4.4Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder
1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het dossier, de rapportages van het Nederlands Forensisch Instituut en het verhandelde ter terechtzitting volgt het navolgende.
Op 23 juni 2020 heeft een aanrijding plaatsgevonden tussen de Mercedes waarin verdachte reed en [aangever] die op een bromfiets reed op de Karst de Langestraat in Genemuiden. [aangever] heeft daarbij ernstig letsel opgelopen. Uit de Verkeers Ongevallen Analyse, de rapportage van het NFI en de diverse verklaringen volgt dat er sprake was van een frontale botsing, waarbij de auto van verdachte zich op de linkerweghelft bevond, op welke weghelft [aangever] op zijn bromfiets vanuit tegenovergestelde richting aan kwam rijden.
De rechtbank stelt vast dat er op 22 juni 2020 een incident heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en aangever. [aangever] heeft daarover verklaard dat hij altijd over de Hasselterdijk in Genemuiden langs het woonwagenkamp naar zijn werk reed. Op de dag voor de aanrijding reed hij, zoals gewoonlijk, ook op de Hasselterdijk. Hij zag twee mannen staan, één van ongeveer 30 jaar oud en één van ongeveer 60 jaar oud. Hij voelde dat hij bij het passeren van de mannen geslagen werd en voelde daardoor pijn. Hij zag dat één van de twee mannen een voorwerp van ongeveer twee meter in de handen had. Dat voorwerp leek volgens hem op een touw. Aangever heeft de jongere man van ongeveer 30 jaar aangeduid als verdachte.
De verklaring van aangever over het incident op 22 juni 2020 wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] , een vriend van aangever, aan wie aangever vóór het ten laste gelegde feit al had verteld over dit incident. De verklaring van aangever over dit incident wordt verder ondersteund door de relatering van de verbalisanten, aan wie aangever net nadat hij aangereden was en gewond op de grond lag, al heeft verteld dat er de dag daarvoor ook al wat was voorgevallen met verdachte. De rechtbank gaat daarmee uit van een geloofwaardige verklaring van aangever.
De rechtbank gaat er, gelet ook op de verklaringen van [aangever] , de relatering van de verbalisanten en de verklaring van [getuige 1] , van uit dat er op 22 juni 2020 op de Hasselterdijk een incident is geweest waarbij aangever en verdachte betrokken waren.
Op 23 juni 2020 reed [aangever] dezelfde route naar zijn werk zoals altijd, aldus zijn verklaring. Op het moment dat hij het woonwagenkamp op de Hasselterdijk naderde, zag hij dat de man van circa 30 jaar, dezelfde man als waarmee de dag daarvoor het incident was, op straat stond. [aangever] voelde zich niet veilig en besloot om te keren. Hij is toen via de Hasselterdijk en de Puttenstraat naar de Karst de Langestraat gereden om naar zijn werk te gaan. Op de Karst de Langestraat zag aangever dat een vriend, [getuige 1] , voor hem reed in een grijze Volkswagen Golf.
Deze verklaring van aangever wordt ondersteund door diverse getuigen. Getuige [getuige 2] heeft gezien dat aangever op de Hasselterdijk ter hoogte van het kamp een man tegenkwam, waarvan [getuige 2] het idee had dat de man [aangever] stond op te wachten en dat [aangever] de scooter keerde en de andere kant op reed. [getuige 1] heeft verklaard dat hij op de dag van de aanrijding voor [aangever] reed en dacht aan het incident van de dag ervoor waarover [aangever] hem had verteld. [getuige 1] had het vermoeden dat [aangever] bewust een andere route reed. [getuige 1] zag ook dat [aangever] steeds achterom keek.
De rechtbank stelt gelet op het bovenstaande vast dat verdachte en [aangever] elkaar vlak voor de botsing opnieuw zijn tegengekomen op de Hasselterdijk, waarna [aangever] zijn scooter heeft gekeerd en via een andere route naar zijn werk wilde rijden.
[aangever] heeft verklaard dat hij vervolgens reed op de Karst de Langestraat en zag dat een Mercedes hem tegemoet reed. Hij werd direct daarna frontaal aangereden door deze auto. [aangever] zag direct dat dit de man was, die hem vlak daarvoor stond op te wachten bij het woonwagenkamp aan de Hasselterdijk te Genemuiden. [aangever] zag direct dat dit dus ook één van de mannen was, die de dag daarvoor aanwezig was bij het voorval waar hij geslagen werd met een touw.
[getuige 1] heeft over het ongeluk verklaard dat hij in zijn spiegel zag dat de bestuurder van de Mercedes het stuur naar links gooide nadat hij hem was gepasseerd. Ook [getuige 3] , die in dezelfde richting als verdachte reed, zag dat de grijze Mercedes na het passeren van de Volkswagen Golf abrupt en vol naar links stuurde en met volle snelheid de bromfietser aanreed. Zowel [getuige 1] als [getuige 3] hebben verklaard dat de bromfiets vrij dicht achter de Volkswagen Golf reed.
