ECLI:NL:RBOVE:2021:1154

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
18 maart 2021
Zaaknummer
08-963513-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkoping van een politieambtenaar met vertrouwelijke informatie

In deze zaak is een 53-jarige man uit IJmuiden veroordeeld voor het omkopen van een politieambtenaar. De verdachte had een conflict met twee mannen en betaalde een politieman uit Heiloo 4.300 euro om vertrouwelijke informatie uit de politiesystemen te verkrijgen en deze mannen te observeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere tijdstippen in de periode van 1 juli 2020 tot 1 september 2020, samen met een ander, een ambtenaar van de politie heeft benaderd met het oogmerk om deze te bewegen vertrouwelijke informatie te delen. De politieman is ook veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke celstraf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan actieve omkoping, wat een ernstige inbreuk op de integriteit van de politie en het vertrouwen van het publiek in de overheid met zich meebracht. De verdachte kreeg een celstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een tweede feit, omdat er onvoldoende bewijs was dat de politieman vertrouwelijke informatie had gedeeld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-963513-21 (P)
Datum vonnis: 19 maart 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1967 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 maart 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.R.A. van IJzendoorn en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. W. de Zanger, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:geldbedragen en/of giften heeft aangeboden aan een politieambtenaar om hem te bewegen vertrouwelijke informatie in de politiesystemen te raadplegen en die informatie met onbevoegden te delen;
feit 2:een politieambtenaar heeft uitgelokt tot het delen van vertrouwelijke informatie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2020
tot 1 september 2020 te Beverwijk en/of te Heiloo en/of te IJmuiden en/of
(elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen meermalen, althans eenmaal, een ambtenaar van de politie
(Senior GGP-medewerker bij eenheid Noord-Holland te Alkmaar in de rang van
brigadier), genaamd [medeverdachte 1] één of meer gift(en) heeft/hebben gedaan
en/of aangeboden, te weten:
- één of meer geldbedragen (4300 euro en/of 2500 euro en/of 2300 euro) en/of
(een vergoeding voor) een nieuw koffieapparaat en/of één of meer drankjes
en/of een etentje, (telkens) met het oogmerk om die [medeverdachte 1] te bewegen
in zijn bediening, iets te doen, te weten (telkens):
- het bevragen van een of meer politiesystemen op (vertrouwelijke) informatie
met betrekking tot de perso(o)n(en) [naam 1] (geboren op [geboortedatum 2]
1981) en/of [naam 2] (geboren op [geboortedatum 3] 1965) en/of de aan
die [naam 1] en/of [naam 2] te relateren administratieve gegevens
en/of persoonsgegevens en/of (opsporings)onderzoeken en/of incidenten en/of
kentekens en/of één of meer andere personen en/of adressen in de omgeving
van die [naam 1] en/of [naam 2] en/of (vervolgens) die
(vertrouwelijke) informatie uit een of meer politiesystemen aan verdachte
en/of zijn mededader en/of (een) andere daartoe niet-gerechtigde
perso(o)n(en)/derde(n) te verstrekken en/of te openbaren.
(zaaksdossier 2 - observatieklus)
2.
[medeverdachte 1] op een of meer tijdstippen in of omstreeks periode van 6
juli 2020 tot en met 15 augustus 2020 te Heiloo en/of Beverwijk en/of
Alkmaar en/of Castricum en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans
eenmaal (telkens) opzettelijk een geheim waarvan hij wist dat hij uit hoofde
van ambt en wettelijk voorschrift (namelijk artikel 3 Wet Politiegegevens
en/of artikel 7 Wet Politiegegevens), te weten als politieambtenaar (Senior
GGP-medewerker bij eenheid Noord-Holland te Alkmaar in de rang van brigadier),
verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden,
-immers heeft hij, [medeverdachte 1] , (telkens) opzettelijk in een of meer
politiesystemen, te weten de Basis Voorziening Informatie-Integraal Bevragen
(BVI-B) en/of een of meer andere (daaraan gekoppelde) politiesystemen,
(vertrouwelijke) informatie met betrekking tot de perso(o)n(en) [naam 1]
(geboren op [geboortedatum 2] 1981) en/of [naam 2] (geboren op [geboortedatum 3]
1965) en/of de aan die [naam 1] en/of [naam 2] te relateren
administratieve gegevens en/of persoonsgegevens en/of (opsporings)onderzoeken
en/of incidenten en/of kentekens en/of één of meer andere personen en/of
adressen in de omgeving van die [naam 1] en/of [naam 2] , althans
(vertrouwelijke) informatie, opgezocht en/of bevraagd en vervolgens (telkens)
die (vertrouwelijke) informatie verstrekt aan verdachte [verdachte] en/of
verdachtes mededader, welk feit verdachte [verdachte] en/of verdachtes mededader op
een of meer tijdstippen in de periode van 1 juli 2020 tot en met 15 augustus
2020 te Beverwijk en/of Heiloo en/of te IJmuiden en/of (elders) in Nederland
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen opzettelijk
heeft/hebben uitgelokt door het verschaffen van inlichtingen, immers
heeft/hebben hij, verdachte en/of verdachtes mededader, (telkens) aan die
[medeverdachte 1] gegevens/informatie verstrekt van de perso(o)n(en) [naam 1]
(geboren op [geboortedatum 2] 1981) en/of [naam 2] (geboren op [geboortedatum 3]
1965) en/of kenteken [kenteken] en/of adresgegevens [adres 2]
en/of [naam 3] , althans een of meer gegevens/informatie, met
als doel aanvullende gegevens/informatie te verkrijgen.
