ECLI:NL:RBOVE:2021:1224

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
08-165600-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor poging doodslag en het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval

Op 23 maart 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 20-jarige man, die werd beschuldigd van poging doodslag en het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden en een rijontzegging van 5 jaar. De zaak kwam voort uit een incident op 23 juni 2020, waarbij de verdachte opzettelijk een bromfietser aanreed met zijn auto, wat leidde tot ernstig letsel voor de bromfietser. De rechtbank oordeelde dat de verdachte willens en wetens zijn auto naar links had gestuurd, waardoor hij de bromfietser frontaal aanreed. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en forensisch onderzoek, waaruit bleek dat de verdachte roekeloos had gehandeld. De rechtbank achtte de poging doodslag en het veroorzaken van een verkeersongeval wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had eerder al een incident met de bromfietser gehad, wat de rechtbank als een verzwarende omstandigheid meebracht in de beoordeling van de zaak. De rechtbank weigerde het verzoek van de verdediging om het jeugdstrafrecht toe te passen, ondanks dat de verdachte een licht verstandelijke beperking had. De rechtbank vond de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer te zwaarwegend om van een lichtere straf uit te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-165600-20 (P)
Datum vonnis: 23 maart 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd in PI Almelo te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 22 september 2020, 15 december 2020 en 9 maart 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.C. Pol en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. M.J. Jansma, advocaat te Kampen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: poging doodslag heeft gepleegd door met zijn auto een bromfietser aan te rijden,
feit 2: een ernstig verkeersongeval heeft veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 23 juni 2020 te Genemuiden, gemeente Zwartewaterland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever] opzettelijk van het leven te beroven, heeft verdachte zijn auto (met hoge, althans verhoogde snelheid en/of abrupt) naar links gestuurd en/of is verdachte (vervolgens) (op de andere weghelft) op die [aangever] ingereden, althans tegen (de scooter van) die [aangever] aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juni 2020 te Genemuiden, gemeente Zwartewaterland aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken teen en/of zwaar en/of complex knieletsel en/of complex spierletsel, heeft toegebracht door zijn auto (met hoge, althans verhoogde snelheid en/of abrupt) naar links te sturen en/of (vervolgens) (op de andere weghelft) op die [aangever] in te rijden, althans tegen (de scooter van) die [aangever] aan te rijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juni 2020 te Genemuiden, gemeente Zwartewaterland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft verdachte zijn auto (met hoge, althans verhoogde snelheid en/of abrupt) naar links gestuurd en/of is verdachte (vervolgens) (op de andere weghelft) op die [aangever] ingereden, althans tegen (de scooter van) die [aangever] aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 23 juni 2020 te Genemuiden, gemeente Zwartewaterland als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Karst de Langestraat zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met hoge en/of verhoogde snelheid en/of (abrupt) naar links te sturen, terwijl [aangever] (op een scooter) zich op de andere, voor het tegemoetkomende verkeer bestemde weghelft bevond en/of (vervolgens) op die [aangever] in te rijden en/of tegen de scooter van die [aangever] aan te rijden, waardoor die [aangever] zwaar lichamelijk letsel, te weten gebroken teen en/of zwaar en/of complex knieletsel en/of complex spierletsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juni 2020 te Genemuiden, gemeente Zwartewaterland als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, de Karst de Langestraat, met hoge en/of verhoogde snelheid en/of (abrupt) naar links heeft gestuurd, terwijl [aangever] (op een scooter) zich op de andere, voor het tegemoetkomende verkeer bestemde weghelft bevond en/of (vervolgens) op die [aangever] is ingereden en/of tegen de scooter van die [aangever] is aangereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 23 juni 2020 heeft een aanrijding plaatsgevonden op de Karst de Langestraat in Genemuiden waarbij een auto en een bromfiets betrokken waren. Verdachte bestuurde de auto, een grijze Mercedes A-Klasse en [aangever] bestuurde de bromfiets. De Karst de Langestraat is gelegen op het bedrijventerrein van Genemuiden.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
Zowel het onder 1 primair als onder 2 primair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte dient vrijgesproken te worden van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair, alsmede het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder
1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het dossier, de rapportages van het Nederlands Forensisch Instituut en het verhandelde ter terechtzitting volgt het navolgende.
