4.3Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot het verweer
Het verweer treft alleen al geen doel vanwege het Schutznorm-beginsel. Het aan de getuige gegeven verschoningsrecht is een recht ten behoeve van de getuige. De verdachte kan er geen rechten aan ontlenen. Als de politie tekort zou zijn geschoten in zijn informatieplicht jegens de getuige, dan geeft dat de verdachte geen recht op enige compensatie. Wat er dus ook zij van de stelling van de raadsman over een gebrekkige informering van de getuige, naar het oordeel van de rechtbank is geen inbreuk gemaakt op de rechtens te beschermen belangen van de verdachte.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat er geen sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a Sv. De door de getuige [getuige 1] op 14 oktober 2019 afgelegde verklaring hoeft daarom ook niet van het bewijs te worden uitgesloten.
Met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 8 juni 2019 te Almelo een overval heeft plaatsgevonden op [chinees restaurant] . Aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij op 08 juni 2019 aan het werk was in het restaurant. Omstreeks 20:30 uur, zag [slachtoffer] een persoon het restaurant binnenkomen. De persoon was in het donker gekleed, droeg een capuchon over zijn hoofd en had een rode plastic boodschappentas bij zich. Toen de persoon voor de balie stond zag [slachtoffer] dat de persoon uit het niets een pistool in zijn rechterhand hield. De persoon richtte het pistool op [slachtoffer] en drukte het pistool op haar voorhoofd. De persoon zei: “pak het geld, pak het geld”. Omdat het kennelijk niet snel genoeg ging, kwam de persoon achter de toonbank. De persoon greep in de geldlade en pakte brief- en muntgeld uit de kassa. Hierna verliet de persoon het pand. [slachtoffer] is achter de persoon aangelopen en zag dat persoon in een auto stapte.
Getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij in de keuken van het restaurant was en op enig moment [slachtoffer] hoorde zeggen: “rustig rustig, en wat wilt u”. [getuige 2] hoorde verder dat een persoon meerdere keren tegen [slachtoffer] zei: “Ik wil geld, nu hier dat geld”. [getuige 2] zag toen dat door deze persoon een overval werd gepleegd. De persoon had in zijn linkerhand een roodkleurige plastic tas vast en had een zwartkleurig wapen in zijn rechterhand. De persoon richtte het wapen eerst naar beneden in de richting van de dochter van [getuige 2] die naast [slachtoffer] stond. Daarna zwaaide de persoon naar links en naar rechts met het wapen, om aan te geven dat het geld snel in de tas moest worden gedaan. De persoon richtte daarna het wapen op [slachtoffer] . [getuige 2] zag toen dat [slachtoffer] het geld uit de kassa haalde en dit in de plastic tas van de persoon legde. De persoon droeg een zwarte bivakmuts, een zwarte jas met zwarte capuchon, zwarte schoenen, een zwarte spijkerbroek en zwarte handschoenen.
Getuige [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ) heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij op 8 juni 2019 tussen 20:15 en 20:30 uur eten heeft gehaald bij het [chinees restaurant] . Toen [getuige 3] het restaurant verliet, zag zij een persoon met zwarte kleding, een capuchon over zijn hoofd en een sjaal voor zijn mond haar richting oplopen vanuit de richting van de Wetstraat. [getuige 3] is naar haar auto gegaan en weggereden via de Wetstraat. Op het moment dat [getuige 3] de Wetstraat in reed zag zij een Opel Corsa in de Wetstraat geparkeerd staan met de neus in haar richting. [getuige 3] zag dat er een man achter het stuur van de Opel Corsa zat. Terwijl [getuige 3] verder reed zag zij in de binnenspiegel van haar auto dat de man met capuchon en sjaal voor de mond, die zij even daarvoor gezien had, in de Opel Corsa stapte. De Opel Corsa reed direct weg, rechtsaf de Bornerbroeksestraat in.
In de processen-verbaal bevindingen van de politie wordt onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat op de camerabeelden van het perceel [adres 2] te Almelo te zien is dat op 8 juni 2019 om 20:10 uur een donkere Opel Corsa met het kenteken [kenteken] vanuit de Anjelierstraat aan komt rijden. De Opel Corsa rijdt vervolgens de Bornerbroeksestraat in, in de richting van de Wetstraat. De bestuurder van de Opel Corsa draagt grijze bovenkleding. De bijrijder van de auto draagt zwarte bovenkleding en heeft zijn rechterarm rustend op het portier. Om 20:24 uur rijdt de Opel Corsa vanaf de Bornerbroeksestraat/Wetstraat in de richting van de Schoolstraat/Violierstraat en vervolgens in de richting van de Anjelierstraat te Almelo. In de tussenliggende tijd is de Opel Corsa verder niet meer op de camera in beeld gekomen. Op camerabeelden van het perceel [adres 3] te Almelo, waarvan de camera staat gericht op de Bornerbroeksestraat, alsmede een deel van de Joost van den Vondelstraat, is te zien dat op 8 juni 2019 om 20:12 uur een Opel Corsa, donker van kleur, over de Bornerbroeksestraat rijdt komende vanaf de richting Rembrandtlaan en gaande in de richting van de Willem Kloosstraat. Om 20:19 uur rijdt de Opel Corsa vanaf de Joost van den Vondelstraat in de richting van de Bornerbroeksestraat. De bestuurder van de Opel Corsa draagt lichte/grijze bovenkleding en de bijrijder zwarte bovenkleding. De Opel Corsa stopt half op de Bornerbroeksestraat en rijdt daarna iets achteruit alsof de auto geparkeerd wordt. Een auto die voor de Opel Corsa van links komt, en dus eigenlijk voorrang zou moeten verlenen kan ook gewoon doorrijden, omdat de Opel Corsa blijft wachten. Om 20:19 uur rijdt de Opel Corsa ineens in een versnelling rechtsaf de Bornerbroeksestraat in, in de richting van de Rembrandtlaan. In de tussenliggende tijd zijn er geen soortgelijke voertuigen op de camera in beeld gekomen.
Getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] , de moeder van verdachte, heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij een donkerblauwe Opel Corsa heeft met het kenteken [kenteken] . Volgens [getuige 1] maakt verdachte ook gebruik van deze auto. Op camerabeelden van 8 juni 2019 tussen 20:00 uur en 21:00 uur waarop de Opel Corsa is te zien, herkent [getuige 1] verdachte als bestuurder van de Opel Corsa. [getuige 1] verklaart hierover dat zij verdachte herkent aan zijn baard, zijn kleur haar en zijn grijze vest.
Getuige [getuige 4] (hierna: [getuige 4] ), zus van verdachte, heeft onder meer verklaard dat haar moeder een Opel Corsa heeft met het kenteken [kenteken] . Deze auto wordt ook gebruikt door verdachte. Op prints van de camerabeelden van 8 juni 2019 tussen 20:00 uur en 21:00 uur waarop de Opel Corsa is te zien herkent [getuige 4] verdachte als bestuurder van de Opel Corsa.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de Opel Corsa met het kenteken [kenteken] die op de camerabeelden te zien is inderdaad de auto van zijn moeder is. Verdachte heeft verder geen verklaring willen afleggen over het ten laste gelegde feit en heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen.
Naar vaste jurisprudentie kan de omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden op zichzelf, mede gelet op het bepaalde in artikel 29, eerste lid, Wetboek van Strafvordering (Sv), niet tot het bewijs bijdragen. Dat brengt echter niet mee dat de rechter, indien een verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem ten laste gelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, dat niet in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal zou mogen betrekken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte voor alle voornoemde belastende feiten en omstandigheden die redengevend zijn voor het bewijs – zoals de camerabeelden van de percelen [adres 2] en [adres 3] waarop op 8 juni 2019 tussen 20:00 uur en 20:30 de Opel Corsa van de moeder van verdachte te zien is in de buurt van [chinees restaurant] waar de overval is gepleegd, de herkenning van verdachte door zijn moeder en zus als de bestuurder van deze Opel Corsa, de verklaring van [getuige 3] dat zij een persoon met een capuchon over zijn hoofd en een sjaal voor zijn mond richting het restaurant heeft zien lopen die kort daarna in een Opel Corsa stapte die aan de Wetstraat stond geparkeerd, – geen enkele redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven. Integendeel, verdachte heeft juist verklaard dat de Opel Corsa met het kenteken [kenteken] op de camerabeelden inderdaad de auto van zijn moeder is.
Al met al zijn er meerdere belastende bewijsmiddelen waaruit – tezamen genomen – de betrokkenheid van verdachte bij deze overval kan worden afgeleid.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte de ten laste gelegde overal zelf (volledig) gepleegd heeft. Evenmin is er voldoende bewijs dat tussen verdachte, enerzijds, en de persoon die het restaurant is binnengegaan, anderzijds, sprake is geweest van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking dat verdachte zou kunnen worden aangemerkt als medepleger van de overval. Verdachte zal dan ook van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Het subsidiair ten laste gelegde, de medeplichtigheid aan de overval op het restaurant, kan naar het oordeel van de rechtbank wel bewezen worden verklaard. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat verdachte rond het tijdstip van de overval in de Opel Corsa van zijn moeder samen met een passagier in de nabije omgeving van het restaurant reed. Ook blijkt daaruit dat door een getuige kort na de overval werd gezien dat een Opel Corsa geparkeerd stond aan de Wetstraat en dat een persoon die voldoet aan het signalement van de overvaller in de Opel Corsa is gestapt waarna de Opel Corsa wegreed. Door de overvaller naar het restaurant te brengen, met zijn auto op een strategische positie te gaan staan en na de overval de vlucht mogelijk te maken heeft verdachte zijn voortdurende betrokkenheid bij de overval getoond. Deze gedragingen in onderling verband bezien, brengen de rechtbank tot het oordeel dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij de overval op het restaurant en dat deze hulp van voldoende ondersteunende betekenis is geweest.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande en op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang, van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.