3.5.[verweerder] heeft de volgende tegenverzoeken ingediend:
A. Voor het geval op grond van de overige door [verzoekster] aangevoerde gronden (de g- of i- grond) tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt overgegaan rekening te houden met de wettelijke opzegtermijn van twee maanden, zonder aftrek van de proceduretijd, nu ex artikel 7:671b lid 8 sub a BW de ontbinding een gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] ;
[verzoekster] te veroordelen tot betaling van het achterstallige salaris tijdens ziekte vanaf
29 mei 2020 tot en met 3 juni 2020 van € 1.937,78 bruto per maand, vanaf 4 juni 2020 tot en met 31 december 2020 het wettelijk minimumloon van € 1.653,60 bruto per maand en zo lang de arbeidsongeschiktheid voortduurt vanaf 1 januari 2021 tot de datum van rechtsgeldige beëindiging van het dienstverband of tot de datum dat de in artikel 7:629 lid 1 BW genoemde termijn verstreken is ad € 1.684,80 bruto per maand, te verhogen met vakantietoeslag en de wettelijke verhoging ex artikel
7:625 BW alsmede de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid van de loonvordering;
[verzoekster] te veroordelen tot het verstrekken van deugdelijke loonspecificaties over de achterstallige en toekomstige loonbetalingen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat [verzoekster] nalaat om binnen twee dagen na betekening van deze beschikking hieraan te voldoen, met een maximum van € 5.000,00;
Voor het geval tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt overgegaan [verzoekster] te veroordelen tot een correcte eindafrekening van het dienstverband, waaronder uitbetaling van twaalf niet genoten vakantiedagen ad € 1.107,36 bruto en het vakantiegeld pro rata, een en ander onder verstrekking van een deugdelijke loonspecificatie, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat [verzoekster] niet binnen twee dagen nadat deze beschikking is gewezen hieraan voldoet, met een maximum van € 5.000,00;
[verzoekster] te veroordelen om binnen twee weken na het wijzen van de beschikking, op kosten van [verzoekster] , een arbeidsdeskundige in te schakelen teneinde de functionele mogelijkheden van [verweerder] te onderzoeken en vervolgens een re-integratiebedrijf opdracht te geven [verweerder] te bemiddelen naar passend werk, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat [verzoekster] nalaat om binnen de gestelde termijn genoemde re-integratieverplichtingen te voldoen, met een maximum van € 5.000,00;
Voor het geval wordt overgegaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3 sub g BW, [verzoekster] te veroordelen tot betaling van de wettelijke transitievergoeding ad € 6.861,64 bruto en voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op grond van artikel 7:669 lid 3 sub i tot een transitievergoeding ad € 10.292,46 bruto;
[verzoekster] te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding ad € 25.133,- bruto wegens verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] ;
[verzoekster] te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel ad € 875,-;
I. [verzoekster] te veroordelen in de kosten van deze procedure.