Op 23 juni 2020 heeft een aanrijding plaatsgevonden tussen de Mercedes waarin verdachte reed en [aangever] die op een bromfiets reed op de Karst de Langestraat in Genemuiden. [aangever] heeft daarbij ernstig letsel opgelopen. Uit de Verkeers Ongevallen Analyse, de rapportage van het NFI en de diverse verklaringen volgt dat er sprake was van een frontale botsing, waarbij de auto van verdachte zich op de linkerweghelft bevond, op welke weghelft [aangever] op zijn bromfiets vanuit tegenovergestelde richting aan kwam rijden.
De rechtbank stelt vast dat er op 22 juni 2020 een incident heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en aangever. [aangever] heeft daarover verklaard dat hij altijd over de Hasselterdijk in Genemuiden langs het woonwagenkamp naar zijn werk reed. Op de dag voor de aanrijding reed hij, zoals gewoonlijk, ook op de Hasselterdijk. Hij zag twee mannen staan, één van ongeveer 30 jaar oud en één van ongeveer 60 jaar oud. Hij voelde dat hij bij het passeren van de mannen geslagen werd en voelde daardoor pijn. Hij zag dat één van de twee mannen een voorwerp van ongeveer twee meter in de handen had. Dat voorwerp leek volgens hem op een touw. Aangever heeft de jongere man van ongeveer 30 jaar aangeduid als verdachte.
De verklaring van aangever over het incident op 22 juni 2020 wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] , een vriend van aangever, aan wie aangever vóór het ten laste gelegde feit al had verteld over dit incident. De verklaring van aangever over dit incident wordt verder ondersteund door de relatering van de verbalisanten, aan wie aangever net nadat hij aangereden was en gewond op de grond lag, al heeft verteld dat er de dag daarvoor ook al wat was voorgevallen met verdachte. De rechtbank gaat daarmee uit van een geloofwaardige verklaring van aangever.
De rechtbank gaat er, gelet ook op de verklaringen van [aangever] , de relatering van de verbalisanten en de verklaring van [getuige 1] , van uit dat er op 22 juni 2020 op de Hasselterdijk een incident is geweest waarbij aangever en verdachte betrokken waren.
Op 23 juni 2020 reed [aangever] dezelfde route naar zijn werk zoals altijd, aldus zijn verklaring. Op het moment dat hij het woonwagenkamp op de Hasselterdijk naderde, zag hij dat de man van circa 30 jaar, dezelfde man als waarmee de dag daarvoor het incident was, op straat stond. [aangever] voelde zich niet veilig en besloot om te keren. Hij is toen via de Hasselterdijk en de Puttenstraat naar de Karst de Langestraat gereden om naar zijn werk te gaan. Op de Karst de Langestraat zag aangever dat een vriend, [getuige 1] , voor hem reed in een grijze Volkswagen Golf.
Deze verklaring van aangever wordt ondersteund door diverse getuigen. Getuige [getuige 2] heeft gezien dat aangever op de Hasselterdijk ter hoogte van het kamp een man tegenkwam, waarvan [getuige 2] het idee had dat de man [aangever] stond op te wachten en dat [aangever] de scooter keerde en de andere kant op reed. [getuige 1] heeft verklaard dat hij op de dag van de aanrijding voor [aangever] reed en dacht aan het incident van de dag ervoor waarover [aangever] hem had verteld. [getuige 1] had het vermoeden dat [aangever] bewust een andere route reed. [getuige 1] zag ook dat [aangever] steeds achterom keek.
De rechtbank stelt gelet op het bovenstaande vast dat verdachte en [aangever] elkaar vlak voor de botsing opnieuw zijn tegengekomen op de Hasselterdijk, waarna [aangever] zijn scooter heeft gekeerd en via een andere route naar zijn werk wilde rijden.
