ECLI:NL:RBOVE:2020:989

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 maart 2020
Publicatiedatum
6 maart 2020
Zaaknummer
08.268553.19 en 08.17189-0-18 (gevoegd ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging, verboden wapenbezit en drugshandel

Op 6 maart 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 45-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor bedreiging, verboden wapenbezit en drugshandel. De man heeft op 9 november 2019 met een vuurwapen door de voordeur van de woning van een vrouw geschoten, terwijl er mensen in de woning aanwezig waren. Dit gebeurde na een conflict in een discotheek. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging, maar sprak hem vrij van poging tot doodslag en zware mishandeling, omdat niet bewezen kon worden dat het slachtoffer zich achter de voordeur bevond op het moment van het schieten. Daarnaast werd de man ook veroordeeld voor het bezit van een vuurwapen en munitie, en voor het verkopen van cocaïne op 24 januari 2018 in Deventer. De rechtbank achtte de vordering van de officier van justitie voor een gevangenisstraf van 30 maanden te hoog en legde uiteindelijk 18 maanden op. De verdachte moet ook een schadevergoeding van ruim 1000 euro aan het slachtoffer betalen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08.268553.19 en 08.17189-0-18 (gevoegd ttz) (P)
Datum vonnis: 6 maart 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] ,
thans verblijvende in de PI Zutphen te Zutphen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 februari 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.C. Waterman en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. S.B. Kleerekooper, advocaat te Hoenderloo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
onder parketnummer 08.268553.19:
1 primair:geprobeerd heeft [slachtoffer] dood te schieten door met een vuurwapen door de ruit van de voordeur van haar woning te schieten, of
1 subsidiair:geprobeerd heeft [slachtoffer] zwaar te mishandelen door met een vuurwapen door de ruit van de voordeur van haar woning te schieten, of
1 meer subsidiair:[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling door met een vuurwapen door de ruit van de voordeur van haar woning te schieten;
2:een pistool en kogelpatronen in zijn bezit heeft gehad.
Onder parketnummer 08.17189-0-18:
cocaïne heeft verkocht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08.268553.19:
1
hij op of omstreeks 9 november 2019, te Hengelo (O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [slachtoffer] , opzettelijk, van het leven te beroven, één of meermalen (gericht) met een vuurwapen door de ruit van een (voor)deur (van een
woning, gelegen aan [adres 2] ) - welke (voor)deur voornoemde [slachtoffer] kort daarvoor had gesloten en/of terwijl die [slachtoffer] zich (op dat moment) nog (kort) achter die (voor)deur bevond - heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 9 november 2019, te Hengelo(O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een of meermalen (gericht) met een vuurwapen door de ruit van een (voor)deur
(van een woning, gelegen aan [adres 2] )
- welke (voor)deur voornoemde [slachtoffer] kort daarvoor had gesloten en/of terwijl die [slachtoffer] zich (op dat moment) nog (kort) achter die (voor)deur bevond – heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 november 2019, te Hengelo(O), een persoon, genaamd [slachtoffer] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een of meermalen (gericht) met een vuurwapen door de ruit van een (voor)deur (van een woning, gelegen aan [adres 2] )
- welke (voor)deur voornoemde [slachtoffer] kort daarvoor had gesloten en/of terwijl die [slachtoffer] zich (op dat moment) nog (kort) achter die (voor)deur bevond – te
schieten, althans feitelijkhe(i)d(en) van gelijke dreigende aard of strekking;
2
hij op of omstreeks 9 november 2019, te Hengelo(O), althans (in ieder geval) in Nederland, een wapen en/of munitie van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk/type Cz Vzor-70, kaliber 7.65 mm Browning, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en/of munitie, kaliber 7.65 mm Browning (merk GFL (Fiocchi)), zijnde munitie in de vorm van een of meer kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
parketnummer 08.17189-0-18:
hij op of omstreeks 24 januari 2018 te Deventer, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2,46 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3. De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
08-268553-19
Het standpunt van de officier is dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte twee keer door de ruit van de voordeur van de woning van [slachtoffer] (hierna [slachtoffer] ) heeft geschoten. De officier van justitie acht niet bewezen dat dit handelen poging doodslag of poging zware mishandeling oplevert, zoals onder feit 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd en vraagt verdachte daarvan vrij te spreken. Volgens de officier van justitie is op basis van het dossier niet vast te stellen dat [slachtoffer] zich nog achter de deur van de badkamer bevond op het moment van schieten. Het handelen van verdachte kwalificeert zij wel als bedreiging met enig misdrijf gericht, zoals meer subsidiair is tenlastegelegd onder feit 1. Daarnaast is bewezen dat verdachte een vuurwapen en munitie in zijn bezit had, zoals ten laste is gelegd onder feit 2.
