ECLI:NL:RBOVE:2021:1062

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 maart 2021
Publicatiedatum
11 maart 2021
Zaaknummer
AK_20_1262
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor het kappen van platanen langs de Van Broekhuizenstraat in Rijssen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 11 maart 2021 uitspraak gedaan over de omgevingsvergunning die door het college van burgemeester en wethouders van Rijssen-Holten is verleend voor het kappen van 11 platanen langs de Van Broekhuizenstraat in Rijssen. De eisers, bewoners van de omgeving, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 26 mei 2020, waarin hun bezwaren tegen de vergunning ongegrond zijn verklaard. De rechtbank heeft de processtukken en de argumenten van beide partijen zorgvuldig bestudeerd. De eisers hebben betoogd dat de bomen in goede conditie verkeren en dat de kap niet gerechtvaardigd is. Verweerder heeft echter gesteld dat de bomen een slechte levensverwachting hebben door de bodemkwaliteit en dat de kap noodzakelijk is om veiligheidsrisico's te vermijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een belangenafweging moet plaatsvinden tussen het belang van de eisers bij behoud van de bomen en het belang van de gemeente bij het kappen. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder in redelijkheid het belang bij kappen heeft kunnen laten prevaleren boven het belang bij behoud van de bomen. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en de vergunning voor het kappen van de bomen bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/1262

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eisers] e.a., te [woonplaats] , eisers,

en

het college van burgemeester en wethouders van Rijssen-Holten, verweerder.

Als derde-partij neemt aan het geding deel:
gemeente Rijssen-Holten, te Rijssen.

Procesverloop

In het besluit van 25 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de gemeente Rijssen-Holten een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van 11 bomen (platanen) langs de Van Broekhuizenstraat in Rijssen. Aan deze vergunning is een herplantplicht (12 esdoorns en 1 acacia) verbonden.
In het besluit van 26 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de afzonderlijke bezwaren van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer AWB 20/1262. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is geregistreerd onder zaaknummer
AWB 20/1261.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eisers hebben hierop een reactie gegeven, die zij op 28 augustus 2020 naar de rechtbank hebben gemaild. Verder hebben eisers op
4 september 2020 een nadere reactie gegeven.
Het verzoek om een voorlopige voorziening is op 8 september 2020 ter zitting behandeld.
Bij uitspraak van 21 september 2020 heeft de voorzieningenrechter het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de uitspraak van de rechtbank op het beroep van eisers.
Verweerder heeft op 21 januari 2021 een rapportage van IDverde Bomendienst B.V. (hierna: IDverde) en zijn reactie hierop in het geding gebracht. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de conclusies van deze deskundige zijn besluitvorming onderschrijven.
Eisers hebben op 11 februari 2021 hierop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2021. Eisers zijn verschenen in de persoon van [naam 1] [naam 2] en [naam 3] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. van Bart. De gemeente Rijssen-Holten heeft zich eveneens laten vertegenwoordigen door mr. C. van Bart.

Overwegingen

Juridisch kader
1. Artikel 2.2, eerste lid, onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) bepaalt, voor zover hier van belang, dat voor zover ingevolge een bepaling in een gemeentelijke verordening een vergunning is vereist om houtopstand te vellen of te doen vellen, een zodanige bepaling geldt als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteit bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Artikel 2.18 van de Wabo bepaalt dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
De genoemde gemeentelijke verordening betreft de Kapverordening Rijssen-Holten 2017 (hierna: Kapverordening).
Artikel 2, eerste lid, van de Kapverordening bepaalt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden van het bevoegd gezag de houtopstanden binnen een bebouwde kom te vellen of te doen vellen, die staan vermeld op de als zodanig gewaarmerkte kaarten met waardevolle bomen en de bij die kaart behorende lijst met waardevolle boombeplanting, die als bijlagen bij deze verordening behoren, uitgezonderd houtopstand met een diameter tot en met 20 centimeter, gemeten op 1,30 meter boven het maaiveld.
Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat het bevoegd gezag een herplantplicht kan opleggen onder nader te stellen voorschriften.
Artikel 4, onder c en d, van de Kapverordening bepaalt dat de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden kan worden geweigerd op grond van:
c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand.
2. Verweerder heeft op 24 april 2018 een boomvervangingsplan vastgesteld. Het boomvervangingsplan voorziet in een beleidskader voor duurzaam bomenbeheer voor bomen die niet vanwege andere werkzaamheden gesnoeid, gekandelaberd of gekapt worden, maar wel vervangen moeten worden. Met dit plan wordt inzichtelijk gemaakt wat de kwaliteit van het huidige bomenbestand is. In het boomvervangingsplan zijn tevens de bevindingen van een uitgevoerd bodemonderzoek opgenomen.
