ECLI:NL:RBOVE:2020:950

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 maart 2020
Publicatiedatum
5 maart 2020
Zaaknummer
08/247679-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige jongen voor medeplichtigheid aan gewapende overval op Chinees restaurant in Almelo

Op 5 maart 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 19-jarige jongen, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een gewapende overval op een Chinees restaurant in Almelo op 8 juni 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een onbekende medeplichtige, betrokken was bij de overval waarbij het slachtoffer met een vuurwapen werd bedreigd. De verdachte heeft de overvaller naar het restaurant gebracht en zorgde ervoor dat de vlucht na de overval mogelijk was. Tijdens de rechtszaak heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de medeplichtigheid bewezen was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van 3.000 euro aan het slachtoffer te betalen, als gevolg van de psychische schade die het slachtoffer had geleden door de overval. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd, maar vond de ernst van de overval en de impact op het slachtoffer zwaarwegend genoeg om een aanzienlijke straf op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/247679-19 (P)
Datum vonnis: 5 maart 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in JJI Lelystad.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 februari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.S. de Waard en van hetgeen door verdachte en de raadsman T. Geerdink, advocaat te Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte als pleger of medepleger, dan wel als medeplichtige, betrokken is geweest bij een diefstal met (bedreiging van) geweld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 8 juni 2019, in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen: (een hoeveelheid) geld,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [chinees restaurant] (gelegen aan [adres 1] ) en/of aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- voorzien van een geheel of gedeeltelijk over/voor zijn/hun hoofd/gezicht getrokken sjaal/doek en/of capuchon/muts, althans (in ieder geval) voorzien van een geheel of gedeeltelijk bedekt gezicht en/of (beide) voorzien van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp – zich naar/in voornoemd restaurant heeft/hebben
begeven,
- (vervolgens) (daarbij) (meermalen) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gericht (gehouden) (waarbij verdachte(n) (tevens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het (voor)hoofd van die [slachtoffer] (aan)drukt(en)),
- (vervolgens) (daarbij) heeft/hebben geroepen: “Pak het geld, pak het geld” en/of
- (vervolgens) (zelf) achter de toonbank is/zijn gegaan en/of (meermalen) (een hoeveelheid) geld uit de kassa(lade) heeft/hebben gegrepen/gepakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
een (tot nu toe) (nog) onbekend gebleven persoon, op of omstreeks 8 juni 2019, in de gemeente Almelo, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) (hoeveelheid) geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [chinees restaurant] (gelegen aan [adres 1] ) en/of aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die (tot nu toe) (nog) onbekend gebleven persoon en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een persoon, genaamd [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die (tot nu toe) (nog) onbekend gebleven persoon:
- voorzien van een geheel of gedeeltelijk over/voor zijn hoofd/gezicht getrokken sjaal/doek en/of capuchon/muts, althans (in ieder geval) voorzien van een geheel of gedeeltelijk bedekt gezicht en/of voorzien van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp – zich naar/in voornoemd restaurant heeft begeven,
- (vervolgens) (daarbij) (meermalen) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op voornoemde [slachtoffer] heeft gericht (gehouden) (waarbij die (tot nu toe) (nog) onbekend gebleven persoon) (tevens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het (voor)hoofd van die [slachtoffer] (aan)drukte),
- (vervolgens) (daarbij) heeft geroepen: “Pak het geld, pak het geld” en/of
- ( vervolgens) (zelf) achter de toonbank is gegaan en/of (meermalen) (een hoeveelheid) geld uit de kassa(lade) heeft gegrepen/gepakt;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 8 juni 2019, in de gemeente Almelo, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft
en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- ( samen met die (tot nu toe) (nog) onbekend gebleven persoon) in een (personen)auto naar voornoemd Chinees restaurant te rijden,
- voor die (tot nu toe) (nog) onbekend gebleven persoon (als bestuurder van die (personen)auto) op de uitkijk te staan,
- de (vlucht)auto te starten, zodat hij, verdachte, met die (tot nu toe) (nog) onbekend gebleven persoon direct kon wegrijden.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit dient verdachte te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring die getuige [getuige 1] , de moeder van verdachte, op 14 oktober 2019 bij de politie heeft afgelegd niet voor het bewijs mag worden gebruikt, omdat haar verschoningsrecht is geschonden. Het verweer ziet er op dat verbalisanten niet met zoveel woorden tegen de moeder van verdachte hebben gezegd dat zij zou worden gehoord in verband met een gewapende overval waarbij haar zoon als verdachte was aangemerkt. Verbalisanten hadden niet alleen concreter moeten zijn bij hun uitleg van het verschoningsrecht. Zij hadden ook na moeten gaan of de moeder van verdachte begreep wat haar werd uitgelegd. Dat is niet gebeurd. De moeder van verdachte heeft niet bewust de keuze kunnen maken om zich niet te beroepen op haar verschoningsrecht.
