ECLI:NL:RBOVE:2020:991

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 maart 2020
Publicatiedatum
6 maart 2020
Zaaknummer
08-770161-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mishandeling en vrijheidsberoving met bijzondere voorwaarden

Op 6 maart 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 36-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 114 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 160 uur. De man werd schuldig bevonden aan mishandeling en vrijheidsberoving van een vrouw, aangeduid als [aangeefster]. De feiten vonden plaats tussen 22 en 23 juni 2018 in Almelo, waar de verdachte de vrouw tegen haar wil in zijn woning hield en haar mishandelde. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar waren, ondersteund door getuigenverklaringen en foto’s van letsel. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat de vrouw vrijwillig bij hem was, maar de rechtbank achtte de bewijsvoering overtuigend. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de Reclassering en een verbod op alcohol en drugsgebruik. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-770161-18 (P)
Datum vonnis: 6 maart 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 februari 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E.J. Leunk en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. U. Ural, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair:[aangeefster] (hierna: [aangeefster] ) van haar vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, of
feit 1 subsidiair:[aangeefster] door geweld of bedreiging met geweld belet heeft de woning te verlaten;
feit 2:[aangeefster] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
Primair
hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2018 tot en met 23 juni 2018, te
Almelo, in ieder geval in Nederland, opzettelijk [aangeefster] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door: -die [aangeefster] te beletten de woning te verlaten, en/of -die [aangeefster] voortdurend te wekken, en/of -zich voortdurend in de nabijheid van die [aangeefster] te begeven, en/of -de voordeur af te sluiten, dan wel 'op de knip' te zetten, en/of -die [aangeefster] te dreigen met geweld, en/of -een of meerdere goederen naar die [aangeefster] te gooien, en/of -die [aangeefster] vast te houden, dan wel (te trachten) haar terug de woning in te
trekken;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2018 tot en met 23 juni 2018, te
Almelo, in ieder geval in Nederland, een ander, te weten [aangeefster] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten waartoe die ander is gedwongen, door: -die [aangeefster] te beletten de woning te verlaten, en/of -die [aangeefster] voortdurend te wekken, en/of -zich voortdurend in de nabijheid van die [aangeefster] te begeven, en/of -de voordeur af te sluiten, dan wel 'op de knip' te zetten, en/of -die [aangeefster] te dreigen met geweld, en/of -een of meerdere goederen naar die [aangeefster] te gooien, en/of -die [aangeefster] vast te houden, dan wel (te trachten) haar terug de woning in te trekken;
2
hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2018 tot en met 23 juni 2018, te
Almelo, in ieder geval in Nederland, [aangeefster] , heeft mishandeld door:
- het hoofd van die [aangeefster] (met kracht) op de bank te duwen, en/of
- ( vervolgens) een of meerdere handen om de nek van die [aangeefster] te plaatsen, en/of
- ( vervolgens) de hand(en) steeds strakker om de nek van die [aangeefster] te plaatsen, en/of
- ( vervolgens) de keel van die [aangeefster] dicht te knijpen;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie is het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde schuldig heeft gemaakt. Dat volgt uit de consistente aangifte en verklaringen van [aangeefster] en vindt ondersteuning in de – ter terechtzitting overgelegde – foto’s waarop te zien is dat zij op haar hals rode verkleuringen had. Voorts is [aangeefster] , juist nadat zij de woning van verdachte wist te verlaten, in hevig geëmotioneerde toestand en kennelijk bang getuige [getuige 1] tegengekomen en had zij eerder telefonisch contact met [getuige 2] , die door de telefoon hoorde dat een manspersoon tegen [aangeefster] schreeuwde dat ze niet weg