In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 5 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde]. De eiseres, een besloten vennootschap, vorderde betaling van een bedrag van € 7.204,26 van de gedaagde, die als partij had meegetekend bij een financiële lease-overeenkomst. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat zij slechts had meegetekend om haar zoon te helpen, en dat zij niet als partij bij de overeenkomst kon worden beschouwd. De rechter oordeelde dat de gedaagde, net als haar zoon, hoofdelijk aansprakelijk was voor de verplichtingen uit de lease-overeenkomst. De rechter concludeerde dat de gedaagde gehouden was tot nakoming van de mondelinge regeling die was getroffen met de eiseres, en dat de eiseres gerechtvaardigd had mogen aannemen dat de gedaagde ook voor zichzelf handelde. De vordering van de eiseres werd toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de kosten van de procedure. De rechter veroordeelde de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag en de proceskosten.