De raadsman heeft voorts bepleit dat het dossier geen enkel bewijsmiddel bevat dat overtuigend wijst op enige feitelijke betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde feit en dat verdachte daarom integraal dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot het verweer
Het verweer treft alleen al geen doel vanwege het Schutznorm-beginsel. Het aan de getuige gegeven verschoningsrecht is een recht ten behoeve van de getuige. De verdachte kan er geen rechten aan ontlenen. Als de politie tekort zou zijn geschoten in zijn informatieplicht jegens de getuige, dan geeft dat de verdachte geen recht op enige compensatie. Wat er dus ook zij van de stelling van de raadsman over een gebrekkige informering van de getuige, naar het oordeel van de rechtbank is geen inbreuk gemaakt op de rechtens te beschermen belangen van de verdachte.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat er geen sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a Sv. De door de getuige [getuige 1] op 14 oktober 2019 afgelegde verklaring hoeft daarom ook niet van het bewijs te worden uitgesloten.
Met betrekking tot het bewijs [1]
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 8 juni 2019 te Almelo een overval heeft plaatsgevonden op [chinees restaurant] . Aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij op 08 juni 2019 aan het werk was in het restaurant. Omstreeks 20:30 uur, zag [slachtoffer] een persoon het restaurant binnenkomen. De persoon was in het donker gekleed, droeg een capuchon over zijn hoofd en had een rode plastic boodschappentas bij zich. Toen de persoon voor de balie stond zag [slachtoffer] dat de persoon uit het niets een pistool in zijn rechterhand hield. De persoon richtte het pistool op [slachtoffer] en drukte het pistool op haar voorhoofd. De persoon zei: “pak het geld, pak het geld”. Omdat het kennelijk niet snel genoeg ging, kwam de persoon achter de toonbank. De persoon greep in de geldlade en pakte brief- en muntgeld uit de kassa. Hierna verliet de persoon het pand. [slachtoffer] is achter de persoon aangelopen en zag dat persoon in een auto stapte.
Getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij in de keuken van het restaurant was en op enig moment [slachtoffer] hoorde zeggen: “rustig rustig, en wat wilt u”. [getuige 2] hoorde verder dat een persoon meerdere keren tegen [slachtoffer] zei: “Ik wil geld, nu hier dat geld”. [getuige 2] zag toen dat door deze persoon een overval werd gepleegd. De persoon had in zijn linkerhand een roodkleurige plastic tas vast en had een zwartkleurig wapen in zijn rechterhand. De persoon richtte het wapen eerst naar beneden in de richting van de dochter van [getuige 2] die naast [slachtoffer] stond. Daarna zwaaide de persoon naar links en naar rechts met het wapen, om aan te geven dat het geld snel in de tas moest worden gedaan. De persoon richtte daarna het wapen op [slachtoffer] . [getuige 2] zag toen dat [slachtoffer] het geld uit de kassa haalde en dit in de plastic tas van de persoon legde. De persoon droeg een zwarte bivakmuts, een zwarte jas met zwarte capuchon, zwarte schoenen, een zwarte spijkerbroek en zwarte handschoenen.
Getuige [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ) heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij op 8 juni 2019 tussen 20:15 en 20:30 uur eten heeft gehaald bij het [chinees restaurant] . Toen [getuige 3] het restaurant verliet, zag zij een persoon met zwarte kleding, een capuchon over zijn hoofd en een sjaal voor zijn mond haar richting oplopen vanuit de richting van de Wetstraat. [getuige 3] is naar haar auto gegaan en weggereden via de Wetstraat. Op het moment dat [getuige 3] de Wetstraat in reed zag zij een Opel Corsa in de Wetstraat geparkeerd staan met de neus in haar richting. [getuige 3] zag dat er een man achter het stuur van de Opel Corsa zat. Terwijl [getuige 3] verder reed zag zij in de binnenspiegel van haar auto dat de man met capuchon en sjaal voor de mond, die zij even daarvoor gezien had, in de Opel Corsa stapte. De Opel Corsa reed direct weg, rechtsaf de Bornerbroeksestraat in.
