ECLI:NL:RBOVE:2021:1306

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 maart 2021
Publicatiedatum
29 maart 2021
Zaaknummer
84.315304.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van veehouder voor dierenwelzijn en naleving van de Wet dieren

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 29 maart 2021 uitspraak gedaan tegen een 47-jarige veehouder die zijn vee niet de zorg heeft gegeven die volgens de Wet dieren vereist is. De verdachte, houder van ongeveer 300 melkkoeien en 190 kalveren, werd beschuldigd van meerdere overtredingen, waaronder het niet tijdig verzorgen van zieke of gewonde dieren, het niet zorgen voor schone en droge ligplaatsen, en het niet verstrekken van geschikt voer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 en 23 september 2020 tekort is geschoten in zijn zorgplicht, wat resulteerde in een overbezetting van de ligboxen en een ongeschikte leefomgeving voor de dieren. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een geldboete van € 7.500 en een voorwaardelijke stillegging van de onderneming voor één jaar eiste, toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen verantwoordelijk is voor de zorg van zijn dieren, maar ook dat hij de adviezen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) niet of nauwelijks opvolgde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot het betalen van een geldboete van € 7.500 en een voorwaardelijke stillegging van zijn bedrijf voor één jaar, met een proeftijd van drie jaar. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheid van veehouders voor het welzijn van hun dieren en de noodzaak om te voldoen aan de wettelijke eisen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.315304.20 (P)
Datum vonnis: 29 maart 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1974 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 maart 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.H.E. Groeneboer en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J. Vlug, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, in de uitoefening van een bedrijf, als houder van circa 300 melkkoeien en 190 kalveren, er (opzettelijk) op 2 en 23 september 2020 is tekortgeschoten in de zorg voor een aantal van deze dieren door:
feit 1:zieke of gewonde dieren niet onmiddellijk passende verzorging te bieden;
feit 2:niet voor een schone en droge ligplaats heeft gezorgd;
feit 3:geen gezond en geschikt voer beschikbaar te stellen;
feit 4:de dieren niet genoeg (lig)ruime te bieden waardoor sprake was van overbezetting.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 2 september en/of 23 september 2020 te Nieuw-Weerdinge, in de gemeente Emmen,
als houder van in totaal (ongeveer) 300 (melk)koeien en/of 190 kalveren (jongvee), althans een aantal dieren,
(telkens) al dan niet opzettelijk,
(telkens) er geen zorg voor heeft gedragen dat
- een groot aantal (ongeveer 25 procent), althans ten minste 41, althans één of meer melkkoeien (in de ligboxenstal aan [adres 2] en/of de aangrenzende percelen, zie proces-verbaal pagina 8), die in meer of mindere mate (ernstig) kreupel liep/liepen, al dan niet ten gevolge van en/of met klauw- en/of pootproblemen, en/of die poot/poten niet of nauwelijks kon/konden belasten en/of kromgetrokken stond/stonden, zijnde (een) dier(en) die/dat ziek of gewond le(e)k(en), onmiddellijk op passende wijze werd(en) verzorgd, en/of
- meerdere kalveren (jongvee), althans één kalf (in de ligboxenstal aan [adres 1] , zie proces-verbaal pagina 9), die in meer of mindere mate (ernstig) kreupel liep/liepen en/of met ernstige poot en/of klauwproblemen, zijnde (een) dier(en) die/dat ziek of gewond le(e)k(en), onmiddellijk op passende wijze werd(en) verzorgd,
zulks terwijl voornoemde overtreding(en) plaatsvond(en) in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
2
hij op of omstreeks 2 september en/of 23 september 2020 te Nieuw-Weerdinge, in de gemeente Emmen,
als houder van in totaal (ongeveer) 300 (melk)koeien en/of 190 kalveren (jongvee), althans een aantal dieren,
(telkens) al dan niet opzettelijk,
(telkens) er geen zorg voor heeft gedragen dat
