ECLI:NL:RBOVE:2021:1221

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
8677507 \ CV EXPL 20-2134
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling in verband met koopovereenkomst en inruil van auto

In deze zaak vordert eiser, handelend onder de naam [X] Auto’s, betaling van een bedrag van € 2.970,16 van gedaagde sub 1, die optreedt als bewindvoerder over gedaagde sub 2. De vordering is gebaseerd op een koopovereenkomst met betrekking tot een Fiat Panda, die door gedaagde sub 2 is aangeschaft, waarbij een Suzuki is ingeruild. Eiser stelt dat gedaagde sub 2 een aanbetaling heeft gedaan en dat er nog een bedrag van € 2.550,00 openstaat, dat ondanks aanmaningen niet is voldaan. Gedaagde sub 2 betwist de koopovereenkomst en stelt dat zijn voormalige werkgever, [A], verantwoordelijk was voor de betaling.

De procedure omvatte een tussenvonnis en een mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde sub 2 onder bewind is gesteld en dat eiser in plaats van gedaagde sub 1 had moeten dagvaarden. Echter, gedaagde sub 1 heeft zich bereid verklaard om de procedure te volgen. De kantonrechter oordeelt dat er voldoende bewijs is voor de koopovereenkomst en dat gedaagde sub 1 moet voldoen aan de betalingsverplichting. De vordering tot betaling van de hoofdsom en de wettelijke rente wordt toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde sub 1 wordt ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 16 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 8677507 \ CV EXPL 20-2134
Vonnis van 16 maart 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: J.M. Rozendal,
tegen
[gedaagde sub 1] ,in hoedanigheid van bewindvoerder over de onder bewind gestelde [gedaagde sub 2] ,
gevestigd en kantoorhoudende te [woonplaats] ,
als formele procespartij in de plaats van:
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen respectievelijk [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ,
gemachtigde: mr. C.C.M. Peper.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 oktober 2020;
- de akte overlegging producties aan de zijde van [eiser] van 13 januari 2021;
- de (aantekeningen van de) mondelinge behandeling van 28 januari 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] handelt in auto’s onder de naam [X] Auto’s.
2.2.
[gedaagde sub 2] heeft koerierswerkzaamheden verricht voor [A] , handelend onder de naam [B] te [woonplaats] .
2.3.
[gedaagde sub 2] heeft samen met [A] bij [X] Auto’s gekeken naar een nieuwe personenauto. Daarbij is de auto van [gedaagde sub 2] , een Suzuki, omgeruild voor een Fiat Panda.
2.4.
De Fiat Panda is op 26 september 2019 op naam van [gedaagde sub 2] gezet.
2.5.
[X] Auto’s heeft op 8 oktober 2019 de volgende factuur aan [gedaagde sub 2] gestuurd:
Factuurdatum Factuurnummer Omschrijving Bedrag
08-10-2019 [factuurnummer] Fiat Panda [kenteken] € 2.800,00 Inruil Auto [kenteken] Suzuki € - 150,00
Aanbetaling € - 100,00
----------------- +
Totaal € 2.550,00
2.6.
[gedaagde sub 2] heeft deze factuur, ondanks aanmaningen daartoe, niet voldaan.
2.7.
[gedaagde sub 2] is niet meer werkzaam bij [A] .

