ECLI:NL:RBOVE:2020:887

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 februari 2020
Publicatiedatum
28 februari 2020
Zaaknummer
08.178582.18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 28 februari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 29-jarige man uit Oldenzaal veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden voor het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval op de N734. De verdachte heeft op 26 maart 2018 met hoge snelheid verschillende auto's ingehaald op plaatsen waar dat niet was toegestaan, en heeft daarbij gevaarlijk rijgedrag vertoond. Dit leidde tot een frontale aanrijding met een andere auto, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opliep. Naast de gevangenisstraf heeft de rechtbank de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd voor de duur van vier jaren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat resulteerde in een aanrijding die zwaar lichamelijk letsel veroorzaakte bij het slachtoffer. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaren geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van het feit een langere ontzegging rechtvaardigde. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van het ongeval op het leven van het slachtoffer, die door het letsel niet meer in staat is om haar werk te doen en afhankelijk is van hulp van anderen.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair tenlastegelegde feit en heeft hem vrijgesproken van andere tenlasteleggingen. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 14 februari 2020, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord. De rechtbank heeft de wettelijke voorschriften toegepast en de beslissing is openbaar uitgesproken op 28 februari 2020.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.178582.18 (P)
Datum vonnis: 28 februari 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 februari 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Agelink en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zodanig onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, dan wel dat hij zodanig heeft gereden dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 26 maart 2018 te Oldenzaal in de gemeente Oldenzaal, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Losser en/of gaande in de richting Oldenzaal, daarmee rijdende op de Lossersestraat (N734),
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
met zeer hoge snelheid, althans met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur, een voor hem, verdachte uit over die weg rijdend ander motorrijtuig (personenauto) heeft ingehaald, waarbij hij een in die weg gelegen vluchtheuvel aan de linkerzijde voorbij is gereden en/of
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de Lossersestraat(N734)) en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of
op die linker rijstrook is blijven rijden en/of naar rechts is gegaan en/of (vervolgens) naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) , geheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Lossersestraat(N734) is terecht gekomen en/of
in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
geheel of gedeeltelijk rijdend op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Lossersestraat (N734)) is gebotst tegen, in elk geval in aanrijding is gekomen met een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Lossersestraat (N734)) rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 maart 2018 te Oldenzaal in de gemeente Oldenzaal, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Losser en/of gaande in de richting Oldenzaal, daarmee heeft gereden op de Lossersestraat (N734) en
met zeer hoge snelheid, althans met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur, een voor hem, verdachte uit over die weg rijdend ander motorrijtuig (personenauto) heeft ingehaald, waarbij hij een in die weg gelegen vluchtheuvel aan de linkerzijde voorbij is gereden en/of
op die linker rijstrook is blijven rijden en/of naar rechts is gegaan en/of (vervolgens) naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) , geheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Lossersestraat(N734) is terecht gekomen en/of
in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
geheel of gedeeltelijk rijdend op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Lossersestraat (N734)) is gebotst tegen, in elk geval in aanrijding is gekomen met een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Lossersestraat (N734)) rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen kan worden. Volgens de officier van justitie heeft de verdachte zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gereden, als gevolg waarvan sprake is van een zeer hoge mate van schuld aan de aanrijding in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW), waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor wat betreft een bewezenverklaring van de feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar zich wat betreft het letsel op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het letsel
Wat betreft het letsel bevat het dossier een geneeskundige verklaring d.d. 1 mei 2018 van [naam 1] , diverse processen-verbaal van bevindingen waarin, naar aanleiding van informatie van het slachtoffer, beschreven wordt wat op het moment van contact de stand van zaken was met betrekking tot het letsel en een brief van GZ-psycholoog [naam 2] , werkzaam voor Mediant Geestelijke Gezondheidszorg, d.d. 13 februari 2020, welke kort voor de zitting aan het dossier is toegevoegd. Daarnaast heeft het slachtoffer ter zitting een schriftelijke slachtofferverklaring voorgelezen in welke verklaring zij uiteen heeft gezet wat het ongeval heeft betekend voor haar dagelijks functioneren. Gelet op de aard en ernst van het letsel bij [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) zoals dat blijkt uit voornoemde stukken, kort samengevat, een gebroken borstbeen, klachten die passen bij niet aangeboren hersenletsel, te weten forse beperkingen in het functioneren vanaf het ongeval, zowel thuis als op het werk, en het grote contrast in het welzijn van het slachtoffer voor en na de aanrijding, is de rechtbank van oordeel dat het letsel dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW. Niet alleen kan de borstbeenbreuk in dit specifieke geval reeds aangemerkt worden als zwaar lichamelijk letsel gelet op de lange tijd die herstel van de breuk met zich meebracht, maar ook volgt uit voornoemde stukken dat het slachtoffer door het ongeval zeer forse beperkingen ondervindt in haar functioneren en tot op heden noch thuis, noch op haar werk, in staat is te functioneren zoals dat voor het ongeval het geval was, terwijl er geen uitzicht lijkt te zijn op een betekenisvolle verbetering van haar situatie.