In de processen-verbaal bevindingen van de politie wordt onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat op de camerabeelden van het perceel [adres 2] te Almelo te zien is dat op 8 juni 2019 om 20:10 uur een donkere Opel Corsa met het kenteken [kenteken] vanuit de Anjelierstraat aan komt rijden. De Opel Corsa rijdt vervolgens de Bornerbroeksestraat in, in de richting van de Wetstraat. De bestuurder van de Opel Corsa draagt grijze bovenkleding. De bijrijder van de auto draagt zwarte bovenkleding en heeft zijn rechterarm rustend op het portier. Om 20:24 uur rijdt de Opel Corsa vanaf de Bornerbroeksestraat/Wetstraat in de richting van de Schoolstraat/Violierstraat en vervolgens in de richting van de Anjelierstraat te Almelo. In de tussenliggende tijd is de Opel Corsa verder niet meer op de camera in beeld gekomen. Op camerabeelden van het perceel [adres 3] te Almelo, waarvan de camera staat gericht op de Bornerbroeksestraat, alsmede een deel van de Joost van den Vondelstraat, is te zien dat op 8 juni 2019 om 20:12 uur een Opel Corsa, donker van kleur, over de Bornerbroeksestraat rijdt komende vanaf de richting Rembrandtlaan en gaande in de richting van de Willem Kloosstraat. Om 20:19 uur rijdt de Opel Corsa vanaf de Joost van den Vondelstraat in de richting van de Bornerbroeksestraat. De bestuurder van de Opel Corsa draagt lichte/grijze bovenkleding en de bijrijder zwarte bovenkleding. De Opel Corsa stopt half op de Bornerbroeksestraat en rijdt daarna iets achteruit alsof de auto geparkeerd wordt. Een auto die voor de Opel Corsa van links komt, en dus eigenlijk voorrang zou moeten verlenen kan ook gewoon doorrijden, omdat de Opel Corsa blijft wachten. Om 20:19 uur rijdt de Opel Corsa ineens in een versnelling rechtsaf de Bornerbroeksestraat in, in de richting van de Rembrandtlaan. In de tussenliggende tijd zijn er geen soortgelijke voertuigen op de camera in beeld gekomen.
Getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] , de moeder van verdachte, heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij een donkerblauwe Opel Corsa heeft met het kenteken [kenteken] . Volgens [getuige 1] maakt verdachte ook gebruik van deze auto. Op camerabeelden van 8 juni 2019 tussen 20:00 uur en 21:00 uur waarop de Opel Corsa is te zien, herkent [getuige 1] verdachte als bestuurder van de Opel Corsa. [getuige 1] verklaart hierover dat zij verdachte herkent aan zijn baard, zijn kleur haar en zijn grijze vest.
Getuige [getuige 4] (hierna: [getuige 4] ), zus van verdachte, heeft onder meer verklaard dat haar moeder een Opel Corsa heeft met het kenteken [kenteken] . Deze auto wordt ook gebruikt door verdachte. Op prints van de camerabeelden van 8 juni 2019 tussen 20:00 uur en 21:00 uur waarop de Opel Corsa is te zien herkent [getuige 4] verdachte als bestuurder van de Opel Corsa.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de Opel Corsa met het kenteken [kenteken] die op de camerabeelden te zien is inderdaad de auto van zijn moeder is. Verdachte heeft verder geen verklaring willen afleggen over het ten laste gelegde feit en heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen.
Naar vaste jurisprudentie kan de omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden op zichzelf, mede gelet op het bepaalde in artikel 29, eerste lid, Wetboek van Strafvordering (Sv), niet tot het bewijs bijdragen. Dat brengt echter niet mee dat de rechter, indien een verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem ten laste gelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, dat niet in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal zou mogen betrekken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte voor alle voornoemde belastende feiten en omstandigheden die redengevend zijn voor het bewijs – zoals de camerabeelden van de percelen [adres 2] en [adres 3] waarop op 8 juni 2019 tussen 20:00 uur en 20:30 de Opel Corsa van de moeder van verdachte te zien is in de buurt van [chinees restaurant] waar de overval is gepleegd, de herkenning van verdachte door zijn moeder en zus als de bestuurder van deze Opel Corsa, de verklaring van [getuige 3] dat zij een persoon met een capuchon over zijn hoofd en een sjaal voor zijn mond richting het restaurant heeft zien lopen die kort daarna in een Opel Corsa stapte die aan de Wetstraat stond geparkeerd, – geen enkele redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven. Integendeel, verdachte heeft juist verklaard dat de Opel Corsa met het kenteken [kenteken] op de camerabeelden inderdaad de auto van zijn moeder is.