08-171890-18
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gedeald in cocaïne, zoals tenlastegelegd onder parketnummer 08.17189-0-18, gelet op de eensluidende verklaringen van de gebruiker [getuige 1] en de chauffeur [getuige 2] en wat verbalisanten hebben geconstateerd en opgetekend in het proces-verbaal bevindingen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is eveneens van mening dat slechts wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte, door met een pistool twee keer door de ruit van een deur te schieten, zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging, zoals meer subsidiair tenlastegelegd. Verdachte had daarmee ook een pistool en patronen in zijn bezit. De raadsman acht niet bewezen dat verdachte cocaïne heeft gedeald: [getuige 1] zegt dat hij drugs heeft gekocht en hij heeft verklaard in welke coupures hij betaalde, maar daarvan is niets bij verdachte aangetroffen. Verbalisanten zien dat iets uit het raam wordt gegeven, maar onduidelijk is wat. Nu het wettige en overtuigende bewijs ontbreekt, dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
08-268553-19
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 9 november 2019 was verdachte met een aantal vrienden, onder wie [slachtoffer] en haar vriendin [naam 1] , naar [discotheek] in Duitsland gegaan. Daar ontmoetten zij de vriend van [slachtoffer] : [naam 2] . Er ontstond een conflict tussen verdachte en [naam 2] . Enige tijd later verliet verdachte met een paar kennissen de discotheek. [slachtoffer] met haar vriend [naam 2] alsmede [naam 1] gingen separaat naar huis.
Verdachte, die zich naar eigen zeggen, bedreigd voelde door [naam 2] en zich anderzijds aangetrokken voelde tot [slachtoffer] , besloot om naar haar woning te gaan omdat hij van haar wilde horen wat zij precies te vertellen had en of zij een vriend had.
Verdachte is daarop samen met [naam 1] in de vroege ochtend van 9 november 2019 naar de flatwoning van [slachtoffer] aan [adres 2] te Hengelo (O) gegaan, waar [naam 1] op het raam klopte. [slachtoffer] deed de voordeur open, waarop verdachte haar vroeg of haar vriend er was. Volgens verdachte had hij op dat moment het pistool in zijn jaszak. [slachtoffer] zei dat haar vriend er niet was en deed daarop de deur dicht. Volgens verdachte kon hij door het raam zien dat [slachtoffer] niet meer achter de deur stond en vermoedelijk via de badkamer naar de slaapkamer links van de voordeur was gelopen. Omdat hij naar eigen zeggen de vriend van [slachtoffer] op hem hoorde schelden werd verdachte kwaad, haalde het pistool met de rechterhand uit zijn zak, laadde het pistool met zijn linkerhand door en schoot vervolgens twee keer door het raam van de voordeur. [2]
Aangeefster verklaart dat er die ochtend hard werd geslagen op het raam van de slaapkamer waarin zij en [naam 2] lagen te slapen en dat zij toen door de badkamer naar de voordeur is gegaan en de deur heeft geopend. Voor de deur zag zij de kale jongen staan samen met haar vriend [naam 1] . De kale jongen vroeg “waar is je vriend, waar is je vriend”, waarop aangeefster antwoordde dat haar vriend er niet was en de voordeur weer dicht duwde. Aangeefster verklaart dat zij, toen zij de voordeur weer dicht had gedaan, twee harde knallen hoorde en dat zij zag dat het glas van de voordeur stuk was. Zij verklaart dat zij op het moment van schieten gedeeltelijk achter de geopende deur van de badkamer stond die voor de voordeur was opengeslagen. [3]
Er is forensisch onderzoek verricht aan de woning van aangeefster. De rechtbank leidt hieruit af dat de deur van de badkamer geen aan een schietincident te relateren beschadigingen vertoont. Ook zijn aan deze deur geen beschadigingen waargenomen welke veroorzaakt zouden kunnen zijn door glasscherven. Wanneer de badkamerdeur geopend was geweest ten tijde van het schietincident, zoals aangeefster verklaart, zou rondvliegend glas uit de richting van de buitendeur van de keuken de deur naar de badkamer hebben geraakt en zouden er beschadigingen zijn geweest.