3. Voor de omgeving Van Broekhuizenstraat is het boomvervangingsplan specifiek uitgewerkt in een uitvoeringsplan voor de Van Broekhuizenstraat dat van 12 juni tot 23 juli 2019 ter inzage heeft gelegen. Dit uitvoeringsplan voorziet in het kappen van 11 platanen en het vervolgens herplanten van 12 esdoorns en 1 acacia. Naar aanleiding van reacties hierop is de maat van de te herplanten bomen vergroot van de normale stammaat van 14/16 centimeter naar een stammaat van 16/18 centimeter.
Besluitvorming
4. Bij aanvraag van 29 oktober 2019 heeft de gemeente Rijssen-Holten een aanvraag ingediend voor het kappen van 11 platanen in de Van Broekhuizenstraat. Hierbij is aangegeven dat ter plaatse 12 esdoorns en 1 acacia worden herplant.
5. In het primaire besluit is de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Aan deze vergunning is een herplantplicht verbonden conform de aanvraag. Deze besluitvorming is gebaseerd op een advies en een boomwaardering, opgesteld en uitgevoerd door de gemeentelijke boomdeskundige.
6. In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Hierbij heeft verweerder zich, zoals nader toegelicht op de zitting van 8 september 2020, op de navolgende standpunten gesteld.
Platanen zijn geen unieke of bijzondere bomen. Gelet evenwel op de plaatsing van de bewuste 11 platanen in een rij, zijn deze bomen bepalend voor het straatbeeld. Gelet op de beeldbepalende waarde van deze houtopstand is de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 4, onder d, van de Kapverordening van toepassing. Dit betekent dat hij de bevoegdheid heeft om de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren. Om te bepalen of hij gebruikmaakt van deze bevoegdheid, maakt hij een belangenafweging, aldus verweerder. Het belang bij het kappen van deze bomen weegt naar het oordeel van verweerder zwaarder dan het belang bij behoud van de bomen.
Ter onderbouwing hiervan heeft verweerder allereerst verwezen naar het boomvervangingsplan, waarin is neergelegd dat wordt gestreefd naar een gezond en duurzaam bomenbestand binnen de gemeente Rijssen-Holten. Voor dit plan is een bodemonderzoek verricht. Daaruit blijkt dat de bodemkwaliteit bij deze rij bomen onvoldoende is. De gemeentelijke boomdeskundige heeft onderzoek verricht en vervolgens een boomwaardering uitgevoerd en een advies opgesteld. De boomwaardering wordt opgesteld via het invullen van bevindingen van de boomdeskundige in een digitaal systeem, waarna dit systeem punten toekent. De uitkomsten van de boomwaardering (in deze zaak: boombelang 40 punten en belang aanvrager 69 punten) zijn niet doorslaggevend, maar vormen een indicatie/handreiking. Het advies dat de boomdeskundige opstelt, is voor verweerder doorslaggevend. De boomdeskundige heeft in zijn advies aangegeven dat de bewuste bomen, mede vanwege de slechte bodemkwaliteit, geen goede levensverwachting hebben (5–15 jaar) en nooit zullen uitgroeien tot kwalitatief hoogwaardig groen. Dat sprake is van een slechte bodemkwaliteit blijkt zowel uit de resultaten van het bodemonderzoek als uit het (visueel waarneembare) gegeven dat sprake is van wortelopdruk. Dit laatste wordt veroorzaakt doordat de wortels zijwaarts (in plaats van naar beneden) groeien, omdat de wortels onvoldoende water, voeding en zuurstof uit de bodem kunnen halen.
Verweerder heeft, als bijkomend argument, verwezen naar de overlast die wordt veroorzaakt door deze wortelopdruk. Dit betreft onder meer het opdrukken van het trottoir en straatkolken. Het vereiste onderhoud overstijgt daardoor het ‘reguliere’ onderhoud. Of een dergelijke intensieve vorm van onderhoud lonend is, hangt af van de aard van de boom (uniek en/of bijzonder) en het rendement op lange termijn. In deze zaak is geen sprake van unieke en/of bijzondere bomen en de levensverwachting van de bomen is laag. Dit laatste blijkt uit het advies van de gemeentelijke boomdeskundige. Om die reden kiest verweerder niet voor (intensief) onderhoud, maar voor kap.
