Op 18 februari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 17 februari 2020 een verzoek ingediend tot verlenging van een eerder opgelegde crisismaatregel, die op 14 februari 2020 was ingesteld. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op dezelfde dag, 18 februari 2020, gehouden. Tijdens deze zitting waren de betrokkene, bijgestaan door zijn waarnemend advocaat, en twee gz-psychologen aanwezig. De officier van justitie was niet ter zitting verschenen, omdat een nadere toelichting op het verzoek niet nodig werd geacht.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat volgens artikel 7:8 lid 3 WvGGZ de rechter binnen drie dagen na indiening van het verzoekschrift moet beslissen. Aangezien de termijn voor de crisismaatregel op 17 februari 2020 was verstreken, kon de maatregel niet worden voortgezet. Daarnaast concludeerde de rechtbank, op basis van de overgelegde stukken en de verklaringen van de gz-psychologen, dat er op dat moment geen sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, dat voortvloeit uit een psychische stoornis. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek tot verlenging van de crisismaatregel afgewezen.
De beschikking is mondeling gegeven door rechter W.M.B. Elferink en is op 20 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend. De beslissing is openbaar uitgesproken, waarbij A.S. Özsüren als griffier optrad.