ECLI:NL:RBOVE:2021:1311

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 maart 2021
Publicatiedatum
29 maart 2021
Zaaknummer
08.036320.19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie mannen voor poging tot woninginbraak in Nijverdal

Op 29 maart 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen drie mannen uit Veenendaal, die in 2018 hebben geprobeerd in te breken in een woning in Nijverdal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten op 26 januari 2019, in vereniging, hebben geprobeerd toegang te krijgen tot de woning van de aangever door middel van braak. De poging tot inbraak werd vastgelegd door camerabeelden, waarop te zien is dat de verdachten zich verdacht gedroegen in de tuin van de aangever. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de herkenningen door verbalisanten beoordeeld en deze als voldoende concreet en betrouwbaar aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachten voldoende waren om te spreken van een begin van uitvoering van de poging tot woninginbraak. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot celstraffen van zes weken, met aftrek van de tijd die zij in voorarrest hebben doorgebracht. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de eerdere veroordelingen van de verdachten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten niet alleen materiële schade veroorzaken, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners en buurtbewoners met zich meebrengen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.036320.19 (P)
Datum vonnis: 29 maart 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1996 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan het [woonplaats 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 maart 2021 en 15 maart 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. T. Akkerman en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met anderen of alleen heeft geprobeerd om in te breken in de woning van
[slachtoffer] door ramen en/of kozijnen van die woning te verbreken.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 26 januari 2019, te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] ,
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door
middel van braak, verbreking, inklimming,
immers heeft/hebben verdachten getracht een of meerdere ramen en/of kozijnen van de woning te verbreken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