Eisers hebben geen andersluidend advies van een ter zake deskundige overgelegd, zodat hij zijn besluitvorming heeft mogen baseren op het advies van de gemeentelijke boomdeskundige, aldus verweerder.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
7. De voorzieningenrechter heeft in haar uitspraak allereerst vastgesteld dat voor het kappen van de 11 platanen op grond van artikel 2.2, eerste lid, onder g, van de Wabo in samenhang met artikel 2, eerste lid, van de Kapverordening een omgevingsvergunning is vereist. Verder heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat tussen partijen niet in geschil is dat in deze zaak een weigeringsgrond van toepassing is, te weten artikel 4, onder d, van de Kapverordening (standpunt van verweerder) dan wel artikel 4, onder c, van de Kapverordening (standpunt van eisers).
8. Het van toepassing zijn van een weigeringsgrond betekent dat er een belangenafweging moet plaatsvinden, waarbij het belang bij behoud van de bomen moet worden afgewogen tegen het belang bij kappen van de bomen.
Partijen zijn verdeeld over de uitkomst van de belangenafweging.
9. Eisers hebben in dit kader aangevoerd dat verweerder zijn belangenafweging niet had mogen baseren op het advies van de gemeentelijke boomdeskundige.
10. Hiertoe hebben zij, onder meer, aangevoerd dat het advies inhoudelijk niet juist is. Ter onderbouwing hiervan hebben zij in hun beroepschrift verwezen naar een mondelinge verklaring van de door hen geraadpleegde boomdeskundige M. Konijnenbelt. Deze heeft hen meegedeeld dat op dit moment geen beperking in de levensverwachting van de bewuste bomen bestaat. In hun nadere reactie hebben eisers verwezen naar een andere deskundige, te weten L. van der Wal (hierna: Van der Wal). Deze deskundige heeft hen mondeling meegedeeld dat, samengevat weergegeven, de bevindingen van het bodemonderzoek niet juist zijn. Ter zitting van 8 september 2020 heeft Van der Wal hieraan toegevoegd dat hij ter plaatse onderzoek heeft uitgevoerd en dat hij hierbij heeft geconstateerd dat op een meter diepte de bomen een goed ontwikkeld worstelstelsel hebben. Van der Wal heeft betoogd dat de zijwaartse wortelgroei niet wordt veroorzaakt door de slechte bodemkwaliteit, waarvan verweerder is uitgegaan in zijn besluitvorming, maar dat dit een gevolg is van droge zomers, waardoor de wortels water gaan ‘zoeken’ onder de trottoirtegels. Verder heeft Van der Wal betoogd dat platanen weinig nodig hebben om goed te kunnen gedijen.
11. Verweerder heeft ter zitting gereageerd op het betoog van Van der Wal. Verweerder heeft beaamd dat de uit het bodemonderzoek gebleken indringingsweerstand (uitgedrukt in Mpa in plaats van Kpa) niet juist kan zijn. Tevens heeft verweerder het standpunt dat platanen weinig nodig hebben om goed te kunnen gedijen, onderschreven. Verder kon verweerder ter zitting niet goed reageren omdat hij ‘overvallen’ werd door de voor het eerst ter zitting aangevoerde standpunten.
12. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat hetgeen eisers hebben aangevoerd, twijfel heeft doen ontstaan over de juistheid van het door de gemeentelijke boomdeskundige opgestelde advies. Het is volgens de voorzieningenrechter onduidelijk of daadwerkelijk sprake is van een slechte bodemkwaliteit, of die kwaliteit zodanig slecht is dat een plataan (die weinig nodig heeft) daar niet goed in kan gedijen en of er dus daadwerkelijk sprake is van een slechte levensverwachting voor de platanen. Nu de slechte levensverwachting van de bomen in de belangenafweging van verweerder een grote rol heeft gespeeld, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het beroep - bij deze stand van zaken - een redelijke kans van slagen niet kan worden ontzegd. Daarbij heeft de voorzieningenrechter nog opgemerkt dat tussen partijen niet in geschil is dat de platanen ten tijde van de besluitvorming (nog) in goede conditie verkeerden.
Gelet hierop heeft de voorzieningenrechter aanleiding gezien het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen.