mocht en moest gaan zitten. Ook een buurtgenoot hoorde dat verdachte en [aangeefster] tegen elkaar schreeuwden. Ten slotte was [aangeefster] tijdens haar eerste aangifte zodanig geëmotioneerd, dat het verhoor door de verbalisanten is gestaakt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat het wettige bewijs ontbreekt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Volgens verdachte wilde [aangeefster] , met wie hij een seksdate had, aanvankelijk niet weg maar wilde hij wel dat zij zijn flat zou verlaten. Daarom had hij een taxi voor haar besteld. Zij wilde daar echter geen gebruik van maken. Opvallend is verder dat [aangeefster] haar verklaringen bij de politie steeds wijzigde en aanpaste, in de zin onder meer dat zij het eerst heeft over twee keer vrijwillige seks en daarna over slechts één keer vrijwillige seks, wat haar verklaringen onbetrouwbaar en ongeloofwaardig maakt. Daarbij acht de raadsman de verklaring van vriendin [getuige 2] ongeloofwaardig nu zij tegen [aangeefster] uit het niets en zonder dat daartoe aanleiding was gezegd zou hebben: “Hij hield je vast hè?“. Verder had [aangeefster] eerder verklaard dat zij niet meer wist of zij verdachte te kennen had gegeven dat zij weg wilde en ontkende ze niet dat zij de flat kon verlaten. Getuigen [getuige 1] en [getuige 3] kunnen niets verklaren over wat er zich binnen heeft afgespeeld. Daarbij is het onlogisch dat verdachte verhinderde dat [aangeefster] zijn flatwoning kon verlaten, terwijl zij wel in de gelegenheid werd gesteld om te telefoneren. De rode plekken in de nek van [aangeefster] worden verklaard door de ruige seks die zij met verdachte had.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
In het kort luidt de verklaring van verdachte als volgt. [2] Wanneer verdachte en [aangeefster] via Facebook contact met elkaar krijgen, maken ze na zo’n twee weken een afspraak die, gelet op de strekking van de berichten over en weer via Messenger en WhatsApp, de bedoeling heeft om seks met elkaar te hebben. Op 22 juni 2018 haalde verdachte [aangeefster] van het station en bracht haar naar zijn flatwoning aan [adres 1] in Almelo. Gedurende de avond, werd door beiden weed, cocaïne en alcohol gebruikt. Er volgt ruwe seks gedurende een paar uur. Daarna slaat de stemming om en krijgen verdachte en [aangeefster] ruzie, aldus verdachte. Daarop heeft verdachte naar zijn zeggen een taxi voor [aangeefster] besteld aangezien hij wilde dat zij weg zou gaan, wat zij weigerde: volgens verdachte wilde zij blijven en pas de volgende dag naar huis gaan. Dit is ook zo gebeurd. Van wederrechtelijke vrijheidsberoving of mishandeling is geen sprake geweest.
De lezing van [aangeefster] staat voor een groot deel haaks op deze verklaring. [3]
[aangeefster] verklaart dat verdachte gedurende de avond op seksueel gebied een aantal verzoeken deed, die zij weigerde. Verdachte zou daarop niet raar hebben gereageerd en aangeefster drugs/cocaïne hebben aangeboden, die heeft zij geweigerd. Samen zouden ze een joint hebben gerookt. Aangeefster verklaart dat zij op dat moment eigenlijk al naar huis wilde. Ze is toen gaan slapen op de bank. Desgevraagd verklaart aangeefster dat het dan 00.30 uur is (op zaterdag 23 juni 2018). Aangeefster verklaart dat ze, toen ze op de bank lag, telkens werd gewekt door verdachte. Hij was kwaad op haar en zei dat ze naar huis moest. Verdachte zei dat hij een taxi ging bestellen en dat hij daarvoor zou betalen. Aangeefster stemde daarmee in.
Aangeefster stond op enig moment op van de bank, waarna verdachte haar naar de hoek van de bank duwde. Door de worsteling kwam aangeefster op de grond voor de bank terecht, met haar buik richting de zitting van de bank. Haar hoofd werd door verdachte gedraaid in de richting van het raam. Aangeefster verklaart dat zij toen een hand voelde in de richting van haar nek en dat dit strakker werd en dat zij geen lucht meer kreeg. Toen ze schreeuwde, voelde ze een andere hand op haar mond, waardoor ze niet meer kon schreeuwen. Ze probeerde zijn vingers van haar mond te halen, maar dat lukte niet, verdachte liet niet los. Ze hoorde hem zeggen: "als je nou je bek niet dicht houdt, dan steek ik je neer". Aangeefster zegt toen te hebben gedaan wat verdachte zei.