- meerdere kalveren (jongvee), althans één kalf (in drie strohokken in de loods op [adres 2] , zie proces-verbaal pagina 7) over een toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien (een gedeelte van) die kalveren niet de beschikking had(den) over een droge en/of schone ligplaats, immers was/waren de hokken voor een groot gedeelte bevuild met natte mest en/of was/waren de poten, flanken en/of knieën van dat/die kalveren bevuild met oude opgedroogde en/of verse mest, en/of
- meerdere kalveren (jongvee), althans één kalf (in een groot strohokken in de kapschuur op [adres 2] , zie proces-verbaal pagina 7) over een toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien (een gedeelte van) dat/die kalveren niet de beschikking had(den) over een droge en/of schone ligplaats, immers was voornoemd hok achter het voerhek bevuild met natte mest en/of was/waren de poten en/of knieën van dat/die kalveren bevuild met oude opgedroogde en/of verse mest, en/of
- meerdere melkkoeien (runderen), althans één rund (in de melkstal aan [adres 2] , zie proces-verbaal pagina 8) over een toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien de melkstal en/of terugloop slecht was/waren gereinigd, immers was/waren de melkglazen en/of melkstellen sterk bevuild met (oude) mestresten en/of was het looppad sterk bevuild met een dikke laag natte mest,
zulks terwijl voornoemde overtreding(en) plaatsvond(en) in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
3
hij op of omstreeks 2 september en/of 23 september 2020 te Nieuw-Weerdinge, in de gemeente Emmen,
als houder van in totaal (ongeveer) 300 (melk)koeien en/of 190 kalveren (jongvee), althans een aantal dieren,
(telkens) al dan niet opzettelijk,
(telkens) er geen zorg voor heeft gedragen dat
- meerdere melkkoeien (runderen), althans één rund (in de oude en/of nieuwe ligboxenstal aan [adres 2] , zie proces-verbaal pagina 8), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen/kreeg toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers was/waren de voerbak(ken) niet schoongemaakt en/of lag aldaar een dikke laag oude en/of beschimmelde en/of bedorven voerresten, en/of
- meerdere kalveren (jongvee), althans één kalf (in de jongveestallen op [adres 1] , zie proces-verbaal pagina 8) een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen/kreeg toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lag/lagen oude en/of beschimmelde voerresten voor de voerhekken en/of was/waren de voerresten bedorven en/of nat,
zulks terwijl voornoemde overtreding(en) plaatsvond(en) in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
4
hij op of omstreeks 2 september 2020 en/of 23 september 2020 te Nieuw-Weerdinge, in de gemeente Emmen,
als houder van in totaal (ongeveer) 300 (melk)koeien en/of 190 kalveren (jongvee), althans een aantal dieren,
(telkens) al dan niet opzettelijk,
in de ligboxenstallen (aan [adres 2] , zie proces-verbaal pagina 10), niet voldoende ruimte heeft gelaten voor de fysiologische en ethologische behoeften van die runderen, immers was/waren
- op 2 september 2020 in die ligboxenstallen (ongeveer) 287 runderen aanwezig, terwijl die runderen de beschikking hadden over slechts 258 bruikbare en/of geschikte ligboxen (overbezetting), en/of
- op 23 september 2020 in die ligboxenstallen (ongeveer) 299 runderen aanwezig, terwijl die runderen de beschikking hadden over slechts 258 bruikbare en/of geschikte ligboxen (overbezetting),
zulks terwijl voornoemde overtreding(en) plaatsvond(en) in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde onder 1 tot en met 4 wettig en overtuigend kan worden bewezen, met uitzondering van het derde gedachtestreepje onder 2. Verdachte dient van dit onderdeel te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
Feit 1:
 proces-verbaal opgemaakt door [verbalisant] , ambtenaar van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), van 22 oktober 2020 (pag. 8, 9 en 13);
 een schriftelijk bescheid zijnde en veterinaire verklaring opgesteld door [naam] van 23 september 2020 (pag. 15 tot en met 21).
Feit 2:
 een proces-verbaal opgemaakt door [verbalisant] , ambtenaar van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), van 22 oktober 2020 (pag. 7, 8 en 13);
 een schriftelijk bescheid zijnde en veterinaire verklaring opgesteld door [naam] van 23 september 2020 (pag. 15 tot en met 20).