Op het aanrechtblok en op de keukenvloer, tot achterin de keuken, lag wel glas. De aanwezigheid van glas op die plekken kan niet worden verklaard als de deur van de badkamer tijdens het schietincident geopend was. De mate van aanwezigheid van glas en de verspreiding daarvan en de afwezigheid van schade aan de badkamerdeur kunnen wel worden verklaard wanneer de deur van de badkamer (nagenoeg) gesloten was ten tijde van het schietincident. [4]
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier niet dat aangeefster zich ten tijde van het schieten door verdachte direct achter de voordeur bevond, dan wel achter de zich achter de voordeur bevindende geopende deur van de badkamer. Daarmee is niet bewezen dat verdachte in de richting van aangeefster heeft geschoten en dat daardoor risico op de dood dan wel op zwaar lichamelijk letsel aan de orde is geweest. Verdachte zal dan ook van de primair en subsidiair ten laste gelegde poging doodslag en poging zware mishandeling worden vrijgesproken.
Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich met dit handelen heeft schuldig gemaakt aan de meer subsidiair ten laste gelegde bedreiging van aangeefster.
Verdachte bevond zich ten tijde van zijn aanhouding in een auto. Tijdens de aanhouding heeft verdachte zich ontdaan van het vuurwapen door het uit het raam te gooien. De politie heeft het wapen in doorgeladen toestand nabij in een weiland aangetroffen. Het wapen is onderzocht en blijkt te vallen onder categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM). [5] Het onder 2 tenlastegelegde is daarmee eveneens wettig en overtuigend bewezen.
08.17189-0-18
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] observeerden op 24 januari 2018 in burger gekleed en in een onopvallende auto op de parkeerplaats van de Macdonalds te Deventer, aangezien van deze locatie volgens hen bekend is dat daar regelmatig in drugs wordt gedeald. Zij zien dan een blauwe personenauto (merk Suzuki, kenteken [kenteken 1] ) met daarin twee personen. Eén van hen – de bijrijder, naar later blijkt verdachte [6] – stapt uit. De bijrijder loopt richting een andere auto (Renault, kenteken [kenteken 2] ), stapt in aan de bijrijdersplek en stapt daar twee minuten later weer uit. Hij stapt dan weer als bijrijder in de Suzuki. De Renault rijdt, nadat verdachte is uitgestapt, weg en kort daarna wordt de chauffeur van de Renault door andere verbalisanten tot stoppen gedwongen. De bestuurder, [getuige 1] , verklaart desgevraagd dat hij in bedoelde Suzuki ongeveer 2 gram cocaïne voor 100 euro van een persoon had gekocht. [getuige 1] haalt, nadat hij door verbalisanten wordt gevraagd waar hij de drugs heeft, drie wikkels met daarin een witte substantie uit de linkerbinnenzak van zijn jas. De zakjes met daarin de substantie worden in beslag genomen. Uit onderzoek van het NFI blijkt dat de substantie een gewicht kent van 2,46 gram en cocaïne bevat. [7]
Uit voorgaande bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 24 januari 2018 cocaïne heeft verkocht. Dat de coupures die onder verdachte zijn aangetroffen andere zijn dan die waar de afnemer mee zegt te hebben betaald doet daaraan niet af.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
parketnummer 08.268553.19:
meer subsidiair:
hij op
of omstreeks9 november 2019, te Hengelo (O), een persoon, genaamd [slachtoffer] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door
een ofmeermalen
(gericht
)met een vuurwapen door de ruit van een
(voor
)deur
(van een woning, gelegen aan [adres 2] ) - welke
(voor
)deur voornoemde [slachtoffer] kort daarvoor had gesloten te schieten
, althans feitelijkhe(i)d(en) van gelijke dreigende aard of strekking;
2
hij op
of omstreeks9 november 2019, te Hengelo(O), althans
(in ieder geval)in Nederland,
een wapen en
/ofmunitie van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk/type Cz Vzor-70, kaliber 7.65 mm Browning, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
/ofmunitie, kaliber 7.65 mm Browning (merk GFL (Fiocchi)), zijnde munitie in de vorm van
een of meerkogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
parketnummer 08.17189-0-18:
hij op
of omstreeks24 januari 2018 te Deventer, opzettelijk heeft verkocht en
/of afgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2,46 gram,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen: 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), 26 lid 1 WWM en 2 en 10 Opiumwet (hierna: OW). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08.268553.19:
feit 1 meer subsidiair
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, WWM en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, WWM.