Aangeefster beschrijft vervolgens dat zij in de tijd die volgde bij verdachte in bed moest liggen, waarbij hij haar in de houdgreep vasthield. Ze mocht niet weg om een sigaret te roken. Er is door verdachte een glas naar haar gegooid, waarna ze weer een tijd bij hem in bed moest liggen.
Op een gegeven moment ging verdachte naar de keuken om broodjes te maken en kon aangeefster zich gaan aankleden bij de voordeur. Op dat moment kreeg zij een telefoontje van haar vriendin [getuige 2] . Deze getuige kreeg door dat er iets aan de hand was. Aangeefster vroeg getuige om [getuige 4] (de zus van getuige) te bellen.
Toen verdachte haar vroeg om naar de woonkamer te komen om te eten, kreeg ze opnieuw een telefoontje, dit keer van [getuige 4] . Aangeefster slaagde er tijdens dit gesprek in de knippen van de deur te doen, de voordeur te openen en een sprint te trekken op de trap naar beneden. Verdachte kwam daarop achter haar aan en trok aan haar. Aangeefster heeft gezegd dat ze naar huis wilde, waarop verdachte heeft gezegd dat dat niet ging gebeuren en dat ze met hem mee moest komen. Aangeefster heeft hard geschreeuwd dat ze naar huis wilde. Uiteindelijk lukte het haar om naar buiten te komen. Buitengekomen zag ze een man bij een scooter staan en is ze naar hem toegerend. Aangeefster zegt meerdere keren tegen deze man te hebben gezegd dat ze gewurgd is. De man heeft de politie gebeld.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie foto’s van [aangeefster] overgelegd, waarbij de rechtbank uit eigen waarneming heeft geconstateerd dat er ter hoogte van de hals van [aangeefster] twee rode vlekken zichtbaar zijn.
De verklaring van aangeefster vindt voorts steun in de volgende getuigenverklaringen in het dossier.
[getuige 4] , de zus van [aangeefster] vriendin [getuige 2] , bevestigt bij de politie dat zij aangeefster op 23 juni 2018 omstreeks 13.00 uur gebeld heeft. Tijdens het telefoongesprek met [aangeefster] hoorde getuige dat er een man binnenkwam die
schreeuwde en zij hoorde [aangeefster] smeken of ze alsjeblieft naar huis mocht. Zij kon niet alles horen wat deze man schreeuwde maar wel dat [aangeefster] niet weg mocht en dat ze
moest gaan zitten. Daarna werd de verbinding verbroken. Hierna heeft getuige meerdere malen [aangeefster] proberen te bellen, maar zij pakte haar telefoon niet meer op. [4] [5]
De getuige [getuige 3] , wonende aan [adres 2] in Almelo, verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt: “Op 23 juni 2018 omstreeks 05.00 uur hoorde ik geschreeuw tussen een jongen en een meisje. Ik hoorde praten en schreeuwen en gebonk en gestommel. Ik hoorde twee mensen, een mannenstem en vrouwenstem over en weer tegen elkaar schreeuwen. Vervolgens hoorde ik diezelfde dag, omstreeks 13.00 uur, geschreeuw vanaf de trap. Ik ging kijken en zag toen mijn buurman [verdachte] en een voor mij onbekend meisje. Ik hoorde dat het meisje riep: "Laat mij gaan, ik wil naar huis, ik wil naar buiten." [getuige 3] verklaarde tevens dat zij kort daarop verdachte zag weggaan op zijn scooter en, toen de politie verscheen, zijn scooter pakte en de bosjes in reed. Toen de politie weg was, zag [getuige 3] dat verdachte na een tijdje de bosjes uit kwam en wegreed. [6]
De getuige [getuige 1] , verklaarde dat hij op 23 juni 2018 met zijn scooter bezig was aan [adres 3] in Almelo en dat er opeens een hevig geëmotioneerde vrouw aan kwam lopen die riep: "Mag ik hier schuilen? Die man heeft mij opgesloten". Ze huilde volgens [getuige 1] heel hard en ze was heel bang. Op het moment dat [getuige 1] met haar de trap opliep richting de vriendin van [getuige 1] , zag [getuige 1] een man op een scooter stappen; deze werd door [aangeefster] herkend als de man die haar opgesloten. [7]
Wanneer [aangeefster] op dezelfde dag aangifte doet bij de politie, constateert deze dat zij erg emotioneel wordt en aangeeft graag naar huis te willen. [8] Later doet [aangeefster] opnieuw aangifte.