3.Het geschil

3.1.
De vordering
[eiser] vordert dat de kantonrechter, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde sub 1] in zijn hoedanigheid als bewindvoerder over de goederen van [gedaagde sub 2] zal veroordelen om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van
€ 2.970,16 met de wettelijke rente hierover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde sub 1] in de kosten van het geding, waaronder begrepen het salaris van de gemachtigde van [eiser] .
3.2.
[eiser] voert hiertoe aan dat hij een auto heeft verkocht aan [gedaagde sub 2] , waarbij [gedaagde sub 2] een Suzuki heeft ingeruild en € 100,00 heeft aanbetaald, waardoor [gedaagde sub 2] nog een bedrag van € 2.550,00 verschuldigd is. Ondanks aanmaningen heeft [gedaagde sub 2] dit bedrag niet betaald, waardoor [gedaagde sub 2] tevens buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente verschuldigd is geworden.
3.3.
Het verweer
[gedaagde sub 2] concludeert - samengevat - tot niet ontvankelijk verklaring dan wel afwijzing van de vordering. [gedaagde sub 2] stelt dat hij geen koopovereenkomst heeft gesloten met [eiser] . Hij was in de veronderstelling dat zijn werkgever, [A] , de auto zou betalen, omdat zij onderling nog wat te verrekenen hadden. Verder is hij van mening dat de personenauto’s, te weten de Fiat Panda en de Suzuki, dezelfde dagwaarde hebben.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft in deze procedure een dagvaarding uitgebracht jegens [gedaagde sub 2] . Uit de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2] is gebleken dat [gedaagde sub 2] bij beschikking van 21 februari 2017 onder bewind is gesteld. In eerste instantie is de Stadsbank Oost-Nederland als bewindvoerder aangesteld. Bij beschikking van 19 maart 2018 is [gedaagde sub 1] aangesteld als bewindvoerder.
4.2.
Vaststaat dat het bewind al vóór het uitbrengen van de onderhavige dagvaarding is ingesteld. Als gevolg van het bewind is [gedaagde sub 2] onbekwaam geworden en had [eiser] [gedaagde sub 1] moeten dagvaarden. Nu [eiser] toch [gedaagde sub 2] en niet [gedaagde sub 1] (in diens hoedanigheid) als formele procespartij heeft betrokken, heeft zij een processueel onbekwame partij gedagvaard. De gemachtigde van [eiser] heeft voorafgaande aan de mondelinge behandeling de processtukken doorgestuurd naar [gedaagde sub 1] en hem gevraagd of hij als procespartij opgeroepen wenste te worden, of dat hij mr. Peper zou willen machtigen om namens hem in rechte op te treden. Dat laatste heeft [gedaagde sub 1] gedaan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Peper erkend dat zij door [gedaagde sub 1] is gemachtigd en is besproken dat [gedaagde sub 1] de plaats van [gedaagde sub 2] als formele procespartij in de procedure over neemt. Het vonnis zal daarom worden gewezen op naam van [gedaagde sub 1] in hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde sub 2] en niet op naam van [gedaagde sub 2] , nu [gedaagde sub 2] niet langer (formele) procespartij is.
4.3.
Tussen partijen is in geschil of er sprake is van een koopovereenkomst met betrekking tot de Fiat Panda. [eiser] heeft aangevoerd dat er sprake is van een koopovereenkomst tussen hem, althans zijn bedrijf [X] Auto’s, en [gedaagde sub 2] . Hij heeft dit onderbouwd door overlegging van de factuur die is gericht aan [gedaagde sub 2] en waaruit blijkt dat de Suzuki is omgeruild voor de Fiat Panda. Verder voert [eiser] aan dat dat de auto daadwerkelijk is overgedragen aan [gedaagde sub 2] en op zijn naam is gesteld.
[gedaagde sub 2] heeft de stellingen van [eiser] betwist en heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn voormalige werkgever, [A] , zorg zou dragen voor betaling van de koopprijs van de auto, omdat [gedaagde sub 2] nog een loonvordering op hem had, zodat hij tot verrekening over kon gaan. [gedaagde sub 2] heeft zijn stellingen echter niet met stukken onderbouwd. Door [eiser] zijn daarentegen voorafgaand aan de mondelinge behandeling nog nadere stukken in het geding gebracht, waaronder een verklaring van [C] , de gemachtigde van [A] , waarin staat dat [A] de auto niet heeft verkocht en een uitwerking van een telefoongesprek waarin [gedaagde sub 2] lijkt te bevestigen dat hij de koopprijs van de auto aan [eiser] verschuldigd is.
4.4.
Gelet op voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de betwisting van [gedaagde sub 2] dat een koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen [eiser] en [gedaagde sub 2] onvoldoende is onderbouwd. De kantonrechter neemt dus aan dat er sprake is van een koopovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde sub 2] en zal de bewindvoerder van [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 1] , veroordelen tot nakoming van deze overeenkomst. De hoofdsom ad € 2.550,00 wordt aldus toegewezen.
4.5.
Tegen de wettelijke rente is geen afzonderlijk verweer gevoerd, zodat dit gedeelte van de vordering eveneens kan worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde rente op grond van de wettelijke bepalingen slechts toewijsbaar is over € 2.550,00.
4.6.
[eiser] maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [eiser] heeft aan [gedaagde sub 2] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten ad € 380,00 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.7.
[gedaagde sub 1] zal worden veroordeeld in de proceskosten, welke tot op heden aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
  • explootkosten € 91,46
  • griffierecht € 236,00
  • salaris gemachtigde
Totaal € 872,46

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] , in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde sub 2] , om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.970,16, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.550,00 vanaf 23 juli 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] , in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde sub 2] , in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 872,46,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E.J. Goffin, kantonrechter, en door mr. U. van Houten in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2021. (SL(O)