ECLI:NL:RBOVE:2021:1303

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
8989172 \ CV EXPL 21-390
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van gehuurde woning wegens schending huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Woonstichting Vechthorst en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, Vechthorst, heeft een vordering ingesteld tot ontruiming van een woning die op 16 juli 2019 aan de gedaagde was verhuurd. Vechthorst stelde dat de gedaagde in strijd met de huurovereenkomst de woning niet zelf bewoont en geen onderhoud aan de woning en de tuin verricht, wat ook overlast voor de buren veroorzaakt. De gedaagde heeft geen verweer gevoerd en is niet verschenen op de zittingen, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft de vordering van Vechthorst toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen één week na betekening van het vonnis, met een dwangsom van € 250,00 per dag tot een maximum van € 3.500,00 indien niet aan de veroordeling wordt voldaan. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van Vechthorst, die zijn begroot op € 854,01, met nakosten van € 104,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8989172 \ CV EXPL 21-390
Vonnis in kort geding van 26 maart 2021
in de zaak van
de stichting
WOONSTICHTING VECHTHORST,
gevestigd te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen Vechthorst,
gemachtigde: mr. A.M. Takkenberg,
tegen
[gedaagde],
wonende op een geheim adres,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.1.
de namens Vechthorst betekende dagvaarding van 27 januari 2021, waarbij Vechthorst een vordering heeft ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening en [gedaagde] heeft opgeroepen ter zitting in kort geding te verschijnen.
1.2.
De vordering is behandeld ter zitting van 23 februari 2021. Vechthorst (namens wie is verschenen de heer [naam] , medewerker klantencontact) is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tegen de niet verschenen [gedaagde] is verstek verleend. Er is een datum voor vonnis bepaald.
1.3.
Bij brief d.d. 25 februari 2021 – ingekomen op de griffie op 1 maart 2021 – heeft [gedaagde] het verstek gezuiverd.
1.4.
Op 2 maart 2021 heeft de kantonrechter een tussenvonnis gewezen, inhoudende dat een nieuwe zittingsdatum moest worden bepaald.
1.5.
De vordering is opnieuw behandeld ter zitting van 24 maart 2021. Vechthorst (vertegenwoordigd door de heer [naam] , medewerker klantencontact) is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. [gedaagde] is opnieuw niet verschenen.
1.6.
Tenslotte is vonnis bepaald op heden.

2.De beoordeling

De behandeling van de zaak wordt niet meer uitgesteld

2.1.
De kantonrechter heeft van een griffiemedewerkster een e-mailbericht ontvangen, inhoudende dat zij op 23 maart 2021 was gebeld door iemand die zich voorstelde als de heer [gedaagde] , die zei dat hij de zitting van “morgen” (de zitting van 24 maart 2021 dus) wilde uitstellen, omdat hij verhinderd is. De griffiemedewerkster heeft gezegd, dat dat niet zomaar gaat. [gedaagde] heeft gezegd, dat hij niet zou verschijnen.
2.2.
[gedaagde] is op de zitting van 24 maart 2021 niet verschenen. Voor zover [gedaagde] een verzoek tot aanhouding heeft willen doen, wijst de kantonrechter dat aanhoudingsverzoek af. In het tussenvonnis van 2 maart 2021 heeft de kantonrechter al bepaald dat de mondelinge behandeling in beginsel niet zal worden uitgesteld, nadat daarvoor dag en tijdstip zijn bepaald. [gedaagde] heeft aan de kantonrechter niet uitgelegd wat de reden van het aanhoudingsverzoek is. De kantonrechter is van oordeel dat het belang van een voortvarende procesvoering nu voorrang geniet en dat de mondelinge behandeling van de zaak niet (opnieuw) zal worden aangehouden. Gebleken is dat [gedaagde] op de hoogte is van het kort geding en van de zitting voor de mondelinge behandeling. De kantonrechter zal nu vonnis wijzen.
Waar gaat de zaak over?
2.3.
Dit kort geding gaat over de huurovereenkomst die partijen op 16 juli 2019 hebben gesloten. Daarbij heeft Vechthorst de woning, met tuin, aan de [adres] te [woonplaats] (verder te noemen: de woning) verhuurd aan [gedaagde] . Op deze huurovereenkomst zijn algemene huurvoorwaarden van toepassing.
Wat Vechthorst wil
2.4.
Vechthorst vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van het gehuurde, op straffe van een dwangsom, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en nakosten. Als grondslag voor deze vordering voert Vechthorst – onder meer – aan, dat [gedaagde] in strijd met de huurovereenkomst, de woning niet (zelf) bewoont, en de woning en de tuin niet onderhoudt. Door dat laatste veroorzaakt [gedaagde] ook overlast aan de buren. Vechthorst heeft hierover nooit behoorlijk contact met [gedaagde] kunnen krijgen.
Geen verweer
2.5.
[gedaagde] heeft de feiten en omstandigheden, die Vechthorst aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd, niet tegengesproken. Hij heeft in dit kort geding überhaupt geen verweer gevoerd.
De kantonrechter zal de vordering van Vechthorst toewijzen
2.6.
De vordering komt de kantonrechter vooralsnog niet onrechtmatig of ongegrond voor en komt daarom voor toewijzing in aanmerking, met dien verstande dat de termijn voor ontruiming zal worden bepaald op één week na betekening van dit vonnis. De dwangsom zal worden gematigd tot een bedrag van € 250,00 per dag en met een maximum van € 3.500,00 indien [gedaagde] niet aan de veroordeling voldoet. Redengevend voor deze matiging is dat Vechthorst, mocht [gedaagde] ook na het verbeuren van het maximum aan dwangsommen niet aan de veroordeling voldoen, het vonnis ten uitvoer kan laten leggen door de deurwaarden ex artikel 555 e.v. Rv. [1]
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.7.
[gedaagde] zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Vechthorst worden begroot op:
a. kosten dagvaarding € 106,01;
b. griffierecht € 126,00;
c. salaris gemachtigde € 622,00;
totaal € 854,01;
De nakosten worden begroot op € 104,00. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten vanaf de veertiende dag na de datum van dit vonnis zal worden toegewezen, tot aan de dag der algehele voldoening.

3.De beslissing in kort geding

3.1.
veroordeelt [gedaagde] het gehuurde aan de [adres] te [woonplaats] binnen één week na betekening van dit vonnis te ontruimen en verlaten te houden, met afgifte aan Vechthorst van de sleutels, en al hetgeen tot het gehuurde behoort ter vrije en algehele beschikking van Vechthorst te stellen, op straffe van een dwangsom van€ 250,00 per dag, met een maximum van € 3.500,00, indien [gedaagde] niet aan de veroordeling voldoet;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Vechthorst begroot op
€ 854,01, en in de nakosten, begroot op € 104,00, beide te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2021. (wv)

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.