[aangever] heeft verklaard dat hij vervolgens reed op de Karst de Langestraat en zag dat een Mercedes hem tegemoet reed. Hij werd direct daarna frontaal aangereden door deze auto. [aangever] zag direct dat dit de man was, die hem vlak daarvoor stond op te wachten bij het woonwagenkamp aan de Hasselterdijk te Genemuiden. [aangever] zag direct dat dit dus ook één van de mannen was, die de dag daarvoor aanwezig was bij het voorval waar hij geslagen werd met een touw.
[getuige 1] heeft over het ongeluk verklaard dat hij in zijn spiegel zag dat de bestuurder van de Mercedes het stuur naar links gooide nadat hij hem was gepasseerd. Ook [getuige 3] , die in dezelfde richting als verdachte reed, zag dat de grijze Mercedes na het passeren van de Volkswagen Golf abrupt en vol naar links stuurde en met volle snelheid de bromfietser aanreed. Zowel [getuige 1] als [getuige 3] hebben verklaard dat de bromfiets vrij dicht achter de Volkswagen Golf reed.
De rechtbank acht de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 3] bruikbaar voor het bewijs. Zij verklaren consistent over wat zij gezien hebben van het ongeval. Voor [getuige 1] geldt bovendien dat hij is gehoord op de dag van het incident, terwijl [aangever] nog in het ziekenhuis lag, en dat hij zijn verklaring ook niet heeft kunnen afstemmen met aangever.
Verdachte zelf heeft verklaard dat hij vanaf de Hasselterdijk in zijn auto is weggereden in de richting van zijn vader en dat hij op de Karst de Langestraat de Volkswagen Golf, waarin [getuige 1] reed en vervolgens [aangever] op zijn bromfiets tegen kwam.
[getuige 1] en verdachte zijn elkaar gepasseerd en vervolgens is verdachte vanaf zijn weghelft naar links gereden en heeft op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer aangever op zijn bromfiets frontaal aangereden. Verdachte ontkent dat hij aangever met opzet heeft aangereden, hij zegt dat hij is geschrokken van iets aan zijn rechterkant, dat hij daarom remde, maar dat zijn remmen niet werkten en de auto uitweek naar links.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, hebben er (vlak) voor het ten laste gelegde feit twee incidenten tussen verdachte en [aangever] plaatsgevonden. De verklaring van verdachte zou inhouden dat verdachte, toevallig rijdende op dezelfde weg als aangever, waarmee kort voor de aanrijding twee incidenten waren geweest op de Hasselterdijk, toevallig precies op het moment van het passeren van aangever ergens van schrok, dat hij bij het naar links sturen niet de Volkswagen Golf, die vlak voor aangever reed, maar de bromfietser wel vol raakt en dat de auto van verdachte – toevallig – precies op het moment dat verdachte schrikt niet wil remmen.
Dit door verdachte geschetste scenario acht de rechtbank niet aannemelijk geworden.
Daarbij klemt temeer dat het technisch onderzoek dat is verricht door de verkeerspolitie (Verkeers Ongevallen Analyse, VOA) heeft opgeleverd, nadat men met de auto van verdachte na de aanrijding rij- en remproeven heeft uitgevoerd en geconstateerd is dat tijdens de rijproeven, waarbij met kracht werd geremd, geen bijzonderheden werden vastgesteld met betrekking tot de rijeigenschappen van de auto en dat tijdens remmen de auto niet neigde te wijken naar links of rechts.
Ook gezien de specifieke omstandigheden van de Karst de Langestraat is wijken naar links niet logisch. Het rapport van de VOA merkt hierover op:
dat de rijbaan van de Karst de Langestraat een mate van verkanting vertoonde, waarbij vanaf de as van de rijbaan naar de rand een hoogte verschil bestaat als voorziening voor de afvoer van hemelwater. In de situatie van een noodremming zou normaal gesproken een voertuig, gezien vanuit zijn rijrichting, eventueel neigen om te wijken naar rechts. Gelet op bovenstaande kon door ons, verbalisanten, niet worden verklaard of vastgesteld waarom of waardoor de bestuurder van de Mercedes, gezien vanuit zijn rijrichting, aan de andere zijde van de rijbaan van de Karst de Langestraat met de tegemoetkomende Honda botste.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte willens en wetens, dus opzettelijk, zijn auto naar links heeft gestuurd en aangever heeft aangereden. Daarmee heeft verdachte het leven van [aangever] in gevaar gebracht. Verdachte reed in een auto en [aangever] op een bromfiets. Aangever was hierdoor de zwakkere verkeersdeelnemer. Daarnaast reden ze elkaar tegemoet en reden ze allebei ongeveer 50 kilometer per uur, waardoor bij een frontale aanrijding flink letsel te verwachten was. Het onder 1 primair ten laste gelegde, poging doodslag, acht de rechtbank daarmee wettig en overtuigend bewezen.
