Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
dat de rechter niet inhoudelijk wenst in te gaan op de gronden van het verzet’.
2.Het wrakingsverzoek
3.Het standpunt van mr. Banda
4.De beoordeling
17 december 2020 – kort gezegd – respectloos, dat wil zeggen met dedain heeft behandeld. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoekster aangevoerd dat dit ook ten aanzien van haarzelf het geval was. De wrakingskamer stelt vast dat het wrakingsverzoek blijkens het proces-verbaal van de zitting van 17 december 2020 niet mede op de bejegening van verzoekster en haar partner is gebaseerd. De grond voor de wraking is immers dat mr. Banda niet inhoudelijk wenst in te gaan op de gronden van het verzet, aldus het proces-verbaal. Uit het verweer van mr. Banda volgt, dat verzoekster tijdens de zitting op 17 december 2020 desgevraagd heeft bevestigd dat de wrakingsgrond door hem correct aan de griffier was gedicteerd. De wrakingskamer laat het verwijt dat mr. Banda haar en haar partner respectloos heeft behandeld buiten bespreking. De feiten en omstandigheden waarop de wraking berust moeten immers tegelijk worden voorgedragen zo volgt uit artikel 8:16 lid 3 van de Awb. Aan die eis is wat betreft het verwijt inzake de bejegening niet voldaan, omdat dit verwijt niet in de grond voor de wraking is vermeld.