ECLI:NL:RBOVE:2020:990

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 maart 2020
Publicatiedatum
6 maart 2020
Zaaknummer
08-770043-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs in ontuchtzaak

De rechtbank Overijssel heeft op 6 maart 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 39-jarige man, die werd verdacht van het plegen van ontuchtige handelingen. De verdachte, een taxichauffeur, zou een vrouw ongewenst een kus op haar wang hebben gegeven. Tijdens de zitting op 21 februari 2020 heeft de officier van justitie, mr. E.J. Leunk, betoogd dat het feit wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verklaring van het slachtoffer werd als betrouwbaar beschouwd, en er werd gewezen op het feit dat de verdachte voldeed aan het signalement dat de vrouw had gegeven.

De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.W. Stegeman, voerde echter aan dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De raadsman betoogde dat het aan de aangeefster overhandigde visitekaartje niet met zekerheid aan de verdachte kon worden gekoppeld en dat het signalement te algemeen was. Bovendien werd er op gewezen dat de aangeefster mogelijk onder invloed was, wat haar betrouwbaarheid in twijfel trok.

De rechtbank oordeelde uiteindelijk dat, hoewel de verklaring van de aangeefster betrouwbaar leek, het signalement van de taxichauffeur te algemeen was om met zekerheid vast te stellen dat de verdachte de dader was. Er was onvoldoende wettig bewijs om de verdachte te veroordelen, en daarom werd hij vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Overijssel, met mr. A.M. Rikken als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-770043-19 (P)
Datum vonnis: 6 maart 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 februari 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E.J. Leunk en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J.W. Stegeman, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte ontucht heeft gepleegd met [aangeefster] door haar onverhoeds te zoenen op haar wang.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in of omstreeks de nacht van 26 op 27 mei 2018 te Enschede, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten door als chauffeur van een Taxivoertuig zijn passagier, te weten nader te noemen [aangeefster] , om/bij haar gezicht heeft vastgepakt en/of (daarbij) haar gezicht
in zijn, verdachtes, richting heeft gedraaid en/of (vervolgens) [aangeefster] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten: het onverhoeds zoenen op/tegen haar wang;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie is dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De verklaring van het slachtoffer [aangeefster] (hierna: [aangeefster] ) is betrouwbaar. De aangifte is gedetailleerd, authentiek en eerlijk. Ze heeft haar verhaal, inhoudende dat verdachte haar onverhoeds en ongewenst een zoen op haar wang gaf, tegenover diverse getuigen herhaald. Verdachte heeft bovendien na het gebeuren zijn visitekaartje aan aangeefster gegeven en hij voldoet aan het signalement dat aangeefster van de dader heeft gegeven. Verdachte heeft immers een uiterlijk van iemand met een Turkse afkomst, heeft een opvallend lichte stem en ook de opgave van [aangeefster] over de geschatte leeftijd van de chauffeur klopt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat niet zonder meer vaststaat dat het aan [aangeefster] overhandigde visitekaartje ook van verdachte afkomstig was, nu dit kaartje door hem in omloop is gebracht en denkbaar is dat een andere taxichauffeur dan verdachte gebruik heeft gemaakt van dat kaartje. Verder is het signalement dat [aangeefster] van de haar kussende chauffeur heeft gegeven te algemeen. Uit een onderzoek naar de taxibranche blijkt dat taxichauffeurs van allochtone afkomst inmiddels (veruit) de meerderheid vormen onder taxichauffeurs, met name Marokkanen en Turken. Verder was [aangeefster] volgens haar broer destijds “redelijk aangeschoten”, wat iets zegt over de betrouwbaarheid van haar verklaring. Ook reed verdachte toen niet in een donkere taxi – zoals verklaard door [aangeefster] – maar in een zilverkleurige. Ten slotte hebben de getuigen hun verklaring uit één en dezelfde bron: [aangeefster] . Hieruit volg dat er geen sprake is van voldoende wettig bewijs, zodat verdachte moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De verklaring van het slachtoffer [aangeefster] dat een taxichauffeur haar onverhoeds een zoen op haar wang heeft gegeven terwijl zij daarvan niet gediend was, is naar het oordeel van de rechtbank betrouwbaar. [aangeefster] was, zo volgt ook uit de getuigenverklaringen van haar broer en haar vriend, die zij snel na het gebeurde inlichtte, hevig ontdaan over wat haar overkomen was en haar verklaringen daarover zijn consistent en authentiek en daarom betrouwbaar.
De betreffende taxichauffeur werd als volgt door [aangeefster] omschreven: hij had geen mannelijke stem en hij had een Turks Marokkaans-achtig uiterlijk en een leeftijd tussen de 28 en 36 jaar oud. Vlak voordat [aangeefster] de taxi wilde verlaten kreeg zij een visitekaartje in haar handen met de naam “ [bedrijf] ”, voorzien van een telefoonnummer en een emailadres.
Naar het oordeel van de rechtbank is het signalement van de taxichauffeur, weliswaar passend bij verdachte, maar te algemeen om met zekerheid vast te stellen dat het verdachte was die destijds [aangeefster] heeft gekust. Het valt immers niet uit te sluiten dat meer taxichauffeurs beantwoorden aan de door [aangeefster] gegeven beschrijving van haar belager. Ten slotte is verdachte weliswaar de eigenaar van de eenmanszaak “ [bedrijf] ”, maar niet volstrekt ondenkbaar is dat een exemplaar van de volgens verdachte door hem alom verspreide visitekaartjes door een ander dan verdachte is gebruikt, mogelijk omdat die ander zijn identiteit wil verhullen. Een visitekaartje zegt immers niets over de identiteit van degene, die het kaartje uitgeeft. Een fotoconfrontatie had mogelijk meer duidelijkheid gebracht, maar die is achterwege gebleven. Nu niet zonder meer is komen vast te staan dat verdachte en de belager dezelfde persoon zijn, is het eindoordeel daarmee dat het wettig en overtuigend bewijs in deze zaak ontbreekt, zodat vrijspraak dient te volgen.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. W.P.M. Elderman en
mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2020.
Mr. Elderman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.