[aangever] heeft fors lichamelijk letsel opgelopen door de aanrijding. Hij had onder meer deels afgebroken voortanden, een grote open bloedende barstwond aan zijn onderbeen, waarbij de huid van net onder de knie tot 2/3 van het onderbeen is afgestroopt en een gebroken teen. Hij heeft ten gevolge hiervan lang moeten revalideren.
Gezien het hiervoor overwogene acht de rechtbank ook het onder 2 primair ten laste gelegde, het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval, wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft door bewust abrupt naar links te sturen roekeloos gereden en daarbij een verkeersongeval veroorzaakt waarbij zodanig lichamelijk letsel is veroorzaakt dat aangever tijdelijk niet in staat was zijn normale bezigheden uit te oefenen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 23 juni 2020 te Genemuiden, gemeente Zwartewaterland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever] opzettelijk van het leven te beroven, zijn auto abrupt naar links heeft gestuurd en vervolgens op de andere weghelft op die [aangever] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 23 juni 2020 te Genemuiden, gemeente Zwartewaterland als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Karst de Langestraat zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos abrupt naar links te sturen, terwijl [aangever] zich op de andere, voor het tegemoetkomende verkeer bestemde weghelft bevond en vervolgens op die [aangever] in te rijden, waardoor die [aangever] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW1994). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
primair
het misdrijf: poging doodslag
feit 2
primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel
wordt toegebracht waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vijf jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen. De raadsman heeft gepleit tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke straf met de voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering.
Daarnaast heeft de raadsman verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft op 23 juni 2020 met zijn auto met opzet een bromfietser aangereden. Hierbij is de bromfietser ernstig gewond geraakt.
[aangever] had onder meer afgebroken tanden, een gebroken teen en een grote open barstwond op zijn onderbeen waarbij de huid van net onder de knie tot 2/3 van het onderbeen is afgestroopt. [aangever] heeft verklaard dat hij nog steeds aan het revalideren is. [aangever] had bovendien makkelijk nog veel ernstiger of zelfs dodelijk gewond kunnen geraken. Dat verdachte dat risico heeft genomen neemt de rechtbank hem zeer kwalijk.
De reclassering heeft geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen en de verdediging heeft hier ook om verzocht. Er wordt ingeschat dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking.
Dat acht de rechtbank onder de gegeven omstandigheden onvoldoende reden om tot toepassing van het jeugdstrafrecht over te gaan. Er is onvoldoende gebleken dat hulpverlening, waarvan verdachte kenbaar heeft gemaakt dat hij daarvoor open staat, hoofdzakelijk een pedagogische insteek dient te hebben. Ook binnen het ‘volwassenen’ hulpverleningskader kan hulp aan verdachte worden geboden.
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de eis van de officier van justitie en zal de gevorderde straf aan verdachte opleggen.
Gelet op deze strafoplegging zal de voorlopige hechtenis niet worden opgeheven.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr en de artikelen 175 en 179a WVW1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
- feit 1
primair
het misdrijf: poging doodslag
- feit 2
primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- ontzegt verdachte de rijbevoegdheid voor de duur van
5 (vijf) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. Peterzon, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. K. Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Offerein-Hulshoff, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2021.
Buiten staat
Mr. C.A. Peterzon is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020288741 van 28 juni 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 juni 2020:
(pag. 19) Ik rijd elke dag over de Hasselterdijk te Genemuiden om naar mijn werk te gaan.
