ECLI:NL:RBOVE:2020:878

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 februari 2020
Publicatiedatum
27 februari 2020
Zaaknummer
08/198702-19 en 08/151287-19 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing en poging tot afpersing met geweld en bedreiging

Op 27 februari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige verdachte, die werd beschuldigd van afpersing en poging tot afpersing. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 17 augustus 2019 te Hardenberg, waar de verdachte samen met een medeverdachte het slachtoffer, aangeduid als [aangever], heeft bedreigd met een mes en gedwongen tot de afgifte van geld. Tijdens de zitting op 13 februari 2020 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. A.E. Postma, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. T.R. Oude Veldhuis, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer hebben geïntimideerd door hem vast te pakken en met geweld te bedreigen, waarbij het slachtoffer onder druk werd gezet om geld af te geven. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en het slachtoffer in overweging genomen, evenals het bewijs dat is verzameld, waaronder een mes dat is aangetroffen en dat sporen vertoonde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan afpersing en poging tot afpersing, en legde een gevangenisstraf van zeven maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet was onderbouwd. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/198702-19 en 08/151287-19 (TUL) (P)
Datum vonnis: 27 februari 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 februari 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.E. Postma en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. T.R. Oude Veldhuis, advocaat te Hengelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 13 februari 2020, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een ander [aangever] heeft afgeperst dan wel van die [aangever] met (bedreiging van) geweld een geldbedrag heeft gestolen;
feit 2:heeft geprobeerd samen met een ander [aangever] af te persen dan wel van die [aangever] met (bedreiging van) geweld een geldbedrag te stelen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1hij op of omstreeks 17 augustus 2019 te Hardenberg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld[aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag (van in totaal ongeveer 80 euro), in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan die [aangever] toebehoorde,door:- die [aangever] , meermalen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam te duwen en/of aan het lichaam te trekken, en/of- die [aangever] (met kracht) bij de arm(en) te grijpen en/of vast te pakken en/of (vervolgens) tegen de muur te duwen en/of (vervolgens) de armen omhoog te duwen (tegen de muur aan) en/of vast te blijven houden, en/of- een mes, althans een scherp/puntig voorwerp vast te houden en/of te tonen en/of onderling uit te wisselen en/of (daarbij) te zeggen: "hier heb je een mes voor de zekerheid", en/of- meermalen, althans eenmaal een mes, althans een scherp/puntig voorwerp op/tegen de keel van die [aangever] te zetten, althans een mes, scherp/puntig voorwerp, te tonen/ voor te houden, en/of (daarbij) de woorden toe te voegen: "waar is je geld nou dan", en/of- de portemonnee (met inhoud) uit de broekzak/de handen van die [aangever] te grijpen,althans handelingen en/of woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mochtof zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 17 augustus 2019 te Hardenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, enig geldbedrag (van in totaal ongeveer 80 euro), in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:- die [aangever] , meermalen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam te duwen en/of aan het lichaam te trekken, en/of- die [aangever] (met kracht) bij de arm(en) te grijpen en/of vast te pakken en/of (vervolgens) tegen de muur te duwen en/of (vervolgens) de armen omhoog te duwen (tegen de muur aan) en/of vast te blijven houden, en/of- een mes, althans een scherp/puntig voorwerp vast te houden en/of te tonen en/of onderling uit te wisselen en/of (daarbij) te zeggen: "hier heb je een mes voor de zekerheid", en/of- meermalen, althans eenmaal een mes, althans een scherp/puntig voorwerp op/tegen de keel van die [aangever] te zetten, althans een mes, scherp/puntig voorwerp, te tonen/ voor te houden, en/of (daarbij) de woorden toe te voegen: "waar is je geld nou dan", en/of- de portemonnee (met inhoud) uit de broekzak/de handen van die [aangever] te grijpen, en/ofalthans handelingen en/of woorden van gelijke dreigende aard en/ofstrekking;
2hij op of omstreeks 17 augustus 2019 te Hardenberg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader (s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [aangever] toebehoorde:- bij die [aangever] een mes, althans een scherp/puntig voorwerp op/tegen de keel heeft gezet, althans een mes, scherp/puntig voorwerp aan die [aangever] heeft getoond/ voorgehouden, en/of (daarbij) de woorden toegeroepen: "is dit alles dan, is dit alles", en/of "meekomen jij naar de bank, je gaat honderd euro pinnen", en/of- (vervolgens) met een mes, althans een puntig/scherp voorwerp, achter die [aangever] is aan gerend en/of gelopen, althans handelingen heeft verricht en/of woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking heeft toegeroepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mochtof zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 17 augustus 2019 te Hardenberg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever] ,weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,- bij die [aangever] een mes, althans een scherp/puntig voorwerp op/tegen de keel heeft gezet, althans een mes, scherp/puntig voorwerp aan die [aangever] heeft getoond/ voorgehouden, en/of (daarbij) de woorden toegeroepen: "is dit alles dan, is dit alles", en/of "meekomen jij naar de bank, je gaat honderd euro pinnen", en/of- (vervolgens) met een mes, althans een puntig/scherp voorwerp, achter die [aangever] is aangerend en/of gelopen, althans handelingen heeft verricht en/of woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking heeft geroepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1] .
