4.3Het oordeel van de rechtbank
In het kort luidt de verklaring van verdachte als volgt.Wanneer verdachte en [aangeefster] via Facebook contact met elkaar krijgen, maken ze na zo’n twee weken een afspraak die, gelet op de strekking van de berichten over en weer via Messenger en WhatsApp, de bedoeling heeft om seks met elkaar te hebben. Op 22 juni 2018 haalde verdachte [aangeefster] van het station en bracht haar naar zijn flatwoning aan [adres 1] in Almelo. Gedurende de avond, werd door beiden weed, cocaïne en alcohol gebruikt. Er volgt ruwe seks gedurende een paar uur. Daarna slaat de stemming om en krijgen verdachte en [aangeefster] ruzie, aldus verdachte. Daarop heeft verdachte naar zijn zeggen een taxi voor [aangeefster] besteld aangezien hij wilde dat zij weg zou gaan, wat zij weigerde: volgens verdachte wilde zij blijven en pas de volgende dag naar huis gaan. Dit is ook zo gebeurd. Van wederrechtelijke vrijheidsberoving of mishandeling is geen sprake geweest.
De lezing van [aangeefster] staat voor een groot deel haaks op deze verklaring.
[aangeefster] verklaart dat verdachte gedurende de avond op seksueel gebied een aantal verzoeken deed, die zij weigerde. Verdachte zou daarop niet raar hebben gereageerd en aangeefster drugs/cocaïne hebben aangeboden, die heeft zij geweigerd. Samen zouden ze een joint hebben gerookt. Aangeefster verklaart dat zij op dat moment eigenlijk al naar huis wilde. Ze is toen gaan slapen op de bank. Desgevraagd verklaart aangeefster dat het dan 00.30 uur is (op zaterdag 23 juni 2018). Aangeefster verklaart dat ze, toen ze op de bank lag, telkens werd gewekt door verdachte. Hij was kwaad op haar en zei dat ze naar huis moest. Verdachte zei dat hij een taxi ging bestellen en dat hij daarvoor zou betalen. Aangeefster stemde daarmee in.
Aangeefster stond op enig moment op van de bank, waarna verdachte haar naar de hoek van de bank duwde. Door de worsteling kwam aangeefster op de grond voor de bank terecht, met haar buik richting de zitting van de bank. Haar hoofd werd door verdachte gedraaid in de richting van het raam. Aangeefster verklaart dat zij toen een hand voelde in de richting van haar nek en dat dit strakker werd en dat zij geen lucht meer kreeg. Toen ze schreeuwde, voelde ze een andere hand op haar mond, waardoor ze niet meer kon schreeuwen. Ze probeerde zijn vingers van haar mond te halen, maar dat lukte niet, verdachte liet niet los. Ze hoorde hem zeggen: "als je nou je bek niet dicht houdt, dan steek ik je neer". Aangeefster zegt toen te hebben gedaan wat verdachte zei.
Aangeefster beschrijft vervolgens dat zij in de tijd die volgde bij verdachte in bed moest liggen, waarbij hij haar in de houdgreep vasthield. Ze mocht niet weg om een sigaret te roken. Er is door verdachte een glas naar haar gegooid, waarna ze weer een tijd bij hem in bed moest liggen.
Op een gegeven moment ging verdachte naar de keuken om broodjes te maken en kon aangeefster zich gaan aankleden bij de voordeur. Op dat moment kreeg zij een telefoontje van haar vriendin [getuige 2] . Deze getuige kreeg door dat er iets aan de hand was. Aangeefster vroeg getuige om [getuige 4] (de zus van getuige) te bellen.
Toen verdachte haar vroeg om naar de woonkamer te komen om te eten, kreeg ze opnieuw een telefoontje, dit keer van [getuige 4] . Aangeefster slaagde er tijdens dit gesprek in de knippen van de deur te doen, de voordeur te openen en een sprint te trekken op de trap naar beneden. Verdachte kwam daarop achter haar aan en trok aan haar. Aangeefster heeft gezegd dat ze naar huis wilde, waarop verdachte heeft gezegd dat dat niet ging gebeuren en dat ze met hem mee moest komen. Aangeefster heeft hard geschreeuwd dat ze naar huis wilde. Uiteindelijk lukte het haar om naar buiten te komen. Buitengekomen zag ze een man bij een scooter staan en is ze naar hem toegerend. Aangeefster zegt meerdere keren tegen deze man te hebben gezegd dat ze gewurgd is. De man heeft de politie gebeld.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie foto’s van [aangeefster] overgelegd, waarbij de rechtbank uit eigen waarneming heeft geconstateerd dat er ter hoogte van de hals van [aangeefster] twee rode vlekken zichtbaar zijn.
De verklaring van aangeefster vindt voorts steun in de volgende getuigenverklaringen in het dossier.