De voorzieningenrechter heeft ter afsluiting opgemerkt dat verweerder pas kort voor en tijdens de zitting is geconfronteerd met de bevindingen van de door eisers ingeschakelde deskundige en dat niet kan worden uitgesloten dat verweerder in de hoofdzaak de hiervoor beschreven twijfel weg kan nemen. Omdat de bestuursrechter een zo finaal mogelijke geschillenbeslechting nastreeft, dient daartoe de gelegenheid te bestaan.
Nader onderzoek en de reactie hierop van verweerder
13. Naar aanleiding van de uitspraak van de voorzieningenrechter heeft verweerder besloten een extern deskundige (te weten: IDverde) om advies te vragen. IDverde heeft een Bomen Effect Analyse gemaakt, waarbij zowel bovengronds als ondergronds onderzoek is uitgevoerd. De bevindingen, conclusies en alternatieven voor de kap van de bomen zijn neergelegd in een rapportage, gedateerd 21 oktober 2020.
Uit deze rapportage blijkt het navolgende.
13.1.
IDverde heeft geconcludeerd dat uit het bovengrondse onderzoek volgt dat de 11 platanen een goede conditie hebben met een toekomstverwachting van meer dan 15 jaar. Er zijn geen mechanische gebreken geconstateerd die duiden op ondergrondse problematiek. Opvallend is de zichtbaar oppervlakkige beworteling, met veel opdruk van de bestrating. Van deze 11 platanen vertonen 2 bomen geen tot weinig opdruk van de bestrating. De opdruk bij 2 andere bomen is matig. Dit zal in de toekomst moeten worden aangepakt als de opdruk ernstiger wordt. Van de resterende 7 bomen is de opdruk van een dusdanig grote aard dat deze direct voor gevaarlijke situaties zorgt.
13.2.
Naar aanleiding van het ondergrondse onderzoek heeft IDverde geconcludeerd dat de bomen (met uitzondering van boom 7) in kleine boomspiegels staan die te weinig doorlaatbaar volume bieden. In de boomspiegels is humusrijke grond tot een diepte van circa 30 centimeter aangetroffen met daar onder droog geel zand met een losse structuur. Aan de kant van het voetpad is op circa 40 centimeter diepte een harde laag van circa 10 centimeter aangetroffen. Daaronder bevindt zich een compacte droge bruine grond tot 1 meter diepte waar extensief fijne beworteling is aangetroffen. De voedingsrijke bovenste laag van de bodem bij de bomen zorgt ervoor dat de wortels oppervlakkig blijven en vocht en voeding zoeken in nabijgelegen groenvlakken of voortuinen. De beperkte wortelruimte is zowel door harde grondlagen als door de humusarme grond te verklaren.
Bij 2 bomen zijn stabiliteitswortels doorgezaagd, mogelijk bij herstelwerkzaamheden aan het trottoir. Bij deze 2 bomen is houtrot in de wortels geconstateerd.
IDverde heeft in haar rapportage, in paragraaf 3.4, de kabels en leidingen in het onderzoeksgebied in beeld gebracht.
13.3.
Samengevat heeft IDverde geconcludeerd dat de bomen in de huidige situatie een levensverwachting van meer dan 15 jaar hebben. De bomen staan in slechte groeiomstandigheden en hebben in de toekomst meer voeding nodig dan beschikbaar is om verder te groeien. De bomen zullen in conditie verslechteren waardoor de bomen meer gebreken zullen laten zien. De bomen zullen binnen 30 jaar hun maximale groei bereiken. De diameter bedraagt dan circa 1 meter, waarbij IDverde zich afvraagt of dit in het straatbeeld past.
13.4.
IDverde heeft drie alternatieven voor het kappen van de 11 bomen aangedragen.
Ten eerste is gewezen op de mogelijkheid van het vervangen van het trottoir door halfverharding. Hiermee kan de opdruk voor een periode van 10 tot 25 jaar worden gereduceerd. Het toepassen van halfverharding is voor ouderen minder toegankelijk.
Ten tweede is gewezen op de mogelijkheid van het wegzuigen van grond en het tot op een dieper niveau terug plaatsen van meer voedingsrijke grond. Hierdoor kunnen de oppervlakkige wortels omlaag worden geduwd. Nabij de stam werkt deze methode beperkt. Op 1 meter uit de stamvoet kunnen wortels met een dikte van meer dan 10 centimeter circa 5 centimeter zakken; op 2 meter uit de stam kunnen deze wortels circa 15 centimeter zakken.