(zaaksdossier 2 - observatieklus)

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Gelet op het proces-verbaal en de inhoudelijke behandeling van de zaak ter zitting kunnen de volgende (mede tot een goed begrip van dit vonnis strekkende) feiten en omstandigheden, die ter terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan, als vaststaand worden aangemerkt.
Op 30 juni 2020 ontving de Rijksrecherche een afscherm proces-verbaal naar aanleiding van onderschepte Encrochat-berichten. In dat proces-verbaal werd beschreven dat politieambtenaar en medeverdachte [medeverdachte 1] vertrouwelijke politie informatie verstrekte aan onbevoegden. Vervolgens is onderzoek ‘Lunel’ gestart. Uit tapgesprekken, observatie en bakengegevens bleek vervolgens dat [medeverdachte 1] betrokken lijkt te zijn bij ‘een observatieklus’.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt beide feiten te bewijzen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie betoogd dat verdachte alleen al door het geven van informatie over [naam 1] en [naam 2] dit feit heeft uitgelokt en dat uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 1] de informatie uit de politiesystemen heeft gedeeld met medeverdachte [medeverdachte 2] .
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van beide feiten moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman erop gewezen dat vereist is dat moet komen vast te staan dat verdachte met een gift aan [medeverdachte 1] het oogmerk heeft gehad dat [medeverdachte 1] de politiesystemen zou bevragen op informatie over [naam 1] en [naam 2] . Dat blijkt niet uit het dossier. Bovendien hebben [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [naam 4] allen verklaard dat verdachte alle benodigde informatie al had. Daaruit blijkt dat het niet voorzienbaar was dat [medeverdachte 1] daadwerkelijk bevragingen zou doen, en dat verdachte dergelijke bevragingen niet wilde.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
[medeverdachte 1] heeft bij de Rijksrecherche verklaard dat hij op enig moment door zijn zwager, medeverdachte [medeverdachte 2] [2] , is benaderd voor een observatieklus voor verdachte [3] , voormalig lid van de [christelijke geloofsgemeenschap] . Subjecten in de observatieklus waren [naam 1] en [naam 2] . [4] Zij zouden zich een groot geldbedrag van de [christelijke geloofsgemeenschap] hebben toegeëigend en de familie van verdachte hebben bedreigd. [5] Hiervan was aangifte gedaan bij de politie, maar dat duurde volgens verdachte te lang. Verdachte wilde onder meer weten hoe het geld zou worden weggesluisd en of sprake was van een deal van [naam 1] met het Openbaar Ministerie, die [naam 1] als oud-medewerker van de FIOD had kunnen sluiten met een hem bekende officier van justitie. [6] [naam 4] heeft op verzoek van medeverdachte [medeverdachte 1] zijn medewerking aan de klus verleend. [7] Afgesproken werd een tarief van 50 euro per uur voor de observatie. [8] Nadat medeverdachte [medeverdachte 1] en [naam 4] aan verdachte te kennen hebben gegeven niet te willen observeren, hebben zij op verzoek van verdachte geprobeerd om peilbakens onder de auto’s van [naam 1] en [naam 2] aan te brengen. [9] Dat is niet gelukt.
[medeverdachte 1] is werkzaam als brigadier van het basisteam Alkmaar [10] , onderdeel van de politie eenheid Noord-Holland.
[medeverdachte 2] heeft over de observatieklus verklaard: ‘
meneer [verdachte] had mij benaderd of ik iemand wist van de observatiepolitie’. [11] Vervolgens heeft hij een afspraak geregeld tussen verdachte en [medeverdachte 1] .
