ECLI:NL:RBOVE:2021:1070

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
Awb 20/2190
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoeding op basis van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling kinderopvang en de peildatum van 6 april 2020

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 12 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de minister van Financiën over de toekenning van een vergoeding op basis van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling kinderopvang (TKO). Eiseres had een vergoeding van € 288,- ontvangen voor de eigen bijdrage, maar was van mening dat dit bedrag te laag was, omdat zij in werkelijkheid meer opvanguren had afgenomen dan bij de Belastingdienst/Toeslagen bekend was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de peildatum voor de berekening van de vergoeding op 6 april 2020 ligt, zoals bepaald in de TKO. Eiseres heeft aangevoerd dat de bij de Belastingdienst bekende uren bewust lager zijn gehouden om terugvordering van te veel ontvangen toeslag te voorkomen, maar de rechtbank oordeelde dat de gegevens op de peildatum correct waren en dat de TKO een algemeen verbindend voorschrift is dat niet in strijd is met hogere regelgeving. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiseres ongegrond is, omdat de keuze voor de peildatum door de wetgever is gemaakt en de rechtbank niet de taak heeft om de maatschappelijke waarde van de betrokken belangen te beoordelen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/2190

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] te [woonplaats] , eiseres,

en

de minister van Financiën, verweerder,

gemachtigde: mr. P.A. van Dijk.

Procesverloop

Bij besluit van 30 juni 2020 (het primaire besluit) heeft de Sociale Verzekeringsbank (SVB) namens verweerder eiseres op grond van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling kinderopvang (TKO) een vergoeding toegekend van € 288,- voor de eigen bijdrage.
Bij besluit van 24 september 2020 (het bestreden besluit) heeft de Belastingdienst/Toeslagen namens verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 februari 2020.
Eiseres is verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.A. van Dijk.

