14.3.Verweerder concludeert dat hij de belangenafweging heeft mogen baseren op het advies van de gemeentelijke boomdeskundige en het bodemonderzoek bij het boomvervangingsplan. Juist vanwege de niet zichtbare bodemsituatie hebben de bomen een te beperkte levensverwachting. De huidige situatie is onveilig en alternatieven bieden onvoldoende basis voor een duurzaam en toekomstbestendig bomenbestand met een normale mate van onderhoud aan boom en trottoir. De door eisers ingeschakelde deskundige gaat aan deze aspecten voorbij en heeft geen analyse gemaakt van de bodem en de gevolgen daarvan voor de (middel)lange termijn.
Beoordeling van het beroep
15. De rechtbank onderschrijft het oordeel van de voorzieningenrechter over de vergunningplicht en het bestaan van een weigeringsgrond, zoals neergelegd in de uitspraak van 21 september 2020, zaaknummer AWB 20/1261, overweging 8. Verder onderschrijft de rechtbank het oordeel van de voorzieningenrechter dat het enkele feit dat de door verweerder geraadpleegde boomdeskundige in dienst is bij de gemeente Rijssen-Holten, niet betekent dat verweerder niet op het advies van deze boomdeskundige mocht afgaan. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de voorzieningenrechter, overweging 11.1.
Deze uitspraak is bij partijen bekend.
16. In beroep resteert de door eisers aangevoerde beroepsgrond dat het door de gemeentelijke boomdeskundige opgestelde advies inhoudelijk niet juist is. Hierover overweegt de rechtbank het volgende.
17. De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat de bevindingen en conclusies van IDverde over de bodemkwaliteit en de levensverwachting van de bomen grotendeels overeenstemt met het advies van de gemeentelijke boomdeskundige. Beide deskundigen stellen dat de bodemkwaliteit te beperkt is (enkel humusrijke grond in de bovenlaag en harde grondlagen) en dat de zijwaartse wortelgroei hierdoor wordt veroorzaakt. IDverde gaat uit van een iets langere levensverwachting (15 tot 30 jaar) dan de gemeentelijke boomdeskundige maar deze langere levensverwachting gaat gepaard met een verslechtering van de conditie en het optreden van meer gebreken bij de bomen. Ook zijn de deskundigen het eens over de onveilige situatie die is veroorzaakt door de wortelopdruk.
18. Eisers hebben op 11 februari 2021 een schriftelijke reactie in het geding gebracht. Eisers hebben ter zitting desgevraagd meegedeeld dat deze reactie deels bestaat uit een reactie die hun deskundige Van der Wal naar hen heeft gemaild en die zij in hun reactie hebben ‘geplakt’.
De rechtbank stelt vast dat uit de door eisers ingebrachte reactie niet blijkt dat deze (deels) is opgesteld door hun deskundige. Zijn naam en handtekening zijn immers niet opgenomen.
Dat eisers zijn ‘vergeten’ de naam van hun deskundige in hun reactie op te nemen, laat onverlet dat deze wijze van het uitbrengen van een deskundigenrapport zeer ongebruikelijk is. Zo is niet duidelijk welk deel van de tekst is opgesteld door Van der Wal en welk deel van de tekst is opgesteld door eisers zelf. Omdat Van der Wal niet ter zitting is verschenen, kon de rechtbank hem hierover niet bevragen.
19. Ter zitting hebben eisers aangevoerd dat hun deskundige de conclusies van IDverde niet bestrijdt. Hun deskundige is van mening dat de meeste bomen duurzaam kunnen worden gehandhaafd als de door IDverde aangedragen alternatieven gecombineerd worden toegepast. Dit betreft het afzuigen/vervangen van grond en het aanbrengen van halfverharding. Het naar beneden geleiden van de wortels is volgens hun deskundige wel mogelijk, aldus eisers.
20. De rechtbank stelt vast dat uit zowel het advies van de gemeentelijke boomdeskundige als uit de rapportage van IDverde volgt dat de bewuste 11 bomen in de huidige situatie veiligheidsrisico’s opleveren en dat er ingrijpende maatregelen nodig zijn om deze bomen nog enige jaren (zonder of met minder veiligheidsrisico’s) te kunnen handhaven. Niet in geschil is dat deze maatregelen gepaard gaan met aanzienlijke financiële investeringen. Dat deze maatregelen onvoldoende effectief zijn om een duurzaam bomenbestand te realiseren, zoals verweerder (na overleg met de gemeentelijke boomdeskundige) stelt, is volgens eisers door hun deskundige betwist. De rechtbank heeft de deskundige hierover ter zitting niet kunnen bevragen, zodat de rechtbank aan deze niet-onderbouwde betwisting voorbij gaat.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met het advies van de gemeentelijke boomdeskundige en de rapportage van IDverde voldoende onderbouwd dat ter plaatse van de bewuste bomen sprake is van veiligheidsrisico’s en dat ingrijpende maatregelen tegen forse investeringen nodig zijn om deze veiligheidsrisico’s weg te nemen. De aanvankelijke twijfel over de juistheid van het door de gemeentelijke boomdeskundige opgestelde advies is weggenomen. Verweerder heeft de belangenafweging in het bestreden besluit daarom mogen baseren op het advies van de gemeentelijke boomdeskundige en het bodemonderzoek bij het boomvervangingsplan.
Gelet op dit advies heeft verweerder in redelijkheid het belang bij kappen van de 11 bomen kunnen laten prevaleren boven het belang bij behoud van deze bomen.
21. Het beroep is ongegrond.
22. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
23. Ter afsluiting overweegt de rechtbank nog het volgende.
De voorzieningenrechter heeft in haar uitspraak van 21 september 2020, zaaknummer
AWB 20/1261, het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de uitspraak van de rechtbank op het beroep van eisers. De rechtbank constateert dat dit dictum zich niet verhoudt met het bepaalde in artikel 8:85, tweede lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is bepaald dat een getroffen voorlopige voorziening (van rechtswege) vervalt zodra de bestuursrechter uitspraak heeft gedaan.
Nu er sprake is van verval van rechtswege, volstaat de rechtbank met de mededeling aan partijen dat de op 21 september 2020 getroffen voorlopige voorziening vervalt op het moment dat deze uitspraak wordt gedaan.