11.De beslissing
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 2 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde onder feit 2 primair het volgende strafbare feit oplevert:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 2 primair bewezenverklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen locatie, tijdstippen en data, zo lang de reclassering dat nodig acht;
- zich laat opnemen in een zorginstelling te weten Kompas (FPA Pro Persona te Wolfheze) of een ander door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing nader te bepalen zorginstelling. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering in samenspraak met de behandelaar nodig vindt. In het geval de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang wenselijk acht, zal verdachte meewerken aan de indicatiestelling en plaatsing;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
-
ontzegtverdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
-
feit 1: bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
-
feit 2 primair: veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van
€ 850,-- (achthonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 september 2020;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder feit 2 primair bewezenverklaarde tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 850,-- (achthonderdvijftig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
15 september 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 17 (zeventien) dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
-
feit 2 primair: veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van
€ 850,-- (achthonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 september 2020;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder feit 2 primair bewezenverklaarde tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 850,-- (achthonderdvijftig euro)te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
15 september 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 17 (zeventien) dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
-
verlengt de proeftijdvan de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 19 november 2018 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van een maand,
met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos , voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Kuiper, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2021.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Oost-Nederland met nummer PL0600-2020439412 van 17 november 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2020 van verbalisant [verbalisant] , pagina’s 19 en 20, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag op 15 september 2020 dat er een melding binnenkwam dat verdachte [verdachte] zich had onttrokken aan zijn aanhouding en dat hij in een grijze Volkswagen Touran met kenteken [kenteken] zou zijn weggereden in de richting van Geesteren. De collega's van de 24.03, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , reageerden op deze oproep en zijn hun dienstvoertuig ingestapt om erop af te gaan. Ik ben ook in een dienstvoertuig gestapt. Op een gegeven moment zag ik een grijze Volkswagen Touran rijden. Ik zag dat het kenteken overeenkwam met het eerder doorgegeven kenteken. Ik reed achter de grijze Volkswagen. Ik zag dat de snelheid van de Volkswagen flink omhoog ging. Ik schat dat hij rond de 120 kilometer per uur reed. Ik bleef hem volgen en deed mijn optische en geluidssignalen aan. Op een gegeven moment reed ik rond de 120 kilometer per uur en zag ik dat de afstand steeds groter werd. Ik verhoogde mijn snelheid. Ik zag vervolgens dat de Volkswagen niet afremde op het moment dat hij de bebouwde kom in reed. Ik bleef het voertuig volgen. Toen ik op ongeveer 300 meter van de Volkswagen reed, zag ik in de verte de 24.03 aankomen. Zij kwamen van tegengestelde richting. Ik zag dat de 24.03 midden op de weg ging rijden
.Ik zag dat de Volkswagen in eerste instantie niet van zijn lijn afweek en ook rechtdoor reed, op de rechter weghelft. Ik zag vervolgens dat de 24.03 naar rechts uitweek
.Direct daarna zag ik dat de Volkswagen plotseling naar rechts stuurde en tot stilstand kwam tegen een boom. Dit was ongeveer tien meter voor het bordje van de bebouwde kom van Vriezenveen.
Het proces-verbaal van aangifte van 15 september 2020 van verbalisant [slachtoffer 2] , pagina’s 21 en 22, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 15 september 2020 werd er gemeld dat verdachte [verdachte] er met zijn auto vandoor was gegaan. Wij, collega [slachtoffer 3] en ik, zijn er vervolgens met de politiebus met roepnummer 24.03 op afgegaan. [slachtoffer 3] reed en ik was bijrijder. Ik zag de auto met de verdachte onze kant opkomen. Ik zag dat hij met zijn auto onze kant op stuurde. Ik keek hem recht aan. Ik zag dat hij met zijn stuur bewegingen maakte. Ik zag dat hij recht op ons af kwam, ik zag de blik in zijn ogen want ik keek hem recht aan
.Ik zag een auto heel snel onze kant opkomen. Voor ik het wist was de auto met de verdachte al heel dichtbij. Ik weet nog dat ik heel hard heb geroepen: pas op, hij komt op ons af, hij gaat ons rammen. Ik had echt het gevoel dat de verdachte opzettelijk op ons in wilde rijden. Ik pakte het portier vast en ik zette mijn voeten schrap op de grond om de klap op te vangen. Ik wachtte tot de klap zou komen. [slachtoffer 3] is uitgeweken, want ik zag bandensporen door het gras. Wij zagen de auto van verdachte tegen een boom staan. Wij zagen dat hij gecrasht was.
Het proces-verbaal van aangifte van 15 september 2020 van verbalisant [slachtoffer 3] , pagina’s 24 tot en met 26, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 15 september 2020 werd er gemeld dat verdachte [verdachte] er met zijn auto vandoor was gegaan. Wij, verbalisant [slachtoffer 2] en ik, zijn er vervolgens met de politiebus met roepnummer 24.03 op afgegaan. Ik bestuurde de politiebus. De personenauto kwam ons tegemoet rijden. Ik zag dat de auto ons met zeer hoge snelheid naderde. Ik reed ongeveer 20 tot 30 kilometer per uur
.Ik reed iets links van het midden met de hoop dat [verdachte] zou stoppen. Gelijk zag ik dat de snelheid van [verdachte] zo hoog was dat hij nooit zijn voertuig tot stilstand zou kunnen brengen. Gelijk zag ik dat [verdachte] met onverminderde snelheid ons naderede en zag ik dat hij zijn Touran iets naar het midden van de weg stuurde, in onze richting
.De afstand was toen naar schatting zo'n twintig meter tussen zijn Touran en ons voertuig. In een reflex stuurde ik de politiebus naar rechts gedeeltelijk de berm in, in de hoop een frontale aanrijding te kunnen voorkomen, maar elk moment verwachtte ik de frontale botsing. Ik weet nog dat ik meteen dacht dat het over en uit was. Ik ben zeker dat als ik in een reflex niet naar rechts de berm in had gestuurd, de Touran ons frontaal had geramd.
Het proces-verbaal van verhoor van 16 september 2020 van verdachte, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag een politieauto achter mij en heb gas bijgegeven. Ik had zoiets van ik laat me nu niet pakken. Ik zag redelijk ver van te voren dat er een politiebus in tegenovergestelde richting aankwam
.Ik zag op dat moment het leven eigenlijk niet meer zitten.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 maart 2021, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik zag de politiebus en ik dacht ik ga niet stoppen.