ECLI:NL:RBOVE:2020:850

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
26 februari 2020
Zaaknummer
C/08/241656 / KG ZA 19-319
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H. Bottenberg-van Ommeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking bij verkoop van gezamenlijke woning na echtscheiding

In deze zaak vordert de vrouw, eiseres, dat haar ex-man, gedaagde, meewerkt aan de verkoop van hun gezamenlijke woning. De vrouw is sinds 2017 onder de WSNP en heeft herhaaldelijk verzocht om de woning te verkopen, maar de man heeft hier niet aan meegewerkt. De vrouw stelt dat er een spoedeisend belang is bij de verkoop, omdat zij nog steeds hoofdelijk aansprakelijk is voor de hypothecaire verplichtingen. De man heeft verweer gevoerd en betwist dat er sprake is van een spoedeisend belang en dat de vrouw toestemming heeft om te procederen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw ontvankelijk is in haar vorderingen en dat er voldoende aanleiding is om