[getuige 4] , de zus van [aangeefster] vriendin [getuige 2] , bevestigt bij de politie dat zij aangeefster op 23 juni 2018 omstreeks 13.00 uur gebeld heeft. Tijdens het telefoongesprek met [aangeefster] hoorde getuige dat er een man binnenkwam die
schreeuwde en zij hoorde [aangeefster] smeken of ze alsjeblieft naar huis mocht. Zij kon niet alles horen wat deze man schreeuwde maar wel dat [aangeefster] niet weg mocht en dat ze
moest gaan zitten. Daarna werd de verbinding verbroken. Hierna heeft getuige meerdere malen [aangeefster] proberen te bellen, maar zij pakte haar telefoon niet meer op.
De getuige [getuige 3] , wonende aan [adres 2] in Almelo, verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt: “Op 23 juni 2018 omstreeks 05.00 uur hoorde ik geschreeuw tussen een jongen en een meisje. Ik hoorde praten en schreeuwen en gebonk en gestommel. Ik hoorde twee mensen, een mannenstem en vrouwenstem over en weer tegen elkaar schreeuwen. Vervolgens hoorde ik diezelfde dag, omstreeks 13.00 uur, geschreeuw vanaf de trap. Ik ging kijken en zag toen mijn buurman [verdachte] en een voor mij onbekend meisje. Ik hoorde dat het meisje riep: "Laat mij gaan, ik wil naar huis, ik wil naar buiten." [getuige 3] verklaarde tevens dat zij kort daarop verdachte zag weggaan op zijn scooter en, toen de politie verscheen, zijn scooter pakte en de bosjes in reed. Toen de politie weg was, zag [getuige 3] dat verdachte na een tijdje de bosjes uit kwam en wegreed.
De getuige [getuige 1] , verklaarde dat hij op 23 juni 2018 met zijn scooter bezig was aan [adres 3] in Almelo en dat er opeens een hevig geëmotioneerde vrouw aan kwam lopen die riep: "Mag ik hier schuilen? Die man heeft mij opgesloten". Ze huilde volgens [getuige 1] heel hard en ze was heel bang. Op het moment dat [getuige 1] met haar de trap opliep richting de vriendin van [getuige 1] , zag [getuige 1] een man op een scooter stappen; deze werd door [aangeefster] herkend als de man die haar opgesloten.
Wanneer [aangeefster] op dezelfde dag aangifte doet bij de politie, constateert deze dat zij erg emotioneel wordt en aangeeft graag naar huis te willen.Later doet [aangeefster] opnieuw aangifte.
De politie relateert dat aangeefster tijdens de verhoren erg geëmotioneerd is. In een proces-verbaal bevindingen maakt de politie melding van een opvallend incident in de aangifteverhoorkamer.Verbalisanten relateren dat zij op 23 juni 2018 met [aangeefster] in de verhoorkamer zitten en dat zij op een gegeven moment iemand het bureau binnen hoorden komen en praten tegen de medewerkster achter de servicebalie. Er was een mannenstem te horen en [aangeefster] stopte plotseling met huilen en trok lijkbleek weg en zocht naar adem. Haar ogen gingen wijd open en zij ging met de rug richting de hoek van de verhoorkamer zitten. Ze bleef richting de iets openstaande deur staren en was superalert. Ze vroeg: "is hij daar, ik hoor hem, volgens mij is hij daar". Ze vroeg dit met trillende stem.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de verklaringen van aangeefster over de vrijheidsberoving en de mishandeling betrouwbaar zijn gelet op het gedetailleerde karakter van deze verklaringen. De verklaringen komen bovendien authentiek over. Dat aangeefster op punten wisselend heeft verklaard, doet daaraan niet af. Uit de verhoren en de opmerkingen die verbalisanten daarover hebben gemaakt, blijkt dat aangeefster zeer emotioneel was. Dat haar gaandeweg de verhoren details van de gebeurtenissen te binnen schoten betekent niet dat daardoor haar verklaringen per definitie onbetrouwbaar worden. De rechtbank concludeert dat de aangifte als bewijsmiddel kan worden gebruikt.
Daarbij overweegt de rechtbank dat de verklaringen van aangeefster in voldoende mate en op essentiële punten worden ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 4] , [getuige 3] en [getuige 1] en door wat de rechtbank op de foto’s van [aangeefster] ten aanzien van het letsel in de hals heeft waargenomen. Dat dit letsel is ontstaan door ruige seks, zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, is - gelet op voornoemde bewijsmiddelen - niet aannemelijk geworden.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden staat – naar het oordeel van de rechtbank – vast dat verdachte aangeefster op in de periode van 22 juni 2018 tot en met 23 juni 2018 door verdachte is mishandeld (feit 2) en van haar vrijheid is beroofd (feit 1 primair).