4.1
Inleiding
Uit de zich in het dossier bevindende verklaringen leidt de rechtbank de volgende gang van zaken af. Op 17 augustus 2019 was aangever [aangever] met een groep vrienden op [feest] te Hardenberg. Tegen 01:15 uur gingen zij naar de woning van [getuige 1] , waar zij beneden in de portiek aanbelden. Aangever klopte op een ruitje naast de deur en sloeg het glas kapot. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) kwamen naar beneden en wilden dat aangever de ruit zou vergoeden. Aangever werd uitgescholden en geslagen en ervoer de situatie als dermate bedreigend dat hij is weggerend. Later werd aangever gebeld of hij wilde komen om te praten met verdachte en [medeverdachte] over het vergoeden van de schade van de ruit. Toen hij kwam werd hij door verdachte en [medeverdachte] vastgepakt en bedreigd met een mes en heeft hij geld afgegeven. Vervolgens moest hij met beide verdachten mee naar een pinautomaat om meer geld te pinnen, maar is hij weggevlucht. Verdachte heeft ontkend dat hij een rol in het incident heeft gehad en heeft ontkend dat hij een mes bij zich had.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat beide feiten in de primaire variant wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onder 1 en 2, zowel primair als subsidiair, omdat verdachte geen oogmerk had zichzelf te bevoordelen, hij wilde slechts [medeverdachte] helpen de schade af te wikkelen. Verdachte heeft geen wezenlijke bijdrage geleverd en heeft ook geen geld aangepakt of gekregen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Aangever heeft in zijn aangifte verklaard dat hij, toen hij de woning binnenkwam, door [medeverdachte] werd vastgepakt op zijn linker bovenarm en meteen daarna door verdachte werd vastgepakt aan zijn rechter bovenarm en tegen de muur werd gedrukt. Hij hoorde dat verdachte riep tegen [medeverdachte] :
“doorzoek zijn zakken.”Aangever voelde dat verdachte zijn beide armen tegen de muur drukte en voelde dat [medeverdachte] een mes tegen zijn keel drukte. Aangever heeft verklaard dat [medeverdachte] tegen hem riep:
“waar heb je dat geld nou?”Aangever heeft daarop gezegd dat hij zijn portemonnee in zijn linker broekzak had. Vervolgens heeft hij verklaard dat [medeverdachte] de portemonnee uit zijn broekzak heeft gepakt, het geld eruit heeft geschud en vervolgens weer het mes tegen zijn keel drukte en riep:
“is dit alles dan, is dit alles dan?”Vervolgens riep [medeverdachte] , terwijl het mes nog steeds op de kaak van aangever lag:
“meekomen jij naar de bank, je gaat 100 euro bij pinnen.”Aangever heeft verklaard dat hij heeft gezegd dat hij zou meegaan om te pinnen en dat verdachten het geld uit de portemonnee mochten houden. Vervolgens is hij buiten zo snel mogelijk weggerend. Aangever heeft het mes omschreven als een soort klapmes dat je kan vouwen, met een bruin handvat en een vlak lemmet met een punt eraan. [2]
Voorts bevindt zich in het dossier de verklaring van getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ). [getuige 2] heeft kort na het incident verklaard dat verdachte en [medeverdachte] meteen naar aangever toeliepen en tegen hem begonnen te schreeuwen. Zij zag dat er een mes tevoorschijn kwam en dat [medeverdachte] het mes in zijn rechterhand had. [3] Verder bevindt zich in het dossier de verklaring van getuige [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ) die kort na het incident is verhoord. [getuige 3] heeft verklaard dat [medeverdachte] dreigend op aangever afkwam, hem heel vaak uitschold en 100 euro van hem wilde hebben. Aangever pakte toen zijn portemonnee en gaf zijn geld aan [medeverdachte] . [getuige 3] heeft vervolgens verklaard dat [medeverdachte] nog meer geld wilde hebben en dat aangever dat moest gaan pinnen. [getuige 3] zag dat verdachte een mes tevoorschijn haalde en het mes aan [medeverdachte] gaf. [getuige 3] hoorde dat verdachte zei:
