalve verworpen.
In het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel is rekening gehouden met de kosten die veroordeelde heeft gemaakt voor de inkoop van cocaïne. Daarbij is uitgegaan van de maximumprijs die in 2018 gangbaar was volgens de prijzenlijst van het Team Synthetische Drugs Intel & Expertise. Voor een kilogram cocaïne werd toen (maximaal) € 34.000,- betaald. Verder is op basis van informatie van het Trimbos Instituut gerekend met de gemiddelde concentratie van versneden cocaïne van 69%.
Op grond van de hiervoor weergegeven verkoopcijfers is berekend dat veroordeelde per jaar 5.171,32 gram versneden cocaïne nodig had om aan de vraag te kunnen voldoen. Gelet op het percentage versnijdingsmiddelen betekent dit dat veroordeelde 3.568 gram pure cocaïne heeft ingekocht. Met een inkoopprijs van € 34.000,- per kilo levert dit in totaal aan inkoopkosten een bedrag op van 3,568 x € 34.000,- = € 121.312,-.
De raadsman heeft in zijn conclusie van antwoord betoogd dat veroordeelde de cocaïne niet versneed, maar in pure vorm verkocht. De rechtbank acht dit niet aannemelijk nu veroordeelde zelf bij de politie heeft verklaard dat hij de cocaïne versneeden er gedurende het onderzoek ook versnijdingsmiddel (Levamisol) is aangetroffen in een kluis waartoe veroordeelde toegang had. De rechtbank is van oordeel dat de in het rapport gekozen uitgangspunten op goede gronden zijn gekozen en acht deze aannemelijk.
Kosten loopjongen [mededader]
Ook zijn er in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel kosten in mindering gebracht die veroordeelde vanwege zijn loopjongen (mededader [mededader] ) heeft gemaakt. Op basis van tapgegevens van de dealertelefoon is er in de berekening van uitgegaan dat [mededader] niet iedere dag cocaïne heeft gedeald, maar op 90 procent van de dagen.
Op grond van de verklaring van [mededader] dat hij
‘af en toe 50 euro per dag, soms 100 euro’verdiende, is in de berekening ten slotte voor een gemiddeld loon van [mededader] van € 75,- gekozen. Ook is er overeenkomstig de verklaring van veroordeelde voor € 10,- per dag aan brandstofvergoeding meegenomen in de berekening.
De rechtbank heeft mededader [mededader] bij vonnis van 24 september 2020 veroordeeld voor, kortgezegd, het dealen van cocaïne gedurende een periode van 83 dagen en zal daarom – in afwijking van voornoemd rapport – in haar berekening van de bewezen verklaarde periode uitgaan. De overige uitgangspunten in het rapport acht de rechtbank aannemelijk en deze zullen dan ook worden overgenomen.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank als volgt tot een schatting van de kosten die veroordeelde heeft gemaakt met betrekking tot de arbeid van [mededader] .
83 dagen x 90 procent = 75 dagen;
75 dagen x € 75,- loon [mededader] = € 5.625,-
75 dagen x € 10,- brandstofvergoeding =
€ 750,-
Totale kosten [mededader] =
€ 6.375,-
Slotsom
Het voorgaande leidt tot de volgende eindberekening:
Bruto jaaromzet € 323.207,50
Kosten inkoop cocaïne € 121.312,00 –
Kosten loopjongen [mededader] € 6.375,00 –
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 195.520,50
De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op
€ 195.520,50.