Al met al zijn er meerdere belastende bewijsmiddelen waaruit – tezamen genomen – de betrokkenheid van verdachte bij deze overval kan worden afgeleid.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte de ten laste gelegde overal zelf (volledig) gepleegd heeft. Evenmin is er voldoende bewijs dat tussen verdachte, enerzijds, en de persoon die het restaurant is binnengegaan, anderzijds, sprake is geweest van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking dat verdachte zou kunnen worden aangemerkt als medepleger van de overval. Verdachte zal dan ook van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Het subsidiair ten laste gelegde, de medeplichtigheid aan de overval op het restaurant, kan naar het oordeel van de rechtbank wel bewezen worden verklaard. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat verdachte rond het tijdstip van de overval in de Opel Corsa van zijn moeder samen met een passagier in de nabije omgeving van het restaurant reed. Ook blijkt daaruit dat door een getuige kort na de overval werd gezien dat een Opel Corsa geparkeerd stond aan de Wetstraat en dat een persoon die voldoet aan het signalement van de overvaller in de Opel Corsa is gestapt waarna de Opel Corsa wegreed. Door de overvaller naar het restaurant te brengen, met zijn auto op een strategische positie te gaan staan en na de overval de vlucht mogelijk te maken heeft verdachte zijn voortdurende betrokkenheid bij de overval getoond. Deze gedragingen in onderling verband bezien, brengen de rechtbank tot het oordeel dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij de overval op het restaurant en dat deze hulp van voldoende ondersteunende betekenis is geweest.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande en op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang, van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
subsidiair
een (tot nu toe) (nog) onbekend gebleven persoon, op
of omstreeks8 juni 2019, in de gemeente Almelo,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld,
in elk geval enig goed,geheel
of ten deletoebehorende aan [chinees restaurant] (gelegen aan [adres 1] )
en/of aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die (tot nu toe) (nog) onbekend gebleven persoon en/of aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgd van geweld en/ofvan bedreiging met geweld tegen een persoon, genaamd [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken en
/ofom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en
/ofaan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/ofwelke
bedreiging met geweld hierin bestond
(en)dat die (tot nu toe) (nog) onbekend gebleven persoon:
- voorzien van een
geheel ofgedeeltelijk over
/voorzijn hoofd/gezicht getrokken sjaal
/doeken
/ofcapuchon
/muts,
althans (in ieder geval) voorzien van een geheel of gedeeltelijk bedekt gezichten
/ofvoorzien van een vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp– zich naar/in voornoemd restaurant heeft begeven,
- vervolgens daarbij
(meermalen)een vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerpop voornoemde [slachtoffer] heeft gericht
(gehouden)waarbij die (tot nu toe) (nog) onbekend gebleven persoon
(tevens)een vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerpop/tegen het voorhoofd van die [slachtoffer] aandrukte,
- vervolgens daarbij heeft geroepen: “Pak het geld, pak het geld” en
/of
- vervolgens zelf achter de toonbank is gegaan en
/of (meermalen)een hoeveelheid geld uit de kassalade heeft gegrepen;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op
of omstreeks8 juni 2019, in de gemeente Almelo, opzettelijk gelegenheid
middelen en/of inlichtingenheeft verschaft
en
/ofopzettelijk behulpzaam is geweest door:
- samen met die (tot nu toe) (nog) onbekend gebleven persoon in een personenauto naar voornoemd Chinees restaurant te rijden, en- voor die (tot nu toe) (nog) onbekend gebleven persoon als bestuurder van die personenauto op de uitkijk te staan, en
- de vluchtauto te starten, zodat hij, verdachte, met die (tot nu toe) (nog) onbekend gebleven persoon direct kon wegrijden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 48 en 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: medeplichtigheid aan diefstal, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, verzocht om toepassing van het jeugdstrafrecht gelet op de zeer jonge leeftijd van verdachte en diens belangen. Een eventuele behandeling vanuit het jeugdstrafrecht biedt verdachte volop pedagogische ontwikkelingsmogelijkheden.
Ten aanzien van de straf heeft de raadsman aangevoerd dat een jeugddetentie, die gelijk is aan het voorarrest, een passende straf is. Een onvoorwaardelijke (langdurige) gevangenisstraf is gelet op de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden contra-geïndiceerd en onwenselijk.
7.3
Het toe te passen recht
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Advies indicatieoverleg NIFP van 29 oktober 2019 van de psychiater A.K. Boksem en het reclasseringsadvies van 18 december 2019 van de reclasseringswerker J. van Keulen.
De psychiater heeft in het advies onder meer beschreven dat uit de verklaring van verdachte en zijn moeder naar voren komt dat er geen aanwijzingen zijn voor verslavingsproblematiek, psychiatrische stoornissen en/of persoonlijkheidsproblematiek. Op basis hiervan is er geen indicatie voor een trajectconsult en/of een eventueel PJ-onderzoek aanwezig. Er zijn geen aanwijzingen dat nader gedragsdeskundig onderzoek nodig is.