De rechtbank acht de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 3] bruikbaar voor het bewijs. Zij verklaren consistent over wat zij gezien hebben van het ongeval. Voor [getuige 1] geldt bovendien dat hij is gehoord op de dag van het incident, terwijl [aangever] nog in het ziekenhuis lag, en dat hij zijn verklaring ook niet heeft kunnen afstemmen met aangever.
Verdachte zelf heeft verklaard dat hij vanaf de Hasselterdijk in zijn auto is weggereden in de richting van zijn vader en dat hij op de Karst de Langestraat de Volkswagen Golf, waarin [getuige 1] reed en vervolgens [aangever] op zijn bromfiets tegen kwam.
[getuige 1] en verdachte zijn elkaar gepasseerd en vervolgens is verdachte vanaf zijn weghelft naar links gereden en heeft op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer aangever op zijn bromfiets frontaal aangereden. Verdachte ontkent dat hij aangever met opzet heeft aangereden, hij zegt dat hij is geschrokken van iets aan zijn rechterkant, dat hij daarom remde, maar dat zijn remmen niet werkten en de auto uitweek naar links.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, hebben er (vlak) voor het ten laste gelegde feit twee incidenten tussen verdachte en [aangever] plaatsgevonden. De verklaring van verdachte zou inhouden dat verdachte, toevallig rijdende op dezelfde weg als aangever, waarmee kort voor de aanrijding twee incidenten waren geweest op de Hasselterdijk, toevallig precies op het moment van het passeren van aangever ergens van schrok, dat hij bij het naar links sturen niet de Volkswagen Golf, die vlak voor aangever reed, maar de bromfietser wel vol raakt en dat de auto van verdachte – toevallig – precies op het moment dat verdachte schrikt niet wil remmen.
Dit door verdachte geschetste scenario acht de rechtbank niet aannemelijk geworden.
Daarbij klemt temeer dat het technisch onderzoek dat is verricht door de verkeerspolitie (Verkeers Ongevallen Analyse, VOA) heeft opgeleverd, nadat men met de auto van verdachte na de aanrijding rij- en remproeven heeft uitgevoerd en geconstateerd is dat tijdens de rijproeven, waarbij met kracht werd geremd, geen bijzonderheden werden vastgesteld met betrekking tot de rijeigenschappen van de auto en dat tijdens remmen de auto niet neigde te wijken naar links of rechts.
Ook gezien de specifieke omstandigheden van de Karst de Langestraat is wijken naar links niet logisch. Het rapport van de VOA merkt hierover op:
dat de rijbaan van de Karst de Langestraat een mate van verkanting vertoonde, waarbij vanaf de as van de rijbaan naar de rand een hoogte verschil bestaat als voorziening voor de afvoer van hemelwater. In de situatie van een noodremming zou normaal gesproken een voertuig, gezien vanuit zijn rijrichting, eventueel neigen om te wijken naar rechts. Gelet op bovenstaande kon door ons, verbalisanten, niet worden verklaard of vastgesteld waarom of waardoor de bestuurder van de Mercedes, gezien vanuit zijn rijrichting, aan de andere zijde van de rijbaan van de Karst de Langestraat met de tegemoetkomende Honda botste.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte willens en wetens, dus opzettelijk, zijn auto naar links heeft gestuurd en aangever heeft aangereden. Daarmee heeft verdachte het leven van [aangever] in gevaar gebracht. Verdachte reed in een auto en [aangever] op een bromfiets. Aangever was hierdoor de zwakkere verkeersdeelnemer. Daarnaast reden ze elkaar tegemoet en reden ze allebei ongeveer 50 kilometer per uur, waardoor bij een frontale aanrijding flink letsel te verwachten was. Het onder 1 primair ten laste gelegde, poging doodslag, acht de rechtbank daarmee wettig en overtuigend bewezen.
[aangever] heeft fors lichamelijk letsel opgelopen door de aanrijding. Hij had onder meer deels afgebroken voortanden, een grote open bloedende barstwond aan zijn onderbeen, waarbij de huid van net onder de knie tot 2/3 van het onderbeen is afgestroopt en een gebroken teen. Hij heeft ten gevolge hiervan lang moeten revalideren.
Gezien het hiervoor overwogene acht de rechtbank ook het onder 2 primair ten laste gelegde, het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval, wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft door bewust abrupt naar links te sturen roekeloos gereden en daarbij een verkeersongeval veroorzaakt waarbij zodanig lichamelijk letsel is veroorzaakt dat aangever tijdelijk niet in staat was zijn normale bezigheden uit te oefenen.