Door een observatieteam is gezien dat er op 8 juli 2020 en 22 juli 2020 ontmoetingen hebben plaatsgevonden tussen verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [naam 4] . [12]
Tijdens een doorzoeking van de werkplek van [medeverdachte 1] is in zijn kast [13] een handgeschreven notitie (IBN nummer C.01.001) aangetroffen. Op dit briefje stond onder meer: ‘
is er een deal OM-jvdl [naam 5]’. [14]
Over dit briefje heeft [medeverdachte 1] verklaard [15] : ‘
Dit gaat over [naam 1] . Dit was een vraag van de opdrachtgever [naam 6] ’. Op vraag van de verbalisant wat de vraag dan was, heeft [medeverdachte 1] geantwoord: ‘
Die [naam 6] die zegt dat die [naam 1] 8 miljoen verduisterd heeft en begreep niet waarom hij nog op vrije voeten liep. Hij had gehoord dat [naam 1] een deal had gesloten met het OM. [naam 6] zei dat hij en zijn familie waren bedreigd, hij huilde hier bijna bij. Ik vond dit wel zielig, ik wilde hierbij wel helpen. [naam 6] was bang dat het geld weg gesluisd werd. (..) Ik heb dit briefje van die [naam 6] gehad. (..). [naam 5] zou deze officier van justitie zijn.
In een afgeluisterd telefoongesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] wordt gesproken over ‘4300’. [16] Hierover heeft [medeverdachte 1] verklaard: ‘
het ging over de uren die wij gemaakt hebben en dat wij hiervoor betaald zouden krijgen’. [17]
Tussen 6 juli 2020 en 15 augustus 2020 heeft [medeverdachte 1] meerdere bevragingen in het politiesysteem BVI-IB gedaan die zijn te relateren aan [naam 1] en [naam 2] . [18]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt vast dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte nadrukkelijk had gevraagd om iemand ‘
van de observatiepolitie’. Daaruit blijkt dat diegene die de observatieklus zou gaan uitvoeren de hoedanigheid van politieambtenaar moest hebben. Om andere competenties werd door verdachte niet gevraagd. [medeverdachte 1] hoedanigheid als politieambtenaar was dus de enige reden dat hij werd gevraagd voor de observatieklus.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de kans op een geslaagde observatie groter wordt als zoveel mogelijk informatie over de te observeren subjecten bekend is. Ook met het oog op veiligheid is informatie van groot belang. Daarvoor is het politiesysteem uitermate geschikt. Daarin is informatie opgenomen die alleen door politieambtenaren zoals [medeverdachte 1] is te raadplegen.
Daar komt bij dat in de kast van [medeverdachte 1] in het politiebureau het briefje is aangetroffen waarop stond vermeld: ‘
is er een deal OM-jvdl [naam 5]’. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij dit briefje van verdachte heeft ontvangen. Niet valt in te zien hoe deze vraag door [medeverdachte 1] beantwoord kan worden met een observatie en/of het plaatsen van een peilbaken. Het kan daarom niet anders dan dat verdachte deze concrete opdracht bij [medeverdachte 1] heeft neergelegd omdat [medeverdachte 1] toegang had tot de politiesystemen. In de opdracht van verdachte lag dus als noodzakelijk besloten dat [medeverdachte 1] het politiesysteem zou bevragen.
Daarmee is bewezen dat verdachte [medeverdachte 1] een geldbedrag heeft aangeboden om hem te bewegen bevragingen in het politiesystemen te doen die zijn te relateren aan [naam 1] en [naam 2] . Feit 1 acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen. Er is onvoldoende bewijs dat verdachte aan [medeverdachte 1] een koffiezetapparaat, drankjes of etentjes heeft aangeboden. Hiervan zal de rechtbank verdachte daarom partieel vrijspreken.
Als feit 2 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij [medeverdachte 1] heeft uitgelokt tot het delen van vertrouwelijke informatie. Voor een bewezenverklaring is onder meer vereist dat komt vast te staan dat [medeverdachte 1] vertrouwelijke informatie heeft gedeeld. De rechtbank stelt vast dat dat uit het dossier niet blijkt.
Uit het proces-verbaal van het verhoor van [medeverdachte 1] op pagina 690 blijkt weliswaar het volgende:
‘V: Hoe is de opdracht tot stand gekomen?