In het reclasseringsadvies wordt onder meer geconcludeerd dat uit het ASR Wegingskader naar voren komt dat er geen indicaties zijn voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Geadviseerd wordt het volwassenenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank overweegt dat er voor de toepassing van het jeugdstrafrecht op een adolescent onder meer gekeken wordt naar de persoonlijkheid van de dader en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. Mede gelet op voornoemde rapportages, ziet de rechtbank in de persoonlijkheid van verdachte zoals gebleken ter terechtzitting en in de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde feit is begaan geen redenen om het jeugdstrafrecht toe te passen.
7.4
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Op 8 juni 2019 vond een gewapende overval plaats op [chinees restaurant] te Almelo. De overvaller kwam in het donker gekleed en met een capuchon over zijn hoofd het restaurant binnen en bedreigde met een pistool het slachtoffer door het pistool op haar te richten en op haar hoofd te drukken en daarbij op agressieve wijze te roepen dat hij geld wilde. Toen het kennelijk niet snel genoeg ging is de overvaller achter de balie gekomen en heeft de overvaller geld uit de kassa gepakt. De overvaller verliet vervolgens met het geld het restaurant en is in een gereed staande vluchtauto gestapt en gevlucht. Het spreekt voor zich dat de overval voor het slachtoffer en de getuige zeer beangstigend moet zijn geweest, onder meer omdat de kleinkinderen van het slachtoffer zich op het moment van de overval in dezelfde ruimte bevonden. Het mag dan zo zijn dat verdachte als medeplichtige een ondergeschikte rol heeft gespeeld bij de overval, de hulp die verdachte de overvaller heeft geboden bij de overval heeft die overval mede mogelijk gemaakt. Het verwijt dat verdachte valt te maken is dan ook zwaar en verdachte moet voor wat hem wordt verweten ook worden gestraft.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat als strafverzwarend meegewogen dat het optreden van de overvaller doelgericht en goed voorbereid was. De overvaller had zich vermomd met gezichtsbedekkende kleding en had een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een (gewapende) overval nog gedurende langere tijd lichamelijk en/of psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden. Dit geldt temeer wanneer zij zijn bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Daarnaast maakt een dergelijk feit een ernstige inbreuk op de rechtsorde en nemen de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving hierdoor toe. Uit het schadeonderbouwingsformulier van het slachtoffer blijkt ook dat het slachtoffer de overval als zeer bedreigend heeft ervaren en lijdt onder de psychische gevolgen van deze traumatische ervaring. Verdachte heeft niet stilgestaan bij de angst die bij het slachtoffer teweeg is gebracht en heeft er daarmee blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke en lichamelijk integriteit van het slachtoffer. Bij de behandeling van zijn zaak heeft verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht. Zwijgen is uiteraard een recht van verdachten, maar de rechtbank betrekt bij haar overwegingen wel dat verdachte in deze zaak op geen enkele wijze heeft laten blijken het strafwaardige van zijn handelen in te zien.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 9 december 2019;
- een reclasseringsadvies van Tactus verslavingszorg van 18 december 2019, opgemaakt door J. van Keulen, reclasseringswerker.
Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie is de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit veroordeeld.
In het reclasseringsadvies is onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat er geen sprake is van een delictpatroon aangezien verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. De reclassering ziet beschermende factoren in huisvesting, dagbesteding, financiën en de relatie met zijn gezin en familie. Verdachte vertelt niet veel over zijn sociaal netwerk. Aangezien het feit samen met een ander is gepleegd, heeft de reclassering hier wel zorgen over. Het ontbreekt verdachte aan probleembesef en zelfinzicht. De reclassering is van mening dat verdachte, om te werken aan gedragsverandering, behandeling zal moeten krijgen. Verdachte heeft voor het opstellen van het reclasseringsadvies een meewerkende houding aangenomen, maar het risico voor het onttrekken aan voorwaarden op de langere termijn is moeilijk in te schatten, aangezien verdachte nog niet eerder opgelegde voorwaarden heeft gehad. Verdachte heeft aangegeven dat hij bereid is om zich te houden aan eventuele bijzondere voorwaarden. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), een contactverbod, een locatieverbod (met EC) en het volgen van een opleiding. De reclassering ziet geen zwaarwegende negatieve consequenties bij een eventuele gevangenisstraf.
Met betrekking tot de hoogte van de aan verdachte op te leggen straf zal de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting als uitgangspunt nemen. Daarin staat dat op een overval als de onderhavige in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren is gesteld. Omdat verdachte medeplichtig is geweest zou een derde op die straf in mindering moeten worden gebracht.