Feit
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
  • Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , dossierpagina’s 20-45;
  • het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] , dossierpagina’s 84-86;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , dossierpagina’s 76-77;
  • de geneeskundige verklaring van [naam 1] , forensisch arts, van 1 mei 2018, dossierpagina’s 46-47;
  • de schriftelijke verklaring van GZ-psycholoog [naam 2] , werkzaam voor Mediant Geestelijke Gezondheidszorg, bij brief van 13 februari 2020;
  • het proces-verbaal van terechtzitting van 14 februari 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 26 maart 2018 te Oldenzaal in de gemeente Oldenzaal, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, komende uit de richting Losser en gaande in de richting Oldenzaal, daarmee rijdende op de Lossersestraat (N734),
zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
met zeer hoge snelheid, een voor hem, verdachte, uit over die weg rijdend andere personenauto heeft ingehaald, waarbij hij een in die weg gelegen vluchtheuvel aan de linkerzijde voorbij is gereden en
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en is blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg (de Lossersestraat (N734)) en het zich daarop bevindende verkeer en
op die linker rijstrook is blijven rijden, naar rechts is gegaan, vervolgens naar links is gegaan en met die door hem, verdachte, bestuurde personenauto, geheel op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Lossersestraat (N734) is terecht gekomen en
in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en
geheel rijdend op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Lossersestraat (N734)) in aanrijding is gekomen met een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Lossersestraat (N734)) rijdende, toen dicht genaderd zijnde andere personenauto,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 6 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor aan een ander zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder feit 1 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat uitgegaan moet worden van een andere letselcategorie en een andere schuldgradatie in de zin van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) dan waar de officier van justitie van uit gaat. Volgens de verdediging kan volstaan worden met een (forse) werkstraf en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor een beperkte duur.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft op 26 maart 2018 een ernstig ongeval veroorzaakt waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verschillende getuigen beschrijven hoe verdachte hen met hoge snelheid inhaalt op plaatsen waar dat niet toe is gestaan, op de baan voor tegemoetkomend verkeer blijft rijden, een vluchtheuvel aan de linkerzijde passeert, een rotonde in de verkeerde rijrichting neemt en uiteindelijk frontaal tegen de auto van het slachtoffer aanrijdt.
Het slachtoffer heeft ter zitting verteld dat zij nog dagelijks de fysieke, mentale en emotionele gevolgen van het ongeluk ervaart. Haar leven is compleet veranderd ten opzichte van voor het ongeluk. Zij is niet meer in staat haar werk te doen en ook privé is zij afhankelijk van de hulp van anderen geworden. Het slachtoffer verwacht niet dat er een volledig herstel zal zijn, maar moet de beperkingen die zij ervaart accepteren. En dat geldt ook voor haar gezin.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor het veroorzaken van een verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW waarbij zwaar lichamelijk letsel is veroorzaakt en waarbij sprake is van een zeer hoge mate van schuld, is dat een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel justitiële documentatie van
23 januari 2020 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor, onder andere, rijden onder invloed.
Verdachte ontkent op 26 maart 2018 (teveel) alcohol of drugs te hebben gebruikt. Na de aanrijding is bij verdachte bloed afgenomen, maar door een fout in de procedure is dat niet getest op de aanwezigheid van alcohol of verdovende middelen. De oorzaak van het aan roekeloosheid grenzende gedrag van verdachte kan aldus niet verklaard worden. Verdachte heeft daar zelf ook geen verklaring voor en heeft er ook geen onderzoek naar laten verrichten. De rechtbank ziet hierin aanleiding om aan verdachte een langere ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen op te leggen dan door de officier van justitie geëist.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden én een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van vier jaren, recht doet aan de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en op de artikelen 175 en 179 WVW.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor aan een ander zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van
4 (vier) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga - Koppes en mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A.J.H. Muurmans, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2020.
Buiten staat:
mr. M.A.H. Heijink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.