4.3Het oordeel van de rechtbank
08-268553-19
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 9 november 2019 was verdachte met een aantal vrienden, onder wie [slachtoffer] en haar vriendin [naam 1] , naar [discotheek] in Duitsland gegaan. Daar ontmoetten zij de vriend van [slachtoffer] : [naam 2] . Er ontstond een conflict tussen verdachte en [naam 2] . Enige tijd later verliet verdachte met een paar kennissen de discotheek. [slachtoffer] met haar vriend [naam 2] alsmede [naam 1] gingen separaat naar huis.
Verdachte, die zich naar eigen zeggen, bedreigd voelde door [naam 2] en zich anderzijds aangetrokken voelde tot [slachtoffer] , besloot om naar haar woning te gaan omdat hij van haar wilde horen wat zij precies te vertellen had en of zij een vriend had.
Verdachte is daarop samen met [naam 1] in de vroege ochtend van 9 november 2019 naar de flatwoning van [slachtoffer] aan [adres 2] te Hengelo (O) gegaan, waar [naam 1] op het raam klopte. [slachtoffer] deed de voordeur open, waarop verdachte haar vroeg of haar vriend er was. Volgens verdachte had hij op dat moment het pistool in zijn jaszak. [slachtoffer] zei dat haar vriend er niet was en deed daarop de deur dicht. Volgens verdachte kon hij door het raam zien dat [slachtoffer] niet meer achter de deur stond en vermoedelijk via de badkamer naar de slaapkamer links van de voordeur was gelopen. Omdat hij naar eigen zeggen de vriend van [slachtoffer] op hem hoorde schelden werd verdachte kwaad, haalde het pistool met de rechterhand uit zijn zak, laadde het pistool met zijn linkerhand door en schoot vervolgens twee keer door het raam van de voordeur.
Aangeefster verklaart dat er die ochtend hard werd geslagen op het raam van de slaapkamer waarin zij en [naam 2] lagen te slapen en dat zij toen door de badkamer naar de voordeur is gegaan en de deur heeft geopend. Voor de deur zag zij de kale jongen staan samen met haar vriend [naam 1] . De kale jongen vroeg “waar is je vriend, waar is je vriend”, waarop aangeefster antwoordde dat haar vriend er niet was en de voordeur weer dicht duwde. Aangeefster verklaart dat zij, toen zij de voordeur weer dicht had gedaan, twee harde knallen hoorde en dat zij zag dat het glas van de voordeur stuk was. Zij verklaart dat zij op het moment van schieten gedeeltelijk achter de geopende deur van de badkamer stond die voor de voordeur was opengeslagen.
Er is forensisch onderzoek verricht aan de woning van aangeefster. De rechtbank leidt hieruit af dat de deur van de badkamer geen aan een schietincident te relateren beschadigingen vertoont. Ook zijn aan deze deur geen beschadigingen waargenomen welke veroorzaakt zouden kunnen zijn door glasscherven. Wanneer de badkamerdeur geopend was geweest ten tijde van het schietincident, zoals aangeefster verklaart, zou rondvliegend glas uit de richting van de buitendeur van de keuken de deur naar de badkamer hebben geraakt en zouden er beschadigingen zijn geweest.
Op het aanrechtblok en op de keukenvloer, tot achterin de keuken, lag wel glas. De aanwezigheid van glas op die plekken kan niet worden verklaard als de deur van de badkamer tijdens het schietincident geopend was. De mate van aanwezigheid van glas en de verspreiding daarvan en de afwezigheid van schade aan de badkamerdeur kunnen wel worden verklaard wanneer de deur van de badkamer (nagenoeg) gesloten was ten tijde van het schietincident.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier niet dat aangeefster zich ten tijde van het schieten door verdachte direct achter de voordeur bevond, dan wel achter de zich achter de voordeur bevindende geopende deur van de badkamer. Daarmee is niet bewezen dat verdachte in de richting van aangeefster heeft geschoten en dat daardoor risico op de dood dan wel op zwaar lichamelijk letsel aan de orde is geweest. Verdachte zal dan ook van de primair en subsidiair ten laste gelegde poging doodslag en poging zware mishandeling worden vrijgesproken.
Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich met dit handelen heeft schuldig gemaakt aan de meer subsidiair ten laste gelegde bedreiging van aangeefster.
Verdachte bevond zich ten tijde van zijn aanhouding in een auto. Tijdens de aanhouding heeft verdachte zich ontdaan van het vuurwapen door het uit het raam te gooien. De politie heeft het wapen in doorgeladen toestand nabij in een weiland aangetroffen. Het wapen is onderzocht en blijkt te vallen onder categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM).Het onder 2 tenlastegelegde is daarmee eveneens wettig en overtuigend bewezen.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] observeerden op 24 januari 2018 in burger gekleed en in een onopvallende auto op de parkeerplaats van de Macdonalds te Deventer, aangezien van deze locatie volgens hen bekend is dat daar regelmatig in drugs wordt gedeald. Zij zien dan een blauwe personenauto (merk Suzuki, kenteken [kenteken 1] ) met daarin twee personen. Eén van hen – de bijrijder, naar later blijkt verdachte– stapt uit. De bijrijder loopt richting een andere auto (Renault, kenteken [kenteken 2] ), stapt in aan de bijrijdersplek en stapt daar twee minuten later weer uit. Hij stapt dan weer als bijrijder in de Suzuki. De Renault rijdt, nadat verdachte is uitgestapt, weg en kort daarna wordt de chauffeur van de Renault door andere verbalisanten tot stoppen gedwongen. De bestuurder, [getuige 1] , verklaart desgevraagd dat hij in bedoelde Suzuki ongeveer 2 gram cocaïne voor 100 euro van een persoon had gekocht. [getuige 1] haalt, nadat hij door verbalisanten wordt gevraagd waar hij de drugs heeft, drie wikkels met daarin een witte substantie uit de linkerbinnenzak van zijn jas. De zakjes met daarin de substantie worden in beslag genomen. Uit onderzoek van het NFI blijkt dat de substantie een gewicht kent van 2,46 gram en cocaïne bevat.
Uit voorgaande bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 24 januari 2018 cocaïne heeft verkocht. Dat de coupures die onder verdachte zijn aangetroffen andere zijn dan die waar de afnemer mee zegt te hebben betaald doet daaraan niet af.