De rechtbank acht de oplegging van een aanzienlijke gevangenisstraf passend en geboden, gelet op de ernst van het feit. Gezien de persoon van verdachte en de inhoud van het reclasseringsrapport heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte behandeling, langdurige begeleiding en verdere hulpverlening nodig heeft om de kans op recidive te doen verminderen.
Alle omstandigheden in deze zaak in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat van de op te leggen vrijheidsstraf een deel voorwaardelijk moet worden opgelegd, onder meer ook om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende is passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het locatieverbod (met EC). De in voorarrest doorgebrachte tijd dient van het onvoorwaardelijke strafdeel te worden afgetrokken.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 5.000,- (immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schadevergoeding geheel kan worden toegewezen, plus de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de vordering van de benadeelde partij primair niet-ontvankelijk dient te worden verklaard dan wel dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en er sprake is van een disproportioneel bedrag. De vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, danwel te worden afgewezen, danwel te worden gematigd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij in die zin dat zij lijdt onder de psychische gevolgen van de gewapende overval. In verband met de aard en de ernst van het psychische schade van de benadeelde partij en rekening houdend met de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank de toekenning van een bedrag aan smartengeld van € 3.000,- redelijk en billijk, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voor het overige deel zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 27 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het subsidiair bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:medeplichtigheid aan diefstal, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijk deel van de straf
  • stelt als
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat de verdachte:
- zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd bij Tactus Reclassering op het
adres Raiffeisenstraat 75, 7514 AM Enschede meldt. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
- zich laat zich behandelen door een zorgverlener, nader te bepalen door de Reclassering. De behandeling start zodra er zicht is op welke behandeling passend is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zoekt of heeft met [slachtoffer] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan het zoeken en behouden van zinvolle dagbesteding in de vorm van een opleiding en/of (vrijwilligers)werk;
- draagt deze reclasseringsinstelling (nader te bepalen, afhankelijk van de uiteindelijke woonomgeving) op om toezicht te houden op de naleving van
de voorwaardenen verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van een bedrag van
€ 3.000,-(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.000,-,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 40 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Corthals, voorzitter, mr. F.C. Berg en mr. E.J.M. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2020.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, met nummer 2019251483. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 februari 2020, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
De Opel Corsa met kenteken [kenteken] op de camerabeelden is de auto van mijn moeder.
2.
Het proces-verbaal verhoor aangifte van aangeefster [slachtoffer] , namens [chinees restaurant] , van 8 juni 2019, pagina’s 12 t/m 13, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Vandaag, zaterdag 08 juni 2019 omstreeks 20:30 uur, zag ik een voor mij onbekende man
binnenkomen. Ik zag dat de man in het donker gekleed was en dat hij een capuchon over
zijn hoofd droeg en dat hij een rode plastic boodschappentas van winkelketen [supermarkt] bij
zich droeg. Ik zag dat de man voor de balie stond. Ik zag vervolgens dat hij uit het niets een pistool in zijn rechterhand hield. Hij richtte het pistool vervolgens op mij. Ik voelde dat het pistool uiteindelijk op mijn voorhoofd gedrukt werd. Ik hoorde hem vervolgens zeggen: “pak het geld, pak het geld”. Ik zag dat het hem allemaal niet snel genoeg ging en dat hij achter de toonbank kwam. Ik zag dat hij vervolgens een greep in de geldlade deed en dat hij hierbij al het briefgeld eruit haalde. Daarnaast greep hij ook nog een hand vol muntgeld uit de kassa. Ik denk dat de dader circa 100 à 150 euro uit de geldlade heeft gehaald. Vervolgens zag ik dat hij snel het pand verliet. Ik ben vervolgens achter de man aangelopen en heb gezien dat hij in een auto stapte. Ik had sterk het gevoel dat als ik geen geld zou afstaan de man mij zou neerschieten. Ook waren ten tijde van de overval mijn twee kleinkinderen van 6 en 7 jaar in dezelfde ruimte als mij en de overvaller.
3.
Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 2] , van 12 juni 2019, pagina’s 40 t/m 42, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Op zaterdag 8 juni 2019 tussen 20:20 en 20:25 uur hadden wij net gegeten in onze zaak. Na het eten kwam een klant binnen. Ik liep naar de keuken om het bestek weg te brengen. Ik hoorde vervolgens mijn moeder zeggen: “rustig, rustig, wat wilt u”.lk hoorde dat een man meerdere keren tegen mijn moeder zei: “Ik wil geld, nu hier dat geld”. Ik stond in de keuken en had zicht op de man. Ik zag toen dat er door deze man een overval werd gepleegd. Ik zag dat de overvaller tegenover mijn moeder bij de balie met de kassa stond. De overvaller was heel brutaal. Ik zag dat de overvaller in zijn linkerhand een roodkleurige plastic tas had van [supermarkt] . Hij had een wapen in zijn rechterhand. Het was een zwartkleurig wapen. Ik zag dat hij het wapen eerst naar beneden richtte in de richting van mijn dochter. Mijn eigen dochter stond naast mijn moeder. Ik zag dat de overvaller daarna naar links en naar rechts zwaaide met het wapen, zo van snel het geld in de tas doen. Ik zag dat de overvaller daarna het wapen op mijn moeder richtte. Ik zag dat moeder ondertussen het geld uit de kassa haalde en dit met haar twee handen in de plastic tas van de man legde. De overvaller kan ik als volgt omschrijven: lengte 170-175. Ik ben zelf 1.59 m. De overvaller droeg een zwarte bivakmuts, een zwarte jas met zwarte capuchon en zwarte schoenen. Ik kan de schoenen verder niet omschrijven. Ook droeg hij een zwarte spijkerbroek en zwarte handschoenen. Hij had een roodkleurige plastic tas bij zich van [supermarkt] . Mijn dochter stond tijdens de overval dus naast mijn moeder en heeft alles gezien.
4.
Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 3] , van 8 juni 2019, pagina’s 52 t/m 53, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
"Vandaag, zaterdag 8 juni 2019 omstreeks 20:15 - 20:30 uur, heb ik eten gehaald bij de
Chinees aan [adres 1] te Almelo. Toen ik met het eten naar buiten liep, zag ik een man met een capuchon over zijn hoofd en een sjaal voor zijn mond mijn richting op lopen vanuit de richting van de Wetstraat. Ik ben snel naar mijn auto gelopen en weggereden via de Wetstraat richting mijn huis. Toen ik de Wetstraat in reed zag ik een zwarte Opel Corsa links van de straat geparkeerd staan met de neus in mijn richting. Ik zag dat er een man achter het stuur zat. Ik reed de straat verder in en keek in mijn binnenspiegel en zag dat de man met capuchon en sjaal voor de mond die ik even daarvoor gezien had in de Opel Corsa stapte. De Corsa reed direct weg, volgens mij ging de Corsa rechtsaf de Bornerbroeksestraat in. Signalement man met capuchon en sjaal: 170 - 175 cm lang. Normaal postuur. Zwarte kleding.
5.
Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 1] , van 14 oktober 2019, pagina’s 53 t/m 57, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
A: Ik heb een Opel op naam staan. Ik weet het kenteken niet uit mijn hoofd. V: Wat is de kleur van de auto? A: Dat is donkerblauw. V: Wie maakt er gebruik van deze Opel die op uw naam staat? A: Ik maak gebruik van die auto. Verder maken mijn dochter [naam] en mijn oudste zoon [verdachte] gebruik van de auto. V: Van wie is het voertuig van het merk Opel, type Corsa, kleur zwart en voorzien van het kenteken [kenteken] ? A: Dat is mijn auto. De kleur is niet zwart, maar donkerblauw. O: Op de camerabeelden is te zien dat er zaterdag 8 juni 2019 tussen 20:00 uur en 21:00 uur twee personen in deze auto zaten. De bestuurder droeg een grijs vest. V: Wie zijn deze personen? A: Ik zie dat deze person een grijs vest aan heeft. Mijn zoon heeft een lichtgrijs vest. Ik zie dat deze persoon een baard heeft en zwart haar heeft. Mijn zoon heeft ook zwart haar en een baard. Voor 60% kan ik u zeggen dat deze persoon mijn zoon is. O: Wij laten u de foto van de bestuurder via het computerscherm zien. Daar staat de bestuurder beter op. V: Kunt u ons vertellen wie de bestuurder is? A: Dat is voor 100% mijn zoon.
7.
Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 4] , van 16 oktober 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
V: Van wie is het voertuig van het merk Opel, type Corsa, kleur blauw en voorzien van het kenteken [kenteken] ? A: Van mijn moeder. V: Wie maakt er allemaal gebruik van deze Opel Corsa? A: Mijn moeder, af en toe mijn vader, mijn zusje en mijn broertje. A: Mijn zusje heet [naam] en mijn broertje heet [verdachte] . O: Op de camerabeelden is te zien dat er zaterdag 8 juni 2019 tussen 20:00 uur en 21:00 uur twee personen in deze auto zaten. Ik laat jou via het beeldscherm een foto zien van een auto. V: Wat kun je hierover vertellen? A: De auto ziet er uit als de auto van moeder. Ik kan niet zien wie er in de auto zit. O: De beelden zijn door ons bekeken. Er zijn aan de hand van de camerabeelden prints gemaakt. Op een van die prints is te zien dat de bestuurder in het grijs is gekleed en dat hij een baard heeft. Ik
laat je via het beeldscherm een foto zien waarop de bestuurder staat afgebeeld. V: Wie is de bestuurder die op de foto staat afgebeeld? A: Dat is mijn broertje [verdachte] .