De politie relateert dat aangeefster tijdens de verhoren erg geëmotioneerd is. In een proces-verbaal bevindingen maakt de politie melding van een opvallend incident in de aangifteverhoorkamer. [9] Verbalisanten relateren dat zij op 23 juni 2018 met [aangeefster] in de verhoorkamer zitten en dat zij op een gegeven moment iemand het bureau binnen hoorden komen en praten tegen de medewerkster achter de servicebalie. Er was een mannenstem te horen en [aangeefster] stopte plotseling met huilen en trok lijkbleek weg en zocht naar adem. Haar ogen gingen wijd open en zij ging met de rug richting de hoek van de verhoorkamer zitten. Ze bleef richting de iets openstaande deur staren en was superalert. Ze vroeg: "is hij daar, ik hoor hem, volgens mij is hij daar". Ze vroeg dit met trillende stem.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de verklaringen van aangeefster over de vrijheidsberoving en de mishandeling betrouwbaar zijn gelet op het gedetailleerde karakter van deze verklaringen. De verklaringen komen bovendien authentiek over. Dat aangeefster op punten wisselend heeft verklaard, doet daaraan niet af. Uit de verhoren en de opmerkingen die verbalisanten daarover hebben gemaakt, blijkt dat aangeefster zeer emotioneel was. Dat haar gaandeweg de verhoren details van de gebeurtenissen te binnen schoten betekent niet dat daardoor haar verklaringen per definitie onbetrouwbaar worden. De rechtbank concludeert dat de aangifte als bewijsmiddel kan worden gebruikt.
Daarbij overweegt de rechtbank dat de verklaringen van aangeefster in voldoende mate en op essentiële punten worden ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 4] , [getuige 3] en [getuige 1] en door wat de rechtbank op de foto’s van [aangeefster] ten aanzien van het letsel in de hals heeft waargenomen. Dat dit letsel is ontstaan door ruige seks, zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, is - gelet op voornoemde bewijsmiddelen - niet aannemelijk geworden.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden staat – naar het oordeel van de rechtbank – vast dat verdachte aangeefster op in de periode van 22 juni 2018 tot en met 23 juni 2018 door verdachte is mishandeld (feit 2) en van haar vrijheid is beroofd (feit 1 primair).
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
Primair
hij in
of omstreeksde periode van 22 juni 2018 tot en met 23 juni 2018, te Almelo,
in ieder geval in Nederland,opzettelijk [aangeefster] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en
/ofberoofd gehouden, door: -die [aangeefster] te beletten de woning te verlaten
,en die [aangeefster] voortdurend te wekken en
/of-
die [aangeefster] voortdurend te wekken, en/of-zich voortdurend in de nabijheid van die [aangeefster] te begeven, en
/of-de voordeur af te sluiten, dan wel 'op de knip' te zetten, en
/of-die [aangeefster] te dreigen met geweld, en
/of-een
of meerderegoed
erennaar die [aangeefster] te gooien en
/of -die [aangeefster] vast te houden, dan wel (te trachten
)haar terug de woning in te trekken;
2
hij in
of omstreeks deperiode van 22 juni 2018 tot en met 23 juni 2018, te Almelo, in ieder geval in Nederland, [aangeefster] , heeft mishandeld door:
- het hoofd van die [aangeefster] (met kracht) op de bank te duwen, en/
of - (vervolgens
)een
of meerderehand
enom de nek van die [aangeefster] te plaatsen, en/
-
(vervolgens
)de hand
(en) steeds strakker om de nek van die [aangeefster] te plaatsen, en
/of
-
(vervolgens
)de keel van die [aangeefster] dicht te knijpen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 282 en 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 2
het misdrijf:
mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 160 uur, eventueel te vervangen door 80 dagen hechtenis, alsmede een gevangenisstraf van 120 dagen waarvan 114 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht bij een bewezenverklaring de eis van de officier van justitie niet onredelijk, maar hij refereert zich dienaangaande aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft aangeefster gedurende een avond en een nacht van haar vrijheid beroofd en beroofd gehouden. Hij heeft een glas naar haar gegooid, tegen haar geschreeuwd en gedwongen bij hem in bed te blijven liggen, waarbij zij geen kant op kon. Hij had de deur op de haken gedaan, waarmee hij het haar verhinderde om de woning te verlaten. Daarnaast heeft hij haar die avond op een nare manier mishandeld, namelijk door haar keel dicht te knijpen. In het proces-verbaal van de politie, is door de politie treffend gerelateerd hoe angstig aangeefster hierdoor is geweest en ook na het gebeuren, toen zij al lang in veiligheid was, nog steeds was. Dat deze op verschillende manieren zeer beklemmende ervaring veel impact op het slachtoffer had blijkt ook uit de bijzondere geëmotioneerde toestand waarin getuigen haar vervolgens aantroffen.
