4.3Het oordeel van de rechtbank
Nadat bij het Team Criminele Inlichtingen van de Landelijke Eenheid informatie was binnen gekomen dat in een loods, gevestigd aan [adres 2] , een omvangrijke hoeveelheid verdovende middelen aanwezig was, werd in deze loods op vrijdag 31 mei 2019 binnen getreden. Bij de doorzoeking zijn in de achterste ruimte van het pand, 18 pallets met marmeren tegels aangetroffen. In een groot deel van de aangetroffen tegels waren ronde openingen met een doorsnede van ongeveer 15 à 20 cm aangebracht. In deze openingen was een lichtkleurige substantie te zien, hetgeen duidelijk afweek van de rest van de tegels en logischerwijs niet in deze tegels hoort te zitten. Er werden vijf verdachten aangehouden, waaronder verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , die bezig waren de substantie uit de marmeren tegels te halen. Achter in de ruimte bevonden zich meerdere marmeren tegels, die vermoedelijk met een moker kapot waren geslagen. Door medewerkers van de Forensische Opsporing zijn de marmeren tegels onderzocht op de aanwezigheid van verdovende middelen. Bij de doorzoeking zijn 154 pakketten met wat naar later bleek heroïne te zijn met een totaal gewicht van ongeveer 154 kilo in beslag genomen.Er werden in totaal 94 pakketten met een roze kleurig briefje en 60 pakketten met een groen kleurig briefje aangetroffen. Het poeder werd indicatief getest op heroïne.Ook uit onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) bleek het poeder heroïne te betreffen.
Op vrijdag 31 mei 2019 omstreeks 11:36 uur is waargenomen dat het rolluik van de loods open gaat en een voertuig, merk Volvo, type V70 voorzien van het kenteken [kenteken] de loods binnen rijdt, waarna het rolluik zich weer sluit. Drie minuten later gaat het rolluik weer open en komt dat voertuig weer naar buiten rijden en vertrekt.Medeverdachte [medeverdachte 3] werd korte tijd later als bestuurder van deze Volvo aangehouden.
Door verbalisanten werd een forensisch onderzoek uitgevoerd aan deze Volvo. In de kofferruimte van het voertuig werd een verborgen bergruimte aangetroffen. Door medewerkers van het Team Forensische Opsporing werd vastgesteld dat er sprake was van een zeer geavanceerd systeem dat toegang moest geven tot deze ruimte. Door een kleine opening was waarneembaar dat in de bergruimte meerdere gesealde pakketten lagen met daarin een bruine substantie.
Op 3 juni 2019 is het voertuig nader onderzocht en zijn er in totaal 15 gesealde pakketten met vermoedelijk heroïne in aangetroffen. Tien aangetroffen pakketten waren voorzien van een groene post-it en vijf pakketten waren voorzien van een roze post-it. De pakketten met post-it’s vertoonden sterke overeenkomsten met de op 31 mei 2019 in de loods ruimte te Emmen aangetroffen 154 pakketten met daarin heroïne.
Door het Team Forensische Opsporing werd op 11 juli 2019 onderzoek gedaan naar de 15 pakketten. De schijven wogen circa 1.000 gram netto per stuk. De schijven werden getest en gaven een positieve uitslag op de aanwezigheid van heroïne.Ook uit onderzoek door het NFI bleek de inhoud van de schijven heroïne te betreffen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Voor een veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van drugs als bedoeld in artikel 2 onder C van de Opiumwet is niet doorslaggevend aan wie de drugs toebehoren. Evenmin hoeft sprake te zijn van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen. Voldoende is dat de onder de Opiumwet vallende middelen zich in de machtssfeer van de verdachte bevinden en dat de verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van de verdovende middelen, althans van de aanmerkelijke kans daarop.
Verdachte heeft verklaard dat hij was gevraagd om te helpen, dat hij te horen kreeg dat het om hasj ging en dat hij er 2.000 tot 3.000 euro voor zou krijgen. Hij heeft verder verklaard dat toen hij bij de loods aankwam zag dat er twee jongere mannen, te weten de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , bezig waren met marmer breken en dat hij ging opruimen.
Ter terechtzitting van 9 maart 2021 heeft verdachte verklaard dat hem van tevoren was verteld dat het om softdrugs ging in plaats van om harddrugs, maar dat hij toen hij in de loods was, zag dat het om harddrugs ging en dat iedereen in paniek raakte toen de politie kwam.
Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij op 31 mei 2019 zag dat er in de loods een paar personen marmer aan het breken waren en er iets uit haalden, waardoor hij het vermoeden kreeg dat het iets illegaals was.
Tijdens de doorzoeking in het pand werden mobiele telefoons aangetroffen die nagenoeg allemaal kapot waren. Vastgesteld werd dat de toestellen opzettelijk kapot waren gemaakt nu aan de telefoons inslagen en verbuigingen werden geconstateerd, die anders dan door forse kracht niet te realiseren zijn. Bovendien lagen de toestellen bij elkaar. Onder de aangetroffen toestellen bevonden zich een vijftal zogenaamde BQ Aquaris toestellen, waarvan bekend is dat deze gebruikt worden om geencrypte tekstberichten te verzenden en te ontvangen (encrochat).
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij van een medeverdachte een telefoon had gekregen die in de loods kapot is gegaan.
Op camerabeelden is verdachte reeds om 09:15 uur gezien bij de loods, terwijl de politie pas om 12:26 uur is binnengetreden in de loods.Verdachte is derhalve in elk geval ruim drie uren aanwezig geweest in of bij de loods.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, in onderling verband en in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de drugs zich in de machtssfeer van verdachte bevonden, dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de heroïne in de loods en daarmee deze aanwezig heeft gehad als bedoeld in de Opiumwet. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de 15 kilo heroïne die in de Volvo onder medeverdachte [medeverdachte 3] is aangetroffen ook afkomstig is uit de loods te Emmen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat medeplegen wettig en overtuigend bewezen is, nu verdachte met het oog op het opzettelijk aanwezig hebben van de heroïne nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen die zich in de loods hebben bezig gehouden met het verwijderen van de heroïne uit het marmer.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.