8.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , van 16 juni 2019, pagina’s 20 t/m 22, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant:
Uit onderzoek is gebleken dat er in de omgeving meerdere camera’s aanwezig zijn, welke ook opnemen. Naar aanleiding van deze overval zijn de camerabeelden van de [adres 2] te Almelo veiliggesteld en door mij, verbalisant [verbalisant 1] , uitgekeken. POSITIE CAMERA: Deze camera is bevestigd aan de gevel van het perceel [adres 2] te Almelo en staat gericht op de Bornerbroeksestraat, alsmede een deel van het aldaar gelegen fietspad in de richting van de Schoolstraat/Violierstraat.
Uit gegevens van collega [verbalisant 2] was reeds gebleken dat de tijd van de camerabeelden negen (9) minuten en zevenenveertig (47) seconden verschilt met de werkelijke tijd.
20:19:30 uur: te zien is dat er een Opel Corsa, donker van kleur, vanuit de Anjelierstraat aan komt rijden. De Opel rijdt vervolgens de Bornerbroeksestraat in, in de richting van de Wetstraat. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zie dat de bestuurder grijze bovenkleding draagt. De bijrijder draagt zwarte bovenkleding en heeft zijn rechterarm rustend op het portier. 20:19:34 uur is dus in werkelijkheid 20:10:27 uur. 20:34:06 uur: Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zie dat de eerdergenoemde Corsa vanaf de Bornerbroeksestraat/Wetstraat rijdt in de richting van de Schoolstraat/Violierstraat en uiteindelijk uit beeld verdwijnt in de richting van de Anjelierstraat te Almelo. 20:34:06 uur is dus in werkelijkheid 20:24:59 uur. KENTEKEN:
Op zaterdag 8 juni 2019 omstreeks 21:45 uur, meldden collega’s van de 2204 dat zij op bovengenoemde camerabeelden op deze Corsa het kenteken [kenteken] gezien hebben. In de tussenliggende tijden dat de Opel in- en uitrijdt zoals hierboven vastgelegd, is deze Opel verder niet meer op deze camera in beeld gekomen.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , van 16 juni 2019, pagina’s 23 t/m 26, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant:
POSITIE CAMERA: Deze camera is bevestigd aan de gevel van het perceel [adres 3] te Almelo en staat gericht op de Bornerbroeksestraat alsmede een deel van de Joost van den Vondelstraat. TIJDSVERGELIJKING: Door mij, verbalisant [verbalisant 1] , is een vergelijking met de tijd gemaakt van de beelden van de camera en de werkelijke tijd. Deze kwamen overeen. 20:12:16: Op dit tijdstip is te zien dat een Opel Corsa, donker van kleur, over de Bornerbroeksestraat rijdt, komende vanaf de richting Rembrandtlaan en gaande in de richting van de Willem Kloosstraat. Het is niet te zien waar deze Corsa precies naartoe rijdt. 20:14:02: Vanuit de Joost van den Vondelstraat is te zien dat een zelfde Opel Corsa, rechtsaf de Bornerbroeksestraat op rijdt gaande in de richting van de Rembrandtlaan. Alleen de bestuurder is te zien. De bestuurder draagt lichte/grijze bovenkleding. 20:19:10: Te zien is dat een Opel Corsa met een bijrijder met zwarte bovenkleding en een bestuurder met lichte/grijze bovenkleding vanaf de Joost van den Vondelstraat in de richting van de Bornerbroeksestraat rijdt. De bestuurder stopt half op de Bornerbroeksestraat en rijdt daarna iets achteruit alsof de auto geparkeerd wordt. Daarna rijdt de bestuurder weer iets naar voren. Een auto die voor de Corsa van links komt, en dus eigenlijk voorrang zou moeten verlenen kan ook gewoon doorrijden, omdat de bestuurder blijft wachten. 20:19:39: De Corsa rijdt ineens in een versnelling rechtsaf de Bornerbroeksestraat in, in de richting van de Rembrandtlaan. De bestuurder draagt lichte/grijze bovenkleding. De beelden eindigen om 21.00.00 uur. In de tussenliggende tijd heb ik, verbalisant [verbalisant 1] , geen soortgelijke voertuigen meer gezien en ook geen andere bijzonderheden die van belang zouden kunnen zijn voor de overval.

Voetnoten

1.Als hieronder wordt verwezen naar bewijsmiddelen, dan zijn dit bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.