Uit het dossier is niet eenduidig gebleken dat verdachte het ten laste gelegde onder het derde gedachtestreepje heeft begaan, zodat de rechtbank hem voor dit gedeelte zal vrijspreken.
Feit 3:
 een proces-verbaal opgemaakt door [verbalisant] , ambtenaar van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), van 22 oktober 2020 (pag. 8 en 13);
 een schriftelijk bescheid zijnde en veterinaire verklaring opgesteld door [naam] van 23 september 2020 (pag. 15, 17 en 18).
Feit 4:
Op 2 september 2020 is door de verbalisant vastgesteld dat een groot aantal runderen in de ligboxenstal onvoldoende ruimte had om aan hun fysiologische en ethologische behoeften te kunnen voldoen. [2] Er waren 258 beschikbare ligboxen geteld in de ligboxenstal op locatie Weerdingermarke 5. Op de stallijst stonden 289 runderen vermeld.
Op 23 september 2020 is door de verbalisant wederom vastgesteld dat een groot aantal runderen in de ligboxenstal onvoldoende ruimte had om aan hun fysiologische en ethologische behoeften te kunnen voldoen. [3] Op de stallijst stonden 285 runderen vermeld. Bij handmatige telling zijn 299 runderen in de ligboxenstal op locatie Weerdingermarke 5 geteld.
Ook in de veterinaire verklaring van 23 september 2020 komt naar voren dat er te weinig ligplaatsen zijn voor het aantal koeien dat werd gehouden. Op 2 september 2020 was er minimaal 15% overbezetting, maar de dierenarts merkt op dat al langere tijd er sprake is van forse overbezetting. [4]
Ter terechtzitting heeft verdachte naar voren gebracht dat er geen sprake was van overbezetting en dat de verbalisant op 23 september 2020 niet goed heeft geteld.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. Op grond van de voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er zowel op 2 september 2020 als op 23 september 2020 te veel runderen aanwezig waren voor het aantal beschikbare ligboxen op locatie Weerdingermarke 5, waarbij op 23 september 2020 wordt uitgegaan van het aantal runderen dat handmatig is geteld. In het dossier zitten geen aanknopingspunten waaruit valt af te leiden dat de verbalisant op 23 september 2020 verkeerd heeft geteld. Bovendien blijkt uit de stallijst eveneens dat er op 23 september 2020 te veel runderen aanwezig waren.
De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1:
hij op 2 september en 23 september 2020 te Nieuw-Weerdinge, in de gemeente Emmen,
als houder van in totaal ongeveer 300 (melk)koeien en 190 kalveren (jongvee),
telkens opzettelijk,
er geen zorg voor heeft gedragen dat
- ten minste 41 dieren, in de ligboxenstal aan [adres 2] en de aangrenzende percelen, die in meer of mindere mate ernstig kreupel liepen, onmiddellijk op passende wijze werden verzorgd, en
- meerdere kalveren (jongvee), die in meer of mindere mate ernstig kreupel liepen, onmiddellijk op passende wijze werden verzorgd,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
feit 2:
hij op 2 september en 23 september 2020 te Nieuw-Weerdinge, in de gemeente Emmen,
als houder van in totaal ongeveer 300 (melk)koeien en 190 kalveren (jongvee), telkens opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat
- meerdere kalveren (jongvee) (in drie strohokken in de loods op [adres 2] ) over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien (een gedeelte van) die kalveren niet de beschikking hadden over een droge en/of schone ligplaats, immers waren de hokken voor een groot gedeelte bevuild met natte mest en waren de poten, flanken en/of knieën van die kalveren bevuild met oude opgedroogde en verse mest, en
- meerdere kalveren (jongvee), over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien een gedeelte van die kalveren niet de beschikking hadden over een droge en/of schone ligplaats, immers was voornoemd hok achter het voerhek bevuild met natte mest en/of waren de poten en/of knieën van die kalveren bevuild met oude opgedroogde en/of verse mest,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
feit 3:
hij op 2 september en 23 september 2020 te Nieuw-Weerdinge, in de gemeente Emmen,
als houder van in totaal ongeveer 300 (melk)koeien en 190 kalveren (jongvee),
