In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 18 maart 2021, vorderde de bewindvoerder van [betrokkene] een bedrag van € 11.296,80 aan achterstallige loonbetalingen van de besloten vennootschap HRT SERVICE EN TECHNIEK B.V. De bewindvoerder stelde dat HRT over verschillende maanden geen loon had betaald aan [betrokkene], die sinds 15 juli 2016 als storingsmonteur in dienst was. De arbeidsovereenkomst was per 15 januari 2021 beëindigd. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 maart 2021, die via videoverbinding plaatsvond vanwege coronamaatregelen, werd de zaak besproken. HRT voerde verweer en deed een beroep op verrekening, maar de kantonrechter oordeelde dat HRT niet aannemelijk had gemaakt dat zij vorderingen op [betrokkene] had. De kantonrechter oordeelde dat de loonvordering van [betrokkene] duidelijk was en dat HRT verplicht was om het loon te betalen. De kantonrechter wees de vorderingen grotendeels toe, met uitzondering van het beroep op verrekening, en matigde de wettelijke verhoging tot 20%. HRT werd ook veroordeeld om een eindafrekening op te stellen en de proceskosten te vergoeden. Het vonnis werd uitgesproken door mr. U. van Houten en is uitvoerbaar bij voorraad.