Op maandag 22 juni 2020 reed ik langs het woonwagenkamp aan de Hasselterdijk te Genemuiden. Ik zag dat hier twee manspersonen stonden. Ik zag dat een (l) manspersoon circa 30 jaar oud was en de andere circa 50 a 60 jaar oud was. Ik reed langs hen heen en voelde dat ik met iets geslagen werd. Ik voelde dat dit direct pijn deed, op de plek waar ik geraakt werd. Ik zag dat een (l) van hen mij sloeg met iets wat leek op een touw. Ik zag dat dit object circa 2 meter lang was. Ik ben hierna doorgereden naar mijn werk.
Op dinsdag 23 juni 2020 reed ik weer dezelfde route zoals altijd. Op het moment dat ik het woonwagenkamp naderde, zag ik dat de man van circa 30 jaar, dezelfde als op de maandag, al op straat stond. Ik voelde mij hier niet veilig bij en besloot om te keren. Ik ben toen via de Hasselterdijk en de Puttenstraat naar de Karst de Langestraat gereden om naar mijn werk te gaan. Toen ik op de Karst de Langestraat reed, zag ik dat een vriend van mij, [getuige 1] , voor mij reed. Ik herkende zijn auto, dit betreft een grijze Volkswagen, type Golf.
Ik reed op de Karst de Langestraat en zag dat een Mercedes, type A-klasse, mij tegemoet reed. Voordat ik het door had, werd ik frontaal aangereden door deze auto.
Ik kwam hierdoor hard ten val. Ik werd gelanceerd. Ik reed zelf ongeveer 50 a 55 kilometer per uur. Ik zag vervolgens dat de bestuurder van de Mercedes, type A-klasse, uitstapte. Ik zag direct dat dit de man was, welke mij zojuist stond op te wachten bij het woonwagenkamp aan de Hasselterdijk te Genemuiden. Ik zag direct dat dit dus ook een (l) van de mannen was, welke maandag aanwezig was bij het voorval waarbij ik geslagen ben met een touw.
Ik heb nu een gebroken teen, zwaar knieletsel, veel schaafwonden en blauwe plekken.
Het herstel op zich zal nog een (l) jaar duren. Na (1) jaar moet ik nog een hersteloperatie ondergaan voor mijn knie bij een plastisch chirurg. Ik heb nu veel pijn en kan niks met dat been. Ik kan nu ook niet werken.
Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 25 juni 2020:
(pag. 23) Ik reed vrij kort achter mijn voorligger. Ik schat circa 10 meter. Ik zag dat de Mercedes echt achter mijn voorligger langs in moest sturen om mij te kunnen raken. Ik weet zeker dat hij niet voor iets hoefde uit te wijken.
Een schriftelijk stuk, een letselrapportage van GGD IJsselland d.d 20 juli 2020:
deels afgebroken voortanden + een gespleten voortand
bloeduitstorting onderarm
grote open bloedende barstwond onderbeen waarbij huid van net onder de knie tot 2/3 van het onderbeen is afgestroopt (behandeling operatief wondtoilet en hechten huid)
botbreuk basiskootje 4e teen doorlopend tot in gewricht
herstel naar verwachting goed
functioneel herstel binnen 4 tot 6 weken.
blijvend letsel, waarschijnlijk blijvend zichtbaar en daardoor mogelijk ontsierend litteken op het linker onderbeen.
Afgebroken tanddelen kunnen wel gerepareerd worden maar genezen niet meer en leiden dus wel tot blijvende beschadiging van de betreffende tanden.
Proces-verbaal aanhouding verdachte d.d. 23 juni 2020:
(pag. 5) Ik, verbalisant, hoorde de gewonde jongeman zeggen dat hij de bromfiets bestuurde en bewust is aangereden. Ik hoorde hem daarbij zeggen dat er van het weekend al wat tussen hem en de bestuurder van het voertuig was gebeurd op de Hasselterdijk. Hij had hem vandaag, net voor het ongeval, weer zien rijden en is snel weg gereden. Vervolgens kwam hij het voertuig weer tegen op de Karst de Langestraat en werd hij bewust aangereden.
Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 1] ) d.d. 23 juni 2020:
(pag. 61) Zojuist reed ik op de Puttenstraat en sloeg rechtsaf de Karst de Langestraat in in de richting van de Kokosstraat. Ik zag dat [aangever] achter mij reed op zijn bromfiets. Ik dacht toen nog aan het incident wat hij gisteren had beleeft en had het vermoeden dat hij bewust een andere route reed. Ik zag dat [aangever] wel steeds achterom keek. De afstand tussen mij en [aangever] was denk ik 10 a 15 meter.
Ik zag dat deze Mercedes aan de rechterzijde van de weg reed in de richting van de Puttenstraat. Zodra ik de Mercedes A klasse passeerde zag ik in mijn achteruitkijkspiegel de Mercedes naar links sturen. Ik zag vervolgens dat [aangever] werd aangereden en dat hij door de lucht vloog.
Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 1] ) d.d. 25 juni 2020:
(pag. 63) De Mercedes moest niet uitwijken. Hij kon gewoon doorrijden.
Het slachtoffer reed op het midden van zijn eigen weghelft.
Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 1] ) door de rechter-commissaris op 21 augustus 2020:
Toen de verdachte mij was gepasseerd, zag ik in mijn zijspiegel de verdachte het stuur opzij gooien. Ik bedoel dat ik zag dat de auto naar de weghelft van [aangever] ging. Vervolgens zag ik in mijn binnenspiegel [aangever] van de brommer afschieten.
Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 2] ) d.d. 25 juni 2020:
(pag. 57) Op dinsdag 23 juni 2020 fietste ik over de Hasselterdijk. Ik werd hier ingehaald door de aangever op zijn scooter, hij is dus een collega van mij, ik herkende hem. Ik zag dat hij erg zacht reed, dit viel mij op. Ik zag dat ter hoogte van het kamp aan de Hasselterdijk een man stond. Ik had het idee dat deze man, mijn collega, op stond te wachten. Ik zag dat mijn collega keerde met zijn scooter.
Proces-verbaal van verhoor getuige ( [getuige 3] ) d.d. 27 juni 2020:
(pag. 65) Ik reed met mijn heftruck over de Karst de Langestraat in de richting van de Puttenstraat. Ik heb het ongeluk pal voor mijn neus zien gebeuren. Het gebeurde op zo’n 100 tot 200 meter voor mij. De grijze Mercedes haalde mij in en reed voor mij uit, in de richting van de Puttenstraat. Hij passeerde een tegemoet komende grijze Golf en tot mijn volle verbazing, stuurde hij abrupt naar links en reed zo met volle snelheid de tegemoetkomende bromfiets aan. Deze bromfiets reed kort achter de grijze Golf. Het ging echt met volle snelheid. De grijze Mercedes reed echt vol en bewust op de bromfietser in. Ik zag dat hij abrupt naar links stuurde. Nadat hij de Golf was gepasseerd, gooide de bestuurder het stuur vol naar links. Ik had vol en onbelemmerd zicht op het ongeval. Ik zag enkel de grijze Golf met de brommer daarachter en dus de grijze Mercedes. Verder zag ik geen verkeer in de straat.
Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 9 maart 2021:
Ik reed op de Karst de Langestraat. Ik zag een golf rijden voor de bromfiets. Ik reed de maximum snelheid. Mijn stuur ging naar links.
Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 23 juni 2020:
(pag. 30) Dat de rijbaan van de Karst de Langestraat een mate van verkanting vertoonde, waarbij vanaf de as van de rijbaan naar de rand een hoogte verschil bestaat als voorziening voor de afvoer van hemelwater. In de situatie van een noodremming zou normaal gesproken een voertuig, gezien vanuit zijn rijrichting, eventueel neigen om te wijken naar rechts. Gelet op bovenstaande kon door ons, verbalisanten, niet worden verklaard of vastgesteld waarom of waardoor de bestuurder van de Mercedes, gezien vanuit zijn rijrichting, aan de andere zijde van de rijbaan van de Karst de Langestraat met de tegemoetkomende Honda botste.