“hier heb je een mes voor de zekerheid.” [4] [getuige 3] heeft de volgende dag nog aanvullend verklaard dat aangever toen hij binnenkwam meteen door [medeverdachte] tegen de muur werd gedrukt en dat [medeverdachte] dreigde dat aangever moest betalen. [5] Ook getuige [getuige 4] heeft verklaard dat [medeverdachte] meteen agressief werd en zei dat aangever moest betalen voor het raampje. Zij heeft verklaard dat aangever heeft gezegd dat hij wel wilde betalen en geld aan [medeverdachte] gaf. Ook heeft zij verklaard dat verdachte een mes uit zijn zak haalde en dat heeft gegeven aan [medeverdachte] . [6] Verder bevindt zich in het dossier de verklaring van getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ), de buurman van [medeverdachte] , die heeft verklaard dat hij zag dat aangever erg bang was, tegen de muur werd gedrukt door beide verdachten en dat aan aangever werd gevraagd door [medeverdachte] of hij geld bij zich had. [getuige 1] hoorde verdachte zeggen dat het niet genoeg was en dat aangever mee moest naar de bank om te pinnen. Vervolgens zag hij dat verdachte een mes uit zijn broek pakte en dat aan [medeverdachte] gaf, waarna [medeverdachte] achter aangever aanrende. [7]
Uit de verklaring van getuige [getuige 5] (hierna: [getuige 5] ), beveiliger op [feest] , blijkt dat aangever naar hem toe is gegaan en heeft verteld dat hij is beroofd. Aangever wijst [medeverdachte] aan als de jongen die hem beroofd heeft. [getuige 5] heeft verklaard dat hij de jongen zag lopen die aangever had beroofd op ongeveer vijftien tot twintig meter afstand. De jongen ging de hoek om en [getuige 5] zag dat hij iets op de grond legde: een lang, bruin voorwerp. [getuige 5] heeft verklaard dat hij is doorgelopen en om de hoek bij de regenpijp een mes op de grond zag liggen. [8]
Het mes werd door [getuige 5] overhandigd aan de politie en later werd geconstateerd dat er rode vlekken op het mes zaten. [9] Het mes is bemonsterd [10] en uit onderzoek van het NFI is gebleken dat de kans dat het sporenmateriaal dat is aangetroffen op het mes afkomstig is van een ander dan verdachte, kleiner is dan één op één miljard. [11]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat het mes niet van hem is, maar dat hij het mes in de woning zag liggen, heeft opgepakt en heeft weggelegd met een hand die nog bloedde van een snijwond ontstaan bij het opruimen van het glas van de gesneuvelde ruit, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. De rechtbank heeft daarbij gelet op de getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] en [getuige 1] , die allen hebben verklaard dat verdachte degene was die het mes uit zijn broek haalde en het aan [medeverdachte] gaf.
De rechtbank is aldus van oordeel dat uit de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte samen met medeverdachte de ten laste gelegde handelingen hebben gepleegd.
Afpersing of diefstal met bedreiging van geweld
De rechtbank ziet zich vervolgens ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde voor de vraag gesteld of het handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd als een afpersing of een diefstal met (bedreiging met) geweld. Dezelfde vraag ligt voor bij feit 2, zij het dat het bij feit 2 gaat om een poging.
