In deze zaak heeft eiser, naar aanleiding van een verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had eerder verzocht om inzage in persoonsgegevens die over hem waren verzameld in Malta, gerelateerd aan een gesprek tussen verschillende ministeries. Het primaire besluit van 11 december 2019 gaf eiser inzage in bepaalde persoonsgegevens, maar eiser was van mening dat dit overzicht niet compleet was.
De rechtbank Overijssel heeft op 15 maart 2021 uitspraak gedaan in deze zaak. Tijdens de zitting op 4 maart 2021 zijn partijen niet verschenen. De rechtbank heeft overwogen dat de mededeling van verweerder dat er geen aanvullende persoonsgegevens beschikbaar zijn, geloofwaardig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er geen andere gegevens over eiser beschikbaar zijn, en dat het verzoek om inzage in persoonsgegevens op de juiste wijze is behandeld.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na de datum van uitspraak. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.