Verdachte heeft er ter zitting op geen enkele wijze blijk van gegeven inzicht te hebben in het strafbare van zijn handelen en aandacht te hebben voor de beleving van het incident door aangeefster. Hij ontkent ieder strafbaar handelen. Dat rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 januari 2020, waaruit blijkt dat verdachte op
1 mei 2015 voor soortgelijke feiten als de onderhavige – mishandeling/huiselijk geweld en vrijheidsberoving – tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld. Als bijzondere voorwaarde werd onder meer bepaald dat verdachte zich onder behandeling zou laten stellen van JusTact. Blijkbaar heeft verdachte daarvan niet geleerd en heeft hij zich evenmin wat aangetrokken van de in deze veroordeling besloten liggende waarschuwing. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op een reclasseringsrapport over verdachte van
12 februari 2020. Uit dit rapport blijkt dat volgens verdachte hij veranderd is door de behandeling bij JusTact en de begeleiding van Tactus. De reclassering concludeert dat psychosociaal functioneren in combinatie met middelengebruik een rol lijkt te hebben gespeeld bij onderhavige feiten. Verdachte heeft na het incident zelf contact opgenomen met zijn woonbegeleider van Tactus om een aantal problemen zoals terugval in gebruik, het gebrek aan structuur en ritme, aan te pakken. Volgens de woonbegeleider van Tactus is de situatie rond verdachte nu stabiel en rustig en doet hij erg zijn best om gemaakte afspraken na te komen op het gebied van wonen, dagbesteding, financiën, gebruik enzovoort. Verdachte hoopt, aldus de reclassering, dat hij nog een kans krijgt en wil eventueel meewerken aan een hernieuwd reclasseringstoezicht indien hij schuldig zou worden bevonden aan het hem ten laste gelegde.
Tot slot heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf van 160 uren in deze zaak passend en geboden is. De rechtbank zal het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf beperken tot de duur dat verdachte in voorarrest heeft gezeten om te voorkomen dat verdachte thans opnieuw komt vast te zitten.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, gelet op de recidive van verdachte, een proeftijd van drie jaren verbinden en aan hem de bijzondere voorwaarden opleggen van reclasseringscontact alsmede een alcohol- en drugscontrole, nu verdachte de onderhavige feiten mede onder invloed van alcohol en drugs pleegde.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf:
opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 2
het misdrijf:
mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
114 (honderdveertien) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland Advies &Toezichtunit 5 Oost, Molenstraat 50, 7514 DK Enschede, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- de veroordeelde wordt verboden om alcohol en drugs te gebruiken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van bloedonderzoek/urineonderzoek of een ander controlemiddel;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
80 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. W.P.M. Elderman en
mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2020.
Mr. Elderman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district Twente, met nummer PL0600-2018276612. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting.
3.Het proces-verbaal aangifte van [aangeefster] d.d. 23 juni 2018 (pagina’s 26 en 27). Het proces-verbaal aangifte d.d. 24 juni 2018 (pagina’s 31 tot en met 34).
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2018 (pagina 83).
5.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 28 juni (pagina 49).
6.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] d.d. 24 juni 2018 (pagina’s 47 en 48).
7.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 23 juni 2018 (pagina 45).
8.Proces-verbaal aangifte van [aangeefster] d.d. 23 juni 2018 (pagina 27).
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juni 2018 (pagina 80).