parketnummer 08.17189-0-18:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 OW gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest. Zij heeft daarbij onder meer gesteld dat uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] volgt dat het gebeuren bijzonder veel impact op haar heeft gehad, terwijl ook de veiligheid van anderen in de woonomgeving in gevaar is gebracht. Het gebruik van vuurwapens neemt volgens de officier van justitie hand over hand toe. Er was bij verdachte sprake van impulsief en agressief gedrag en daarbij heeft verdachte documentatie op dit gebied, zodat hij een gewaarschuwd man was.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich met betrekking tot het bepalen van de strafmaat aan het oordeel van de rechtbank, maar hij is wel van mening dat de eis niet passend is bij deze feiten en dat een veel lagere straf passend zou zijn.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte is met een vuurwapen naar de woning van [slachtoffer] gegaan om daar, zoals hij zelf stelt een gesprek te voeren, om vervolgens met het vuurwapen door de voordeur van een woning te schieten terwijl hij wist dat in die woning mensen aanwezig waren. [slachtoffer] stond kort daarvoor nog in de deuropening van die deur. Dit alles in een woonwijk op klaarlichte dag. De rechtbank vindt het bezit van het vuurwapen met munitie en het gemak waarmee verdachte het vuurwapen heeft gehanteerd zeer verontrustend. De kans dat bij dit incident dodelijke slachtoffers waren gevallen is zeker niet ondenkbeeldig. Het feit dat het vuurwapen per ongeluk afging in het trappenhuis na de schietpartij, is daarvoor tekenend. De gevolgen van dit handelen zijn voor [slachtoffer] zeer ingrijpend geweest, zo blijkt uit de door haar opgemaakte en door de officier van justitie ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring.
Incidenten als deze leiden in de samenleving tot grote gevoelens van onveiligheid en onrust.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het dealen in harddrugs. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De verspreiding daarvan gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stoffen. Verdachte heeft door dit middel te verhandelen en onder zich te houden een actieve bijdrage geleverd aan het ontstaan en behoud van deze overlast.
Ten nadele van verdachte strekt dat hij, zo volgt uit het uittreksel uit de documentatie, is veroordeeld voor poging doodslag tot 5 jaar gevangenisstraf, terwijl hij eerder ook voor het bezit van harddrugs is veroordeeld tot 6 weken gevangenisstraf.
De reclassering heeft op 6 februari 2020 over verdachte gerapporteerd. Daarin staat dat zij geen goed beeld van verdachte hebben gekregen. De reclassering adviseert verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen: interventies of toezicht worden niet nodig geacht.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging en bij het bepalen van de hoogte hiervan allereerst rekening gehouden met de ernst van de bewezen verklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Er zijn immers geen landelijke oriëntatiepunten straftoemeting vastgesteld voor het bedreiging met de dood door met een vuurwapen te schieten.
De rechtbank is, alles overwegende, van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de hierna vermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Onder verdachte is in totaal € 210,-- in beslag genomen.