De rechtbank merkt op dat het bij diefstal met (bedreiging met) geweld in het bijzonder gaat om de wegnemingshandeling van de dader. Bij afpersing daarentegen staat niet de wegnemingshandeling van de dader centraal, maar de handeling tot afgifte van het slachtoffer die door dwang, geweld of bedreiging met geweld bewerkstelligd wordt. Het gaat om een kwalificatieverschil.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat beide verdachten door middel van intimidatie bestaande uit (verbaal) geweld en het dreigen met een mes – door het mes te tonen en tegen de keel van aangever te zetten – aangever daadwerkelijk hebben bewogen tot het afgeven van een geldbedrag. Dat de portemonnee van aangever uit zijn handen werd gegrist en het geld er door [medeverdachte] werd uitgeschud, doet niet af aan het willen geven van het geld door aangever. Naar het oordeel van de rechtbank is het handelen van verdachte onder feit 1 aan te merken als afpersing. De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde onder 2 is aan te merken als een poging afpersing. Door het dreigen met een mes wilden verdachten aangever bewegen tot het pinnen van geld om dat vervolgens af te geven.
De raadsvrouw heeft bepleit dat geen sprake kan zijn van afpersing dan wel diefstal met bedreiging van geweld omdat bij verdachte het oogmerk op bevoordeling ontbrak. De rechtbank is van oordeel dat naar de uiterlijke verschijningsvorm het handelen van verdachte niet anders kan worden uitgelegd dan dat hij zichzelf door zijn handelen wilde bevoordelen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Medeplegen
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen, omdat verdachte geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het ten laste gelegde. Volgens de raadsvrouw heeft verdachte geen geweld gebruikt en heeft hij geen medewerking verleend aan de afpersing.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard in het geval dat twee of meer personen gezamenlijk een strafbaar feit plegen, waarbij niet alle delictsbestanddelen door beide verdachten behoeven te zijn vervuld. Wel moet zijn komen vast te staan dat bij het begaan van het strafbare feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Dit dient aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval te worden beoordeeld.
Hierbij kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de verklaring van aangever en de verklaringen van de getuigen [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] en [getuige 1] blijkt dat beide verdachten samen aangever intimideren door hem vast te pakken en tegen hem te schreeuwen dat ze geld willen hebben. Verdachte was aldus aanwezig vlak voor en tijdens de uitvoering van de afpersing. Verdachte was vervolgens weliswaar niet degene die aangever heeft bedreigd met een mes, maar hij heeft het mes aan [medeverdachte] gegeven en daarbij gezegd:
“hier heb je een mes voor de zekerheid.”Vervolgens was verdachte degene die zei dat het niet genoeg was en aangever naar de bank moest om meer geld te pinnen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] is komen vast te staan. Verdachte heeft door de beschreven handelingen te verrichten de afpersing en de poging afpersing mogelijk gemaakt, terwijl hij op belangrijke momenten aanwezig was en zijn rol als aangever van het mes een cruciale was. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1hij en/of [medeverdachte] op 17 augustus 2019 te Hardenberg, tezamen en in vereniging met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag (van in totaal ongeveer 80 euro), dat aan die [aangever] toebehoorde, door:- die [aangever] , tegen het lichaam te duwen en- die [aangever] met kracht bij de arm vast te pakken en vervolgens tegen de muur te duwen en vervolgens de armen omhoog te duwen (tegen de muur aan) en vast te blijven houden, en- een mes vast te houden en te tonen en onderling uit te wisselen en daarbij te zeggen: "hier heb je een mes voor de zekerheid", en- meermalen een mes tegen de keel van die [aangever] te zetten, althans een mes te tonen en daarbij de woorden toe te voegen: "waar is je geld nou dan", en- de portemonnee met inhoud uit de handen van die [aangever] te grijpen;
2hij en/of [medeverdachte] op 17 augustus 2019 te Hardenberg, tezamen en in vereniging, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, dat aan die [aangever] toebehoorde:- bij die [aangever] een mes tegen de keel heeft/hebben gezet, althans een mes aan die [aangever] heeft/hebben getoond en daarbij de woorden toegeroepen: "is dit alles dan, is dit alles", en/of "meekomen jij naar de bank, je gaat honderd euro pinnen", en- vervolgens met een mes, achter die [aangever] is/zijn aangerend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit 2
het misdrijf:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van zeven maanden met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, niet uitgelaten over een op te leggen straf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan afpersing en een poging tot afpersing van aangever. Verdachte heeft daarbij geweld gebruikt tegen aangever. Hij heeft aangever vastgepakt en tegen de muur gedrukt. Verdachte had een mes bij zich, waarmee zijn medeverdachte heeft gedreigd om aangever een geldbedrag te doen afgeven. Verdachte heeft met zijn intimiderende gedrag aangetoond dat hij geen respect heeft voor andermans lichamelijke integriteit noch voor het eigendomsrecht van anderen. Dit soort feiten is in het algemeen zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Daarnaast heeft de verdachte aangever in het bijzonder, maar ook de andere aanwezigen die ongewild getuige zijn geweest van het ten laste gelegde, angst aangejaagd. Gelet op de brutaliteit en de ernst van de feiten acht de rechtbank de gepleegde feiten bijzonder verwerpelijk.