Overwegingen

1. Als maatregel tegen het coronavirus was de kinderopvang (voor een deel) gesloten in de periode van 16 maart 2020 tot en met 7 juni 2020. Omdat de financiering van de sector voor een groot deel bestaat uit overheidsgeld (kinderopvangtoeslag) dat via ouders loopt, heeft het kabinet ouders opgeroepen de rekening van de kinderopvang te blijven betalen.
Ter ondersteuning van zijn oproep heeft het kabinet besloten de kinderopvangtoeslag ontvangende ouder een tegemoetkoming uit te keren zo lang het maatregelenpakket voor kinderopvang aanhield. Daartoe is de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO (hierna: de TKO) vastgesteld.
2. Artikel 5 van de TKO bevat een peildatum en luidt:
De gegevens die bepalend zijn voor de hoogte van de tegemoetkoming, bedoeld in
artikel 4, eerste lid, zijn de gegevens zoals verwerkt bij de Belastingdienst/Toeslagen op
6 april 2020.
3. In artikel 8 van de TKO is bepaald dat bij ministeriële regeling onder meer kan worden afgeweken van artikel 5. In de Regeling nadere regels TKO (de Regeling) is van de mogelijkheid om de peildatum anders vast te stellen dan op 6 april 2020 gebruik gemaakt voor de situatie waarin na 6 april 2020 voor het eerst kinderopvangtoeslag aan een ouder is toegekend of voor het eerst kinderopvangtoeslag is toegekend voor een of meer volgende kinderen.
4. De rechtbank stelt vast dat in onderhavig geval geen sprake is van een eerste toekenning van kinderopvangtoeslag ná 6 april 2020, zodat van deze peildatum moet worden uitgegaan.
5. Op de peildatum van 6 april 2020 was bij de Belastingdienst/Toeslagen bekend en verwerkt dat eiseres voor haar kinderen in totaal 65 opvanguren per maand afnam en het gezamenlijke toetsingsinkomen € 75.000,- bedraagt. Niet in geschil is dat het toegekende bedrag van € 288,- uitgaande van deze gegevens overeenkomstig de in het Besluit gegeven regels juist is berekend.
6. Eiseres heeft aangevoerd dat de bij verweerder bekende uren bij de gastouder bewust lager worden gehouden om terugvordering van te veel ontvangen toeslag te voorkomen. In de praktijk worden echter gemiddeld per maand meer kinderopvanguren afgenomen. Doordat meer uren worden afgenomen is de eigen bijdrage ook hoger. Hierdoor heeft eiseres een te lage vergoeding van de eigen bijdrage gekregen.
7. De rechtbank begrijpt het beroep van eiseres zo dat dit in wezen gericht is tegen de TKO zelf.
8.1
De TKO is een algemeen verbindend voorschrift. In artikel 8:3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat tegen een algemeen verbindend voorschrift geen beroep kan worden ingesteld. Deze bepaling staat niet in de weg aan de mogelijkheid van exceptieve toetsing.
8.2
Deze toetsing houdt in dat algemeen verbindende voorschriften die geen wet in formele zin zijn, door de rechter kunnen worden getoetst op rechtmatigheid, in het bijzonder op verenigbaarheid met hogere regelgeving. De rechter komt tevens de bevoegdheid toe te bezien of het betreffende algemeen verbindend voorschrift een voldoende deugdelijke grondslag biedt voor het in geding zijnde besluit. Bij die, niet rechtstreekse, toetsing van het algemeen verbindende voorschrift vormen de algemene rechtsbeginselen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een belangrijk richtsnoer. De intensiteit van die beoordeling is afhankelijk van onder meer de beslissingsruimte die het vaststellend orgaan heeft, gelet op de aard en inhoud van de vaststellingsbevoegdheid en de daarbij te betrekken belangen.
8.3
Als het vaststellende orgaan bij het voorbereiden en nemen van een algemeen verbindend voorschrift de negatieve gevolgen daarvan voor een bepaalde groep uitdrukkelijk heeft betrokken en de afweging deugdelijk heeft gemotiveerd, voldoet deze keuze aan het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel en beperkt de toetsing door de bestuursrechter zich in het algemeen tot de vraag of de regeling in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
9. Uit de nota van toelichting bij de TKO blijkt dat onderkend is dat feitelijke gegevens (onder meer als het gaat om het inkomen van ouders) kunnen afwijken van gegevens die bij de Belastingdienst/Toeslagen bekend zijn. In de nota van toelichting staat:
“De gegevens bij de Belastingdienst/Toeslagen op de gehanteerde peildatum zullen niet altijd volledig aansluiten bij de actuele gegevens en op de facturen van de opvangorganisatie over de maanden maart, april en mei 2020 aan de ouders. Bij het opstellen van dit besluit zijn keuzes gemaakt. Een van de keuzes betreft de peildatum. Nog niet doorgegeven wijzigingen in bijvoorbeeld het inkomen kunnen niet worden verwerkt in de kinderopvangtoeslag. Dit kan effect hebben op de hoogte van het bedrag. De reguliere systematiek van herberekening, die wel geldt voor de kinderopvangtoeslag, wordt niet meegenomen in de tegemoetkoming eigen bijdrage. De tegemoetkoming zal wegens de snelheid en het beperken van de uitvoeringslast uitgaan van een definitieve vaststelling van de tegemoetkoming (niet eerst verlenen/voorschot) op basis van de peildatum.
Het kan zo zijn dat door de gekozen peildatum het besluit buitengewoon nadelig uitwerkt. Voor deze uitzonderlijke omstandigheden kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld.”
10. Uit de nota van toelichting bij de TKO blijkt dat de wetgever aandacht heeft gehad voor eventuele nadelige gevolgen van de snelheid waarmee de regeling tot stand is gebracht, voor de gevolgen van een eenvoudige en dus snelle uitvoering en voor de keuze van de peildatum van 6 april 2020. De wetgever heeft bewust afgezien van een voorschotregeling op basis van op 6 april 2020 bekende en verwerkte gegevens en een latere definitieve vaststelling op basis van nadien bekend geworden en mogelijk afwijkende gegevens. De wetgever heeft met artikel 8 van de TKO ruimte gegeven voor afwijking van de peildatum van 6 april 2020 en dus voor vaststelling van een latere peildatum, al dan niet voor nader aan te duiden groepen van ouders die in bijzondere omstandigheden verkeerden en voor wie spoedig bij het uitvoering van de regeling buitengewoon nadelige gevolgen zouden blijken. De in de TKO gemaakte keuze voor de peildatum van 6 april 2020 kan de terughoudende toets als bedoeld in overweging 8.2 doorstaan.
11. De rechtbank kan met eiseres meevoelen dat het bijzonder spijtig is dat haar voorzichtigheid om niet op voorhand te veel kinderopvanguren op te geven ertoe heeft geleid dat de tegemoetkoming op een aanmerkelijk lager bedrag is vastgesteld dan de eigen bijdrage die zij verschuldigd is. De rechter heeft echter niet de taak om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen wordt toegekend naar eigen inzicht vast te stellen.
12. Uit voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Banda, rechter, in aanwezigheid van Y. van Arnhem, als griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.