telkens opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat
- meerdere melkkoeien (in de ligboxenstal aan [adres 2] ), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers waren de voerbakken niet schoongemaakt en lag aldaar een dikke laag oude en beschimmelde en bedorven voerresten, en
- meerdere kalveren (jongvee) (in de jongveestallen op [adres 1] ) een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lagen oude en beschimmelde voerresten voor de voerhekken en waren de voerresten bedorven en nat,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
feit 4:
hij op 2 september 2020 en 23 september 2020 te Nieuw-Weerdinge, in de gemeente Emmen, als houder van in totaal ongeveer 300 (melk)koeien en 190 kalveren (jongvee),
telkens opzettelijk,
in de ligboxenstallen (aan [adres 2] ), niet voldoende ruimte heeft gelaten voor de fysiologische en ethologische behoeften van die runderen, immers waren
- op 2 september 2020 in die ligboxenstallen ongeveer 287 runderen aanwezig, terwijl die runderen de beschikking hadden over slechts 258 bruikbare en/of geschikte ligboxen (overbezetting), en
- op 23 september 2020 in die ligboxenstallen 299 runderen aanwezig, terwijl die runderen de beschikking hadden over slechts 258 bruikbare en/of geschikte ligboxen (overbezetting),
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikel 1 onder 2 van de Wet op de economische delicten (WED) juncto artikel 2.2, lid 10 onder c en d Wet dieren junctis de artikelen 1.6 en 1.7 Besluit houders van dieren. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1, 2 en 3:
telkens het misdrijf:
overtreden van voorschriften gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d, van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 4:
het misdrijf:
overtreden van voorschriften gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel c, van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte een geldboete van € 7.500,00 op te leggen. Daarnaast heeft zij gevorderd een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden op te leggen, waarbij de proeftijd wordt vastgesteld op 3 jaren. Hieraan dient de bijzondere voorwaarde te worden gekoppeld dat verdachte niet meer dan 200 koeien (melkkoeien en droge koeien) mag houden en het daarbij horende aantal stuks jongvee (maximaal 150 stuks).
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en toepassing te geven aan artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich bij herhaling schuldig gemaakt aan een economisch delict door op 3 en 23 september 2020 niet de zorg te geven aan zijn runderen die op grond van geldende wet- en regelgeving is vereist. Verdachte heeft sinds jaar en dag een veebedrijf. Uit het door de verbalisant van de NVWA opgemaakte proces-verbaal komt van de onderneming van verdachte een beeld naar voren van een boer die adviezen niet of nauwelijks nakomt en zijn vee geen passende voeding en verzorging kan geven. De bij het proces-verbaal gevoegde foto’s laten daarbij zien hoe ernstig de situatie voor de dieren was en bevestigen de beschreven schrijnende situatie. Zo staan dieren in de mest, hebben zij geen droge en schone ligplaats tot hun beschikking en worden kreupele dieren niet op passende wijze verzorgd. Ook het voer was ver onder de maat en was er sprake van overbezetting, ten gevolge waarvan het risico op verwondingen bij de dieren toeneemt.
Als veehouder is verdachte verantwoordelijk voor de zorg van zijn dieren. Hij heeft deabsolute zorg voor het leven en de leefomstandigheden van zijn dieren en hij moet ervoor zorgen dat de dieren op een zodanige wijze gehouden worden dat aan het streef(minimum)niveau van het dierenwelzijn wordt voldaan. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een structureel probleem. Het laatste jaar is er enige verbetering waargenomen omdat het aantal dieren in totaliteit is teruggebracht en verdachte meer werknemers in dienst heeft. Daarentegen heeft hij het aantal ligboxen ook weer uitgebreid, terwijl er in het dossier aanwijzingen zijn dat de onderneming beter niet kan uitbreiden.