A: Het kwam via [medeverdachte 2] Die man, een [naam 6] , zat bij een geloofsgemeenschap en was voor 8 miljoen opgelicht Hij wilde dat de twee mannen werden gevolgd en dat er een baken werd geplakt. Ik heb toen [naam 4] gebeld. Ik heb dat toen aangenomen. Ik ben vijf keer op locatie geweest in Apeldoorn en in Zeist en ik heb de politiesystemen bevraagd op [naam 1] en [naam 2] .
V: Heb je de informatie over [naam 1] en [naam 2] met [medeverdachte 2] gedeeld?
A: Ja.’
Op dit antwoord is door de Rijksrecherche niet doorgevraagd, zodat niet duidelijk is welke informatie over [naam 1] en [naam 2] door [medeverdachte 1] met [medeverdachte 2] is gedeeld. Daar komt bij dat medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat dat niet klopt (pagina 1034) en dat [medeverdachte 1] in een later verhoor heeft verklaard dat hij de informatie over [naam 1] en [naam 2] al van verdachte had gekregen (pagina 698).
Daarom zal de rechtbank verdachte van feit 2 vrijspreken.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 1 juli 2020 tot 1 september 2020 in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander, een ambtenaar van de politie (bij eenheid Noord-Holland te Alkmaar in de rang van brigadier), genaamd [medeverdachte 1] giften heeft aangeboden, te weten:
- geldbedragen, met het oogmerk om die [medeverdachte 1] te bewegen in zijn bediening, iets te doen, te weten:
- het bevragen van een politiesysteem op vertrouwelijke informatie met betrekking tot de personen [naam 1] enf [naam 2] en/of de aan die [naam 1] en/of [naam 2] te relateren administratieve gegevens en/of persoonsgegevens en/of (opsporings)onderzoeken en/of incidenten en/of kentekens en/of één of meer andere personen en/of adressen in de omgeving van die [naam 1] en/of [naam 2] en/of (vervolgens) die (vertrouwelijke) informatie uit een of meer politiesystemen aan verdachte en/of zijn mededader en/of (een) andere daartoe niet-gerechtigde perso(o)n(en)/derde(n) te verstrekken en/of te openbaren.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 177 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
aan een ambtenaar een gift of belofte doen dan wel een dienst verlenen of aanbieden met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden geëist.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan actieve omkoping, door een politieambtenaar te betalen voor informatie over [naam 1] en [naam 2] , met wie hij een conflict had. In plaats van het afwachten van een civiele procedure en het politieonderzoek heeft verdachte – uit het dossier blijkt een vermogende vishandelaar – zonder zich te bekreunen over het kwalijke van zijn handele – gekozen voor een vorm van eigenrichting, en daarmee een grove inbreuk gemaakt op de privacy van [naam 1] en [naam 2] . Met zijn handelen heeft verdachte bovendien het publiek vertrouwen in de politie en daarmee de integriteit van de overheid geschaad.
Vanwege de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de straf die aan medeverdachte [medeverdachte 1] (parketnummer 08-963562-20) is opgelegd, waarbij de rechtbank in die zaak een aantal omstandigheden in het voordeel van [medeverdachte 1] heeft meegewogen. Verdachte heeft geen opening van zaken gegeven en zich op zijn zwijgrecht beroepen. De rechtbank stelt vast dat niet van omstandigheden is gebleken die in het voordeel van verdachte zouden moeten worden meegewogen bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden passend en geboden. Daarnaast vormt de klaarblijkelijk lichtzinnige wijze waarop verdachte zijn financiële middelen voor deze manier van eigenrichting aanwendt een risico dat hij op een ander moment eenzelfde keuze zal maken en zich nogmaals schuldig zal maken aan een strafbaar feit. Daarin ziet de rechtbank aanleiding voor een forse stok achter de deur om verdachte er gedurende de proeftijd van drie jaren van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarom zal de rechtbank verdachte ook een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden opleggen. Dat betekent dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, moet een proeftijd van drie jaren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het als feit 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het als feit 1 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1
het misdrijf:
aan een ambtenaar een gift of belofte doen dan wel een dienst verlenen of aanbieden met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2021.
Mr. J.P. Ponsteen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Rijksrecherche met nummer 20200063 (onderzoek Lunel). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 689.
3.Pagina 689 en pagina 696.
4.Pagina 697.
5.Pagina 693.
6.Pagina 693.
7.Pagina 690.
8.Pagina 697.
9.Pagina 697 en 698.
10.Pagina 697 tot en met 699.
11.Pagina 714.
12.Pagina 752 tot en met 757 en pagina 782 tot en met 789.
13.Pagina 693.
14.Pagina 701; dit betreft een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.
15.Pagina 693 en 694.
16.Pagina 717.
17.Pagina 700.
18.Pagina 101 tot en met 123.