Verdachte is, blijkens het hem betreffende uittreksel Justitiële Documentatie van 9 januari 2020 recent veroordeeld voor gewelds- en drugsgerelateerde delicten, waaronder een veroordeling op een datum die ligt na de pleegperiode van onderhavig bewezen feit, waardoor toepassing gegeven dient te worden aan artikel 63 Sr. Het gaat daarbij om de veroordeling van 8 november 2019 door de politierechter van de Rechtbank Overijssel.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de vroeghulprapportage van Reclassering Nederland van 19 augustus 2019 en een retourzending rapportageverzoek van de reclassering van 11 november 2019. De reclassering heeft geconstateerd dat verdachte niet gemotiveerd is voor begeleiding van de reclassering en zijn eigen plan wil trekken. De reclassering ziet dan ook geen mogelijkheden om met behulp van toezicht of begeleiding het risico op recidive te kunnen beperken. Ook is er een verzoek gedaan aan het NIFP tot het doen van onderzoek naar de persoon van verdachte. Drs. N.A. Schoenmaker, GZ-psycholoog, heeft op 30 augustus 2019 gerapporteerd dat er grote zorgen zijn over verdachte. Uit eerdere onderzoeken in 2014 en 2015 blijkt de diagnose ODD en een gedragsstoornis. Gelet op de ongemotiveerde houding van verdachte voor begeleiding en verandering denkt de psycholoog dat een verder NIFP-onderzoek de zorgelijke ontwikkelingen niet kan keren en is geen nieuw onderzoek naar verdachte gedaan.
De rechtbank houdt bij de op te leggen straf voorts rekening met straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en zij hanteert daarom als uitgangspunt de oriëntatiepunten die zien op straatroof met licht geweld of verbale bedreiging, vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten indiceren een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Gelet op de weinig gemotiveerde houding van verdachte om mee te werken aan reclasseringstoezicht en de omstandigheid dat verdachte klaarblijkelijk niet geleerd heeft van eerdere veroordelingen, ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid dan het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest, passend en geboden is.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[aangever] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen, maar heeft in zijn vordering geen bedrag aangegeven.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft in het schadeformulier weliswaar te kennen gegeven dat hij schade heeft geleden die veroorzaakt is door het ten laste gelegde, maar hij heeft zijn schade niet onderbouwd en heeft geen bedrag ter hoogte van de schade vermeld. De rechtbank zal de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 08/151287-19 niet-ontvankelijk zal worden verklaard, omdat de voorwaardelijke opgelegde straf al ten uitvoer is gelegd.
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie en heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 57 en 63 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en onder 2 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit 2
het misdrijf:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en onder 2 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [aangever] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- bepaalt dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is de vordering tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. F. van der Maden en mr. D. ten Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PLO600-2019365449. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van aangifte [aangever] van 17 augustus 2019 (PL0600-2019365449-1), pagina’s 25 tot en met 27.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 17 augustus 2019, (PL0600-2019365449-2), pagina’s 33 en 34.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 17 augustus 2019, (PL0600-2019365449-3), pagina’s 36 en 37.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 18 augustus 2019, (PL0600-2019365449-30), pagina’s 38 tot en met 41.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] van 17 augustus 2019, (PL0600-2019365449-7), pagina’s 38 tot en met 41.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 17 augustus 2019, (PL0600-2019365449-27), pagina’s 48 en 49.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] van 21 augustus 2019, (PL0600-2019365449-40), pagina’s 57 tot en met 59.
9.Proces-verbaal van bevindingen van 17 augustus 2019, (PL0600-2019365449-34), pagina 128.
10.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict van 13 september 2019, (PL0600-2019365449-47), pagina 128.
11.Een geschrift zijnde een NFI-rapport DNA-onderzoek van 4 oktober 2019 van een maatwerkonderzoek in Hardenberg op 17 augustus 2019 .