ECLI:NL:RBOVE:2021:1329

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
30 maart 2021
Zaaknummer
08-084787-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling en vrijspraak in inbraakzaak bij kapsalon in Oldenzaal

Op 30 maart 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen van 27 en 38 jaar, die beschuldigd werden van inbraak in een kapsalon in Oldenzaal op 8 april 2019. De rechtbank heeft hen veroordeeld tot een celstraf van 6 maanden en een schadevergoeding van 250 euro aan de benadeelde partij. Twee andere mannen van 26 en 28 jaar zijn vrijgesproken. De zaak kwam aan het licht na een melding van een inbraak, waarbij getuigen zagen hoe twee personen de kapsalon binnendrongen en goederen meenamen. De politie vond later een opengebroken kluis in de woning van de verdachten, die herkend werd door de eigenaar van de kapsalon. Ondanks het bewijs dat de verdachten aanwezig waren tijdens de inbraak, oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om hen te veroordelen voor de inbraak. De rechtbank sprak hen vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat niet kon worden vastgesteld dat zij de beschikking hadden over de gestolen goederen. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachten werden vrijgesproken. De rechtbank gelastte de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-084787-19 (P)
Datum vonnis: 30 maart 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 maart 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Leusink-Dijk en van wat door verdachte en de raadsman mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Zeist, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:samen of alleen heeft ingebroken en een kluis, geld en/of haarverzorgingsproducten heeft meegenomen, of
subsidiair:samen of alleen een kluis, geld en/of haarverzorgingsproducten heeft geheeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 8 april 2019, te Oldenzaal, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een kluis en/of een geldbedrag, te weten 2.500 euro en/of een of meerdere
haarverzorgingsproducten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer]
, heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijnhun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking, inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 april 2019, te Oldenzaal, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een goed, te weten een kluis en/of een geldbedrag, te weten 2.500 euro en/of een of
meerdere haarverzorgingsproducten heeft verworven, voorhanden gehad en/of
overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den)
moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, omdat verdachte wist dat de door de medeverdachten mee naar de woning van [naam] – waar verdachte toen verbleef – gebrachte kluis en het geld gestolen waren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het primair of subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten vast.
Op 8 april 2019 omstreeks 06.37 uur ontvangt de meldkamer van de politie een melding dat er wordt ingebroken bij kapsalon [kapsalon] , gevestigd aan de [adres] te Oldenzaal. Getuige [getuige 1] ziet vanuit haar woning hoe twee personen de deels glazen deur van de kapsalon vernielen. Eén van de personen draagt een blauwe trui (hoodie) en de andere persoon draagt zwarte kleding. De twee personen gaan de kapsalon binnen en komen korte tijd later weer naar buiten, waarbij de persoon met de blauwe hoodie een kist/doos draagt. Dat wordt ook gezien door getuige [getuige 2] . De getuigen zien hoe de twee personen de portiek van een flatwoning op de benedenverdieping in hetzelfde gebouw als de kapsalon, binnengaan. De getuigen zien ook hoe een derde persoon, achter de andere personen aanloopt en de flat wordt binnengelaten. Getuige [getuige 1] had gezien hoe deze derde persoon tijdens de inbraak heen en weer liep tussen de woning en de kapsalon.
De politie arriveert rond 7.00 uur bij deze flatwoning waar mevrouw [naam] woont en in die woning worden verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aangetroffen. De politie vindt in die woning een opengebroken kluis, die door aangever wordt herkend als de kluis afkomstig uit de kapsalon. Volgens aangever was de kassa ook opengebroken en leeggehaald en is er bij de inbraak totaal € 1.400,00 gestolen. Naast de kluis treft de politie in de woning van [naam] naast andere kleding, de blauwe hoodie aan die werd gedragen door een van de daders van de inbraak.
Verbalisanten hebben de camerabeelden uit de kapsalon bekeken en beschreven dat twee personen samen de kapperszaak binnengaan. De eerste verdachte verlaat binnen 35 seconden na binnengaan de kapsalon met de kluis. De tweede verdachte pakt de kassalade en haalt er het papiergeld uit en haalt de enveloppen met de dagopbrengst uit de kassa. Hij verlaat binnen een minuut na binnenkomst het pand. De eerste verdachte had een blauwe
hoodie aan. De tweede verdachte droeg een zwarte hoodie.
De blauwe hoodie is door het Nederlands Forensisch Instituut onderzocht op biologische sporen. Daarbij zijn de binnenzijde van de kraag, de binnenzijde van de rechtermanchet en de binnenrand van de capuchon bemonsterd en onderzocht. Uit de rapportage volgt dat het DNA uit de kraag en het rechtermanchet afkomstig kan zijn van [medeverdachte 1] (kans kleiner dan 1 op 1 miljard). Op de capuchon is DNA aangetroffen dat afkomstig kan zijn van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Van het DNA uit de capuchon is het 30 miljoen keer waarschijnlijker dat de bemonstering het DNA van onder meer verdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bevat, dan dat de bemonstering DNA bevat van [medeverdachte 1] en onder meer twee willekeurig onbekende personen.
Daarnaast heeft het Nederlands Forensisch Instituut een vergelijkend glasonderzoek uitgevoerd, waarbij het glas van de deur van de kapsalon is vergeleken met glassporen die zijn aangetroffen op de schoenen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] en op de blauwe hoodie. Voor al deze glassporen geldt volgens het onderzoek dat het veel waarschijnlijker (kans aan de bovenzijde van 100-10.000) is dat deze glassporen afkomstig zijn van de gebroken ruit van de kapsalon, dan van een willekeurige andere ruit.
Verdachte heeft bij de politie verklaard onschuldig te zijn. Verdachte was in de woning van zijn nicht en buurvrouw [naam] om koffie te drinken. Ter zitting heeft verdachte verklaard geen kluis of geld in de woning te hebben gezien.
4.3.2
De conclusie van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Hoewel de rechtbank de verklaring van verdachte, gelet op voornoemde redengevende feiten en omstandigheden, niet geloofwaardig acht, ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank het wettig en overtuigend bewijs dat verdachte een rol heeft gehad bij de inbraak in de kapsalon, of en welke gedragingen hij heeft verricht en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met één of meer andere verdachte(n). Met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde staat onvoldoende vast dat verdachte, hoewel hij in de woning aanwezig was toen de gestolen kluis en het gestolen geld naar binnen werd gebracht, de beschikkingsmacht over die kluis of dat geld had.

5.De inbeslaggenomen voorwerpen

Nu verdachte wordt vrijgesproken zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van het onder hem in beslaggenomen geldbedrag.

6.De schade van benadeelden

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Dit betreft de materiële schade voor zover deze niet is vergoed door de verzekering.
Nu verdachte wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

7.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave van een geldbedrag van € 75,00 aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. P.M.F. Schreurs en
mr. A.M. van Diggele, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2021.
Buiten staat
Mr. Schreurs is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.