Aangezien naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat verdachte € 100,-- heeft ontvangen voor de (ruim) 2 gram cocaïne die hij aan dhr. [getuige 1] verkocht – wat ook min of meer een marktconforme prijs is – is de rechtbank is van oordeel dat dit bedrag van
€ 100,-- moet worden verbeurdverklaard, omdat dit geld betreft dat uit de baten van het onder parketnummer 08.17189-0-18 strafbare feit is verkregen.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het overige, aan hem toebehorende geld, te weten € 110,--, aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 6.941,80, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- beredderingskosten tgv huuropzegging per 31-01-2020 t.g.v. misdrijf € 148 - ;
- verhuiskosten tgv (noodgedwongen) verhuizing naar kamerapp.cf raming € 1000.- ;
- extra (vervoers)kosten t.g.v. opschorting/uitstel hereniging moeder/kind € 780 -;
- reiskosten i.v.m. bezoek SHN (hulp bij voeging) € 13,80.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 4.100,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie is het redelijk om ter zake van materiële schade € 1.161,80 en voor immateriële schade € 2.000,-- - derhalve in totaal € 3.161,80 – toe te wijzen, met de wettelijke rente. [slachtoffer] dient voor het overige niet ontvankelijk te worden verklaard.
8.3
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman is de vordering onvoldoende duidelijk en niet of niet voldoende onderbouwd, zodat deze in het geheel niet ontvankelijk moet worden verklaard.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder parketnummer 08.268553.19 onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn voor een deel voldoende betwist en onvoldoende onderbouwd en niet aannemelijk. De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte voor haar noodgedwongen verhuizing de kosten van een verhuisbus van € 74,--, waarvoor een factuur is overgelegd, alsmede de reiskosten in verband met bezoek SHN ad € 13,80 dient te betalen. De andere opgevoegde materiële kosten zijn niet althans onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van de post “extra (vervoers)kosten t.g.v. opschorting/ uitstel hereniging moeder/kind, overweegt de rechtbank bovendien dat geen causaal verband is gebleken met de feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank zal deze schade schatten op een bedrag van € 1.000,-- en de vordering op dit punt voor het overige niet ontvankelijk verklaren. Het spreekt voor zich dat slachtoffers van feiten als deze immaterieel nadeel hebben. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 4.100,-- echter onvoldoende onderbouwd, mede gelet wat in vergelijkbare zaken wordt toegewezen als schadevergoeding. Alles afwegende acht de rechtbank genoemd bedrag van toewijsbaar.
Daarnaast zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het betreffende feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08.268553.19 onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08.268553.19:
feit 1 meer subsidiair
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, WWM en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, WWM. ;
parketnummer 08.17189-0-18:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (feit 1, meer subsidiair, onder parketnummer 08.268553.19) van een bedrag van € 1.087,80 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 november 2019);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit onder parketnummer 08.268553.19 tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.087,80,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 november 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 21 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , voor een deel van € 5.854,-- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen geld voor een bedrag van € 100,--;
- gelast de teruggave van een geldbedrag van € 110,-- aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. W.P.M. Elderman en
mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2020.
Mr. Elderman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit met betrekking tot parketnummer 8.268553.19: pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, districtsrecherche Twente, met proces-verbaalnummer 2019499887, en met betrekking tot parketnummer 08.17189-0-18: pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district IJsselland, met proces-verbaalnummer PL0600-2018038071. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 21 februari 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv; het proces-verbaal aangifte [slachtoffer] d.d. 9 november 2019 (pagina 17); het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2019 (pagina’s 34 en 35).
3.Het proces-verbaal aangifte [slachtoffer] d.d. 9 november 2019 (pagina 17 e.v.);
4.Het aanvullend proces verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 2] Hengelo) d.d. 9 januari 2020, procesverbaalnummer PL0600-2019499887-51;
5.Het proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 23 december 2019 (pagina’s 75 en 76).
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 januari 2018 (pagina’s 28 tot en met 30)
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 januari 2018 (pagina 25). Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 januari 2018 (pagina 31). Het rapport van het NFIDENT d.d. 15 augustus 2018 (pagina 35c).