Dit hoofdstuk bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
4.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast.
Op 26 januari 2019 zijn door aangever [slachtoffer] na thuiskomst inbraaksporen aangetroffen op een kozijn in de bijkeuken van zijn woning. Een raam in de woonkamer is daadwerkelijk opengebroken. Een voorwerp (stolp) dat op de vensterbank stond is daarbij kennelijk buiten gezet. De woning van aangever is voorzien van camera’s, onder de carport en in de tuin. Op de camera’s is te zien dat drie mannen/jongens kort voor thuiskomst van aangever in de tuin van aangever zijn nabij de woning. Een van de personen heeft een voorwerp in zijn hand, gelijkend op een zogenoemde “koevoet”. Deze persoon trekt aan de achterdeur en wrikt vervolgens met een voorwerp aan het kozijn van een (bijkeuken)raam. Daarna verdwijnen de personen uit het zicht van de camera’s. Van de camerabeelden zijn prints gemaakt.
Deze afbeeldingen, afkomstig van de camerabeelden bij de woning van aangever zijn op
1 februari 2019 bekeken door meerdere verbalisanten. Deze verbalisanten herkennen telkens één of meer personen die op de beelden staan.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ambtshalve herkenningen betrouwbaar en heeft ten aanzien hiervan aangevoerd dat de herkenningen op ambtseed dan wel ambtsbelofte zijn opgemaakt, dat meerdere verbalisanten verdachte hebben herkend als zijnde de persoon op de hen getoonde afbeeldingen en dat verdachte zeer bekend is bij de verbalisanten. De officier van justitie heeft gesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat de herkenningen van de verbalisanten zijn vertroebeld door bijbedoelingen. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de betrouwbaarheid van de ambtshalve herkenningen van verdachte door verschillende verbalisanten betwist en hiertoe het volgende aangevoerd.
De bewegende beelden waar de afbeeldingen van afkomstig zijn, maken geen onderdeel uit van het dossier en de afbeeldingen zijn niet van zodanige kwaliteit dat de herkenning van een persoon mogelijk is. De afbeeldingen zijn niet scherp en niet in kleur. Een aantal van de verbalisanten noemt geen specifieke gezichtskenmerken. De processen-verbaal van herkenning moeten worden uitgesloten van het bewijs en ander steunbewijs ontbreekt.
Er is voorts geen sprake van uitvoeringshandelingen op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat sprake is van een poging tot woninginbraak. Verdachte moet dan ook van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de ambtshalve herkenningen van de verbalisanten betrouwbaar zijn om voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de ambtshalve herkenningen spelen diverse factoren een rol. Een van deze factoren betreft de kwaliteit van de beschikbare beelden. De beelden dienen voldoende duidelijk en helder te zijn om een herkenning op te kunnen baseren. Een andere factor betreft de mate van bekendheid met de waargenomen persoon. Daarbij geldt dat hoe beter men de betrokken persoon kent, hoe minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Dat geldt te meer als de bekendheid met het uiterlijk van iemand is ontstaan en gevormd bij ontmoetingen in persoon, waarbij ook de aard, de frequentie, de intensiteit van de eerdere contacten en het tijdsverloop sinds de ontmoeting(en) van belang zijn.
Verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] herkennen op de beelden de personen aangeduid als NN1 en NN2 als [medeverdachte 1] en verdachte. Zij kennen beide personen vanuit hun werk binnen incidentenafhandeling. [verbalisant] heeft [medeverdachte 1] meermalen aangehouden en heeft naar aanleiding van verschillende incidenten en meldingen contact gehad met [medeverdachte 1] en met verdachte. [verbalisant] heeft meerdere keren met beide personen te maken gehad bij controles en bij aanhoudingen en heeft gedurende de maand december 2018 actief naar verdachte gezocht, vanwege een signalering.
Verbalisant [verbalisant] kent verdachte sinds 2012, heeft hem meermalen gecontroleerd en gesproken en herkent hem op de afbeeldingen aan specifieke uiterlijke kenmerken, zoals zijn tengere postuur, lengte, smalle ingevallen gezicht, opvallende naar buiten staande oren, dikke wenkbrauwen en kleine zwarte sikje.
Verbalisant [verbalisant] kent verdachte, omdat hij hem tijdens de dienst vaak heeft gecontroleerd en herkent verdachte aan zijn tengere postuur, opvallende lengte en aan zijn gezicht.
Verbalisant [verbalisant] kent verdachte vanuit zijn functie binnen incidentenafhandeling en herkent hem op de afbeeldingen aan zijn lange en slanke postuur, zijn dunne benen en smalle gezicht, aan zijn loopje en manier van bewegen, als ook aan zijn opgeschoren haardracht aan de zijkant en zijn sik. [verbalisant] heeft op 25 januari 2019 verdachte nog gezien.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de afbeeldingen in dit dossier voldoende duidelijk en helder om uiterlijke kenmerken van de op de afbeeldingen zichtbare personen te kunnen waarnemen en een herkenning op te kunnen baseren. De betreffende afbeeldingen hebben geleid tot meerdere herkenningen door verschillende verbalisanten die de drie verdachten reeds lange tijd kennen en die in het kader van hun ambt veelvuldig en recent contact met hen hebben gehad. Bovendien zijn door verschillende verbalisanten specifieke persoonskenmerken genoemd op basis waarvan zij de betreffende persoon op de afbeeldingen hebben herkend. De rechtbank acht de ambtshalve herkenningen voldoende concreet en betrouwbaar en bezigt deze dan ook voor het bewijs. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging hieromtrent.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de te bewijzen handelingen voldoende zijn om aan te merken als een begin van uitvoering, zoals is vereist voor bewezenverklaring van een poging tot woninginbraak.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat op grond van het dossier, in het bijzonder de door de verbalisant uitgeschreven bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden, vast staat dat op het moment dat de drie verdachten, zijnde [medeverdachte 1] , verdachte en [medeverdachte 2] , bij de woning van [slachtoffer] aanwezig zijn, door [medeverdachte 1] aan de achterdeur wordt gevoeld en hij vervolgens met een voorwerp in zijn hand wrikkende bewegingen maakt bij het raam van de woning. Bij thuiskomst trof de aangever bovendien een opengebroken raam aan in zijn woonkamer en was een stolp die op de vensterbank stond buiten gezet, kennelijk om de toegang via het raam te vergemakkelijken. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen zozeer gericht zijn op de voltooiing van de voorgenomen woninginbraak dat sprake is van uitvoeringshandelingen en daarmee een poging tot woninginbraak bewezen is.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks26 januari 2019, te Nijverdal, gemeente Hellendoorn
, in ieder geval in
Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijf om
enig goed, dat
geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengendoor
middel van braak
, verbreking, inklimming, immers
heeft/hebben verdachten getracht een of meerdere ramen
en/of kozijnen van de woning te verbreken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft oplegging gevorderd van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de duur van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging sluit aan bij het standpunt van de officier van justitie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft samen met twee anderen geprobeerd om in te breken in een woning door raamkozijnen te forceren. Dat zij in hun opzet niet zijn geslaagd is te danken aan de bewoners die op nagenoeg datzelfde moment nietsvermoedend weer in hun huis arriveerden en daarmee verdachte en de medeverdachten kennelijk op de vlucht deden slaan. Feiten als de onderhavige veroorzaken niet alleen materiele schade en overlast, maar kunnen nog lange tijd voor gevoelens van angst en onveiligheid zorgen bij zowel de bewoners van de betreffende woning als bij buurtbewoners. Verdachte is hier volledig aan voorbijgegaan en heeft slechts oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Bij haar overwegingen heeft de rechtbank betrokken dat in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gehanteerde oriëntatiepunten als uitgangspunt van denken voor een woninginbraak een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden wordt gehanteerd. De rechtbank neemt in aanmerking dat in deze zaak sprake is van een poging en niet van een voltooid delict.
Uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 27 januari 2021 blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Gelet op het bepaalde in artikel 63 Sr houdt de rechtbank bij het opleggen van de hierna te melden straf rekening met de straf die de verdachte bij arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 8 oktober 2019 is opgelegd, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de over verdachte opgemaakte reclasseringsrapportage van 27 februari 2021. Gezien de proceshouding van verdachte – hij zwijgt tegenover de reclassering – kan de reclassering geen delict-gerelateerde factoren aanwijzen. Verdachte heeft zich wisselend gehouden aan de afspraken met de reclassering in het kader van de schorsing. Ingezet is onder andere op het aanleren van vaardigheden om risicovolle situaties te vermijden. De laatste maanden komt verdachte de afspraken met zijn toezichthouder beter na. De ambulante begeleiding en behandeling bij De Waag zijn afgerond. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen en adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Op grond van het vorenstaande, hierbij ook het tijdverloop in deze zaak in aanmerking nemend, acht de rechtbank, een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. S.K. Huisman en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockotter, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2021.
Buiten staat
Mr. S.K. Huisman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland Onderzoek Kaapstad met proces-verbaal nummer 2019040052. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Het proces-verbaal van aangifte, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pagina 117:

Op 26 januari 2018, kwamen mijn vrouw, mijn dochter en ik, omstreeks 17:45 uur weer thuis. Ik reed en zette onze auto op de oprit. Toen we in huis kwamen, was de verlichting nog uit. Mijn dochter ging aan de eettafel zitten en constateerde dat ze de auto's welke door de straat reden, erg goed kon horen. Daaropvolgend heeft zij het gordijn aan de kant geschoven en zagen we dat het kozijn was opengebroken. We hebben twee camera's bij de woning hangen, eentje bij de oprit en eentje achter het huis. Hier op zijn rond 17:42 uur drie manspersonen bij ons in de tuin te zien.

Het proces-verbaal van bevindingen, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pagina 116:

Op woensdag 27 februari 2019 omstreeks 12.57 uur hield ik, verbalisant [verbalisant] ,
samen met een collega, de verdachte [medeverdachte 2] aan in de woning van zijn vriendin.
Ik vroeg aan de vriendin van [medeverdachte 2] om zijn jas. Hierop overhandigde de vriendin
mij een jas van het merk Parajumpers in de kleur bruin. De vriendin pakte deze jas
van de kapstok.

Het proces-verbaal van verhoor verdachte, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pagina 112, en bijlagen pagina 114 - 115:

(v = vraag verbalisant, a = antwoord verdachte, o = opmerking verbalisant)
O: [medeverdachte 2] , wij tonen jou een print van de camerabeelden waar jij van herkend bent.
De jas die jij aan hebt ten tijde van de poging woninginbraak komt overeen met de jas
die bij jou is aangetroffen tijdens jouw aanhouding. Wij tonen jou meerdere foto’s.
van de beide jassen.
V: Wat kun je hierover verklaren?
A: Ik beroep mij op mijn zwijgrecht.
O: De foto’s van de jassen worden als bijlagen gevoegd, genummerd 1 t/m 3.

Het proces-verbaal van bevindingen, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pagina 121:

Op 26 januari 2019 tussen 17:35 en 17:45 uur is er gepoogd om in te breken in een woning
aan de [adres] te Nijverdal. De poging woninginbraak is vastgelegd op camerabeelden. De aangever heeft de camerabeelden ten behoeve voor het onderzoek
afgegeven aan het onderzoeksteam.
De woning is voorzien van camera en deze is geplaatst in de tuin van aangever. Op de camera’s is te zien dat drie mannen/jongen in de tuin van aangever zijn. Op de camera is te zien dat de drie mannen pogen om in te breken. Een van de mannen/jongen is te zien dat hij een voorwerp in zijn hand heeft, gelijkend op een zogenoemd “koevoet” Op de beelden is te zien dat de jongens/mannen in de gaten krijgt dat ze kennelijk worden opgenomen door een camera en maakt gebaren naar de andere twee mannen. De mannen/jongens wenden hun gezicht af van de camera. De mannen/jongens draaien zich om met hun rug naar de camera, kennelijk om niet herkend te worden. Van de camerabeelden zijn printjes gemaakt.

Het proces-verbaal van bevindingen, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pagina 124 - 126:

Ik verbalisant [verbalisant] , ben de camerabeelden van zaterdag 26 januari 2019 aan de [adres] gaan uitkijken.
Ik verbalisant [verbalisant] , zie links onder in, op de camerabeelden. Carport staan. Ik zie dat om 17:42.07, links boven in beeld 2 personen in beeld verschijnen. De personen lopen op de stoep, stoppen vervolgens draaien om en lopen weer terug, de personen verdwijnen links weer uit beeld.
Ik verbalisant [verbalisant] , zie links onder in, op de camerabeelden, Achter staan.
Ik zie dat om 17:42.31, 2 personen aankomen lopen over het grasveldje. Deze lopen richting het terras aan de achterzijde van de woning. Persoon 1, hier onder genoemd als n.n.1, komt als eerste in beeld met zijn handen in zijn zakken, daarna komt persoon 2, hier onder genoemd als n.n.2, in beeld lopen. Ik zie dat om 17:42.34, dat n.n.1 een langwerpig voorwerp bij zijn rechterbroekzak weg haalt en richting de woning draait. Hierdoor staat hij met de rug naar de camera. Ik zie dat n.n.1 donkere handschoenen aan heeft. Ik zie dat n.n.1, een lichtere jas aan heeft, De jas is niet gemaakt van een gladde stof, maar is voorzien van horizontale naden, waardoor de jas opbolt, in horizontale gebolde strepen. Ik zie dat n.n.1, een lichte broek aan heeft. Geen spijkerbroek, maar gemaakt van stof, lijkend op een joggingsbroek. Ik zie dat n.n.1, Nike schoenen aan heeft. Gladde Nike sport schoenen. Ik zie dat n.n.2 een licht kleurige gladde jas draag met capuchon. Dat n.n.2 een donkere broek aan heeft en donkere schoenen. Ik zie dat n.n.2 bij het aanlopen geen handschoenen aan heeft, maar daarna in het aanlopen donkere handschoenen aan trekt. Ik zie dat om 17:42.40, de twee personen naast elkaar staan. Ik zie dat N.N.1 iets langer is dan, N.N.2. Ik zie dat om 17:42.50, N.N.1 eerst aan de achter deur van de woning trekt. En vervolgens door het raam rechts op de camera, naar binnen kijkt. Ik zie dat om 17:43.00, een derde persoon komt aanlopen, hier onder genoemd als N.N.3.
Ik zie dat N.N.1 een staaf vormig voorwerp in zijn linker hand heeft en in zijn rechterhand ook een kleiner voorwerp vast heeft. Ik zie dat N.N.1, vervolgens naar het meest rechter raam van de woning loopt en hierop het staafvormige voorwerp en het voorwerk van zijn rechterhand gebruikt. Ik zie dat hij met deze voorwerpen het raam probeert open te wrikken..

Het proces-verbaal van bevindingen, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pagina 128:

Op vrijdag 1 februari 2019 kreeg ik verbalisant [verbalisant] , een e-mail. In deze e-mail werd gevraagd om de foto's in de bijlagen te bekijken voor herkenning van de personen op deze beelden. Ik herkende op drie van de vijf toegestuurde foto's twee personen. De persoon op de foto in bijlage genaamd nn2 2 en nn2 herkende ik direct. De persoon op bijlage nnl herkende ik ook. De persoon op de bijlagen nn2 en nn2 2 herkende ik direct als:
[verdachte]
[geboortedatum 1] -1996
BSN [nummer 1]
[woonplaats 1]
De persoon op de bij lage nn1 en de bewegende beelden herkende ik als:
[medeverdachte 1]
[geboortedatum 2] -1995
BSN [nummer 2]
[woonplaats 2]
Ik ken beide personen vanuit mijn werk in de incidenten afhandeling in Veenendaal. Ik heb meerdere keren met beide personen te maken gehad bij controles en ik heb beide personen ook wel eens aangehouden. Ik ben naar [verdachte] de hele maand december 2018 actief op zoek geweest, omdat hij gesignaleerd stond voor een inbraak in een woning.

Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pagina 132:

Op vrijdag 1 februari 2019 ontving ik verbalisant [verbalisant] , een email, waarin afbeeldingen als bijlage waren gevoegd van personen en de volgende informatie werd gegeven: Herkenning gevraagd poging inbraak [adres] te Nijverdal. Ik zag dat er er drie foto's bij de email werden meegezonden. Ik heb de foto's bekeken en herkende een van deze personen.
De persoon die ik herkende herken ik als:
[verdachte]
[geboortedatum 1] 1996 [geboorteplaats 1] in Nederland
[woonplaats 1]
Ik, verbalisant, ken de bovengenoemde persoon ambtshalve. Ik herken [verdachte] aan zijn tengere postuur, zijn lengte en zijn smalle ingevallen gezicht. [verdachte] heeft opvallende oren die ver naar buiten staan, dikke wenkbrauwen en een klein zwart sikje.
Ik werk sinds 2012 in de gemeente Veenendaal en Rhenen en heb [verdachte] hier meerdere
keren gecontroleerd en gesproken. Ook staat [verdachte] veel op de briefing omdat hij met regelmaat bij verdachte situaties is gezien en betrokken is geweest bij diverse woninginbraken of pogingen daarvan.

Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pagina 143 - 144:

Op vrijdag 1 februari 2019 zag ik verbalisant [verbalisant] een aandachtvestiging van HIC Oost-Nederland, waarin afbeeldingen werden getoond van personen en de volgende informatie werd gegeven:
Poging Inbraak aan de [adres] te Nijverdal registratie PL0600- 2019040052.
Op zaterdag 26-01-2019, 3 verdachten in beeld.
Herkenning gevraagd.
De persoon rood omcirkeld met bijschrift NN 1 herken ik als:
[medeverdachte 1] , [geboortedatum 2] 1995 [geboorteplaats 2] in Nederland
[woonplaats 2]
De persoon Rood omcirkeld met bijschrift NN 2 herken ik als:
[verdachte]
[geboortedatum 1] 1996 [geboorteplaats 1] in Nederland
[woonplaats 1]
Ik, verbalisant, ken de bovengenoemde personen ambtshalve.
Ik herken [medeverdachte 1] omdat ik [medeverdachte 1] tijdens de dienst vaak heb gecontroleerd en
[medeverdachte 1] ook wel eens thuis heb aangehouden voor een ander gepleegd strafbaar feit.
Ik herken [medeverdachte 1] aan zijn gezicht en postuur.
Ik herken [verdachte] omdat ik [verdachte] tijdens de dienst vaak heb gecontroleerd. Ik
herken [verdachte] aan zijn tengere postuur, opvallende lengte en aan zijn gezicht.

Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pagina 151 - 152:

Op vrijdag 1 februari 2019 zag ik verbalisant [verbalisant] een aandachtvestiging van Het High Impact Crime Team Oost-Nederland, waarin videobeelden werden getoond van personen en de volgende informatie werd gegeven:
Op zaterdag 26 januari 2019 vond er een inbraak plaats aan de [adres] te Nijverdal.
De persoon Fotoblad 1+2: midden, Fotoblad 3: links herken ik als:
[verdachte]
[geboortedatum 1] 1996 [geboorteplaats 1] in Nederland
[woonplaats 1]
Ik, verbalisant, ken de bovengenoemde persoon ambtshalve.
Ik herkende deze persoon bij het zien van de beelden direct als [verdachte] .
[verdachte] is de afgelopen jaren veel in beeld gekomen in verband met verdachte situaties en wordt verdachte van het plegen van meerdere woninginbraken. In december 2018 hebben wij als politie gezocht naar [verdachte] omdat hij gesignaleerd stond om buiten heterdaad aangehouden te worden in verband met een woninginbraak waarvan hij verdacht werd. Ook heb ik [verdachte] nog als verdachte verhoord in verband met een woninginbraak 2 jaar geleden toen ik werkzaam was bij het woninginbraken team van Midden-Nederland. Op vrijdag 25 januari 2019, omstreeks 16:00 uur heb ik [verdachte] nog gezien. Momenteel ben ik werkzaam in de incidentenafhandeling in Veenendaal. Gedurende de tijd dat ik dit werk uitvoer heb ik meerdere malen te maken gehad met [verdachte] . Ik herken [verdachte] aan zijn lange en slanke postuur. Ook zijn dunne benen en smalle gezicht zijn heel herkenbaar. Ik herken [verdachte] aan zijn loopje en manier van bewegen. Ik herken [verdachte] aan zijn opgeschoren haardracht aan de zijkant en zijn sik.