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 14 januari 2021. Hieruit blijkt dat verdachte eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie. De rechtbank volgt de officier van justitie niet in de eis om aan een voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarde te verbinden dat gedurende de proeftijd een maximum aantal dieren mag worden gehouden. Dat komt neer op een gedeeltelijke stillegging van de onderneming voor een langere periode dan de maximale periode van een jaar waarvoor krachtens de wet (gedeeltelijke) stillegging van een onderneming mogelijk is. Anderzijds acht ook de rechtbank het van belang dat het aantal dieren wordt beperkt indien verdachte in de proeftijd nogmaals in de fout gaat. De rechtbank zal daarom de voorwaardelijke gedeeltelijke stillegging van de onderneming opleggen, indien in de proeftijd nogmaals vergelijkbare tekortkomingen ter zake het dierenwelzijn worden vastgesteld. Het gaat de rechtbank te ver om dat nu reeds op te leggen, omdat verdachte bij een recente controle heeft laten zien met het huidige aantal dieren aan de eisen van dierenwelzijn te kunnen voldoen. Daarbij komt dat het primair verdachte is die ervoor verantwoordelijk is.
dat de door hem gehouden dieren, waarvan hij het aantal in beginsel zelf mag bepalen, conform de wettelijke vereisten verzorgd worden. DE rechtbank zal hem vooralsnog de mogelijkheid bieden te laten zien dat hij (voorgenomen) uitbreidingen in zijn bedrijfsvoering vergezeld kan laten gaan met adequate maatregelen ter voorkoming van dierenleed. Indien hij deze verantwoordelijk omtrent de verzorging gedurende de proeftijd van drie jaar niet kan waarmaken, zal hij alsnog door middel van een gedeeltelijke stillegging van zijn bedrijf worden gedwongen het aantal runderen in zijn bedrijf te beperken. Gelet op de ernst en omvang van de geconstateerde tekortkomingen acht de rechtbank daarnaast een geldboete op zijn plaats. De rechtbank zal de hoogte ervan beperken, nu verdachte ook al is geconfronteerd met de verplichting aanzienlijke bestuurlijke dwangsommen te voldoen.
Alles afwegende acht de rechtbank passend en geboden aan verdachte op te leggen een geldboete van € 7.500,00 met als bijkomende straf een voorwaardelijke gedeeltelijke stillegging van de onderneming voor de duur van één jaar. De proeftijd daarbij zal op drie jaren worden gesteld.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57 en 91 Sr en artikelen 2, 6 en 7 WED.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, 2 en 3:
telkens het misdrijf:
overtreden van voorschriften gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d, van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 4:
het misdrijf:
overtreden van voorschriften gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel c, van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 tot en met 4 bewezen verklaarde;
straf
- een
geldboetevan
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro)bij niet betaling of verhaal te vervangen door 72 dagen hechtenis;
- bepaalt dat als
bijkomende strafaan veroordeelde wordt opgelegd:
de
voorwaardelijke gedeeltelijke stillegging van de ondernemingvan de veroordeelde, waarin de economische delicten zijn begaan, voor een tijd van
1 (één) jaar, hierin bestaande dat veroordeelde, indien deze voorwaardelijke bijkomende straf ten uitvoer wordt gelegd, gedurende die gedeeltelijke stillegging niet meer dan 250 melkkoeien en 150 stuks jongvee mag houden.
De rechter kan de tenuitvoerlegging van deze bijkomende straf gelasten indien veroordeelde voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. M. Melaard en
mr. J. Wentink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Koning, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2021.
mrs. Van Werkhoven en Wentink zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met nummer 161258/125379/6014318. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Een proces-verbaal opgemaakt door [verbalisant] , ambtenaar van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), van 22 oktober 2020 (pag. 10).
3.Een proces-verbaal opgemaakt door [verbalisant] , ambtenaar van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), van 22 oktober 2020 (pag. 13).
4.Een schriftelijk bescheid zijnde en veterinaire verklaring opgesteld door [naam] van 23 september 2020 (pag.15, 18 en 19).