[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis in kort geding:
I. zal bepalen dat het vonnis, na betekening aan [gedaagde] primair binnen één dag na de uitspraak, subsidiair binnen zeven dagen na de uitspraak, in de plaats zal kunnen treden van de door [gedaagde] te verrichten formaliteiten en te verlenen toestemming en/of wilsverklaring voor de verkoop van de woning, zijnde onder meer het sluiten van een onderhandse koopovereenkomst, notariële levering resp. voor de te verlijden notariële akte, een ander op de voet van artikel 3:300 lid 1 en 2 BW;
II. [gedaagde] veroordeelt zijn medewerking te verlenen de makelaar toegang te verschaffen om de woning te kunnen bekijken ter voorbereiding van de verkoop procedure en [gedaagde] de sleutels van de woning aan het [makelaarskantoor] in [woonplaats] afgeeft, binnen twee dagen nadat het vonnis aan hem is betekend en als [gedaagde] een van deze handelingen nalaat of weigert zijn medewerking te verlenen een dwangsom verbeurt van € 5.000,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] in gebreke blijft met een maximum van € 100.000,00 en;
III. tevens te gedogen dat de makelaar nadat deze heeft aangekondigd de woning met kopers te bezoeken, de woning te hebben verlaten en in opgeruimde staat achter te laten voor de duur dat de kopers met de makelaar in de woning verblijven en dat onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per keer dat [gedaagde] dit nalaat met een maximum van
€ 100.000,00;
IV. [gedaagde] veroordeelt om mee te werken aan de door de kopers gewenste leveringsdatum en uiterlijk binnen twee dagen na betekening van het vonnis de woning in goede staat en tijdig voor notarieel transport, uiterlijk 13 september 2020, op te leveren en de woning te verlaten en te ontruimen, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of dagdeel dat hij in gebreke blijft te voldoen aan het te wijzen vonnis, met een maximum van € 100.000,00, zo nodig door inschakeling van de deurwaarder en sterke arm van politie en justitie;
V. [gedaagde] primair veroordeelt in de reële proceskosten van deze procedure waaronder het salaris van de advocaat, verschotten, explootkosten en het griffierecht, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in 6:119 BW, over deze proceskosten vanaf de veertiende dag na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis tot de dag van volledige betaling, dan wel [gedaagde] subsidiair veroordeelt in de proceskosten aan de zijde van de vrouw, conform het liquidatietarief, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in 6:119 BW.