Ten derde is gewezen op de mogelijkheid van het gefaseerd kappen van de bomen. Bomen 1, 7 en 8 vertonen de minste wortelopdruk zodat deze het langst kunnen worden behouden. De nieuw te planten bomen kunnen daardoor beschikken over ruimere groeiplaatsen. De ‘oude’ bomen kunnen worden gekapt als de ‘nieuwe’ bomen zijn uitgegroeid tot bomen van enig formaat. Hierdoor wordt het straatbeeld langer behouden.
14. Verweerder heeft zich op de navolgende standpunten gesteld.
14.1.
De rapportage van IDverde onderschrijft in zijn algemeenheid de eerdere constatering en advisering van de gemeentelijke boomdeskundige evenals het bodemonderzoek bij het boomvervangingsplan. De bomen verkeren, op basis van visuele waarneming, in goede conditie. De grond is redelijk tot goed doorwortelbaar maar de kwaliteit van de bodem is zeer beperkt. De bomen vertonen hierdoor sterke oppervlakkige groei wat leidt tot terugkerende opdruk van het trottoir. Bij een aantal bomen zijn de stabiliteitswortels reeds aangetast door graafwerkzaamheden. Verweerder concludeert dat zonder fors ingrijpen de bomen een levensverwachting tussen de 15 en 30 jaar hebben, waarbij structureel onderhoud aan zowel de bomen als het trottoir nodig is.
14.2.
De door IDverde aangedragen alternatieven voor het kappen van de 11 bomen bieden volgens verweerder onvoldoende waarborg voor een langetermijnoplossing.
Het aanbrengen van halfverharding zorgt voor een slecht toegankelijk trottoir, voornamelijk voor personen met een verminderde mobiliteit (rollator/scootmobiel). Verder garandeert halfverharding niet dat de wortels niet oppervlakkig blijven groeien, zodat tevens bodemverbetering nodig is.
Bodemverbetering door middel van het afgraven/wegzuigen van grond is problematisch vanwege de in de grond nabij de bomen aanwezige kabels en leidingen. Hierdoor is volledig weggraven niet mogelijk. Ook wordt het weggraven beperkt door de bestaande stabiliteitsproblemen bij een aantal bomen. Het vervolgens ‘dwingen’ van de wortels om naar beneden te groeien werkt in de praktijk veelal niet, zo volgt uit de praktijkervaring van de gemeentelijke bomenploeg.
Gefaseerd kappen resulteert in een afwijkend straatbeeld, bestaande uit verschillende typen bomen met een verschillende leeftijd. Het in de toekomst alsnog kappen van de aanvankelijk ‘gespaarde’ bomen en het op die plekken herplanten van esdoorns resulteert nog steeds in een afwijkend straatbeeld. De bomen hebben immers een verschillende leeftijd en daardoor een verschillende omvang/grootte.
14.3.
Verweerder concludeert dat hij de belangenafweging heeft mogen baseren op het advies van de gemeentelijke boomdeskundige en het bodemonderzoek bij het boomvervangingsplan. Juist vanwege de niet zichtbare bodemsituatie hebben de bomen een te beperkte levensverwachting. De huidige situatie is onveilig en alternatieven bieden onvoldoende basis voor een duurzaam en toekomstbestendig bomenbestand met een normale mate van onderhoud aan boom en trottoir. De door eisers ingeschakelde deskundige gaat aan deze aspecten voorbij en heeft geen analyse gemaakt van de bodem en de gevolgen daarvan voor de (middel)lange termijn.
Beoordeling van het beroep
15. De rechtbank onderschrijft het oordeel van de voorzieningenrechter over de vergunningplicht en het bestaan van een weigeringsgrond, zoals neergelegd in de uitspraak van 21 september 2020, zaaknummer AWB 20/1261, overweging 8. Verder onderschrijft de rechtbank het oordeel van de voorzieningenrechter dat het enkele feit dat de door verweerder geraadpleegde boomdeskundige in dienst is bij de gemeente Rijssen-Holten, niet betekent dat verweerder niet op het advies van deze boomdeskundige mocht afgaan. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de voorzieningenrechter, overweging 11.1.
Deze uitspraak is bij partijen bekend.
16. In beroep resteert de door eisers aangevoerde beroepsgrond dat het door de gemeentelijke boomdeskundige opgestelde advies inhoudelijk niet juist is. Hierover overweegt de rechtbank het volgende.
17. De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat de bevindingen en conclusies van IDverde over de bodemkwaliteit en de levensverwachting van de bomen grotendeels overeenstemt met het advies van de gemeentelijke boomdeskundige. Beide deskundigen stellen dat de bodemkwaliteit te beperkt is (enkel humusrijke grond in de bovenlaag en harde grondlagen) en dat de zijwaartse wortelgroei hierdoor wordt veroorzaakt. IDverde gaat uit van een iets langere levensverwachting (15 tot 30 jaar) dan de gemeentelijke boomdeskundige maar deze langere levensverwachting gaat gepaard met een verslechtering van de conditie en het optreden van meer gebreken bij de bomen. Ook zijn de deskundigen het eens over de onveilige situatie die is veroorzaakt door de wortelopdruk.
18. Eisers hebben op 11 februari 2021 een schriftelijke reactie in het geding gebracht. Eisers hebben ter zitting desgevraagd meegedeeld dat deze reactie deels bestaat uit een reactie die hun deskundige Van der Wal naar hen heeft gemaild en die zij in hun reactie hebben ‘geplakt’.
De rechtbank stelt vast dat uit de door eisers ingebrachte reactie niet blijkt dat deze (deels) is opgesteld door hun deskundige. Zijn naam en handtekening zijn immers niet opgenomen.
Dat eisers zijn ‘vergeten’ de naam van hun deskundige in hun reactie op te nemen, laat onverlet dat deze wijze van het uitbrengen van een deskundigenrapport zeer ongebruikelijk is. Zo is niet duidelijk welk deel van de tekst is opgesteld door Van der Wal en welk deel van de tekst is opgesteld door eisers zelf. Omdat Van der Wal niet ter zitting is verschenen, kon de rechtbank hem hierover niet bevragen.
19. Ter zitting hebben eisers aangevoerd dat hun deskundige de conclusies van IDverde niet bestrijdt. Hun deskundige is van mening dat de meeste bomen duurzaam kunnen worden gehandhaafd als de door IDverde aangedragen alternatieven gecombineerd worden toegepast. Dit betreft het afzuigen/vervangen van grond en het aanbrengen van halfverharding. Het naar beneden geleiden van de wortels is volgens hun deskundige wel mogelijk, aldus eisers.
20. De rechtbank stelt vast dat uit zowel het advies van de gemeentelijke boomdeskundige als uit de rapportage van IDverde volgt dat de bewuste 11 bomen in de huidige situatie veiligheidsrisico’s opleveren en dat er ingrijpende maatregelen nodig zijn om deze bomen nog enige jaren (zonder of met minder veiligheidsrisico’s) te kunnen handhaven. Niet in geschil is dat deze maatregelen gepaard gaan met aanzienlijke financiële investeringen. Dat deze maatregelen onvoldoende effectief zijn om een duurzaam bomenbestand te realiseren, zoals verweerder (na overleg met de gemeentelijke boomdeskundige) stelt, is volgens eisers door hun deskundige betwist. De rechtbank heeft de deskundige hierover ter zitting niet kunnen bevragen, zodat de rechtbank aan deze niet-onderbouwde betwisting voorbij gaat.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met het advies van de gemeentelijke boomdeskundige en de rapportage van IDverde voldoende onderbouwd dat ter plaatse van de bewuste bomen sprake is van veiligheidsrisico’s en dat ingrijpende maatregelen tegen forse investeringen nodig zijn om deze veiligheidsrisico’s weg te nemen. De aanvankelijke twijfel over de juistheid van het door de gemeentelijke boomdeskundige opgestelde advies is weggenomen. Verweerder heeft de belangenafweging in het bestreden besluit daarom mogen baseren op het advies van de gemeentelijke boomdeskundige en het bodemonderzoek bij het boomvervangingsplan.
Gelet op dit advies heeft verweerder in redelijkheid het belang bij kappen van de 11 bomen kunnen laten prevaleren boven het belang bij behoud van deze bomen.
21. Het beroep is ongegrond.
22. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
23. Ter afsluiting overweegt de rechtbank nog het volgende.
De voorzieningenrechter heeft in haar uitspraak van 21 september 2020, zaaknummer
AWB 20/1261, het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de uitspraak van de rechtbank op het beroep van eisers. De rechtbank constateert dat dit dictum zich niet verhoudt met het bepaalde in artikel 8:85, tweede lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is bepaald dat een getroffen voorlopige voorziening (van rechtswege) vervalt zodra de bestuursrechter uitspraak heeft gedaan.
Nu er sprake is van verval van rechtswege, volstaat de rechtbank met de mededeling aan partijen dat de op 21 september 2020 getroffen voorlopige voorziening vervalt op het moment dat deze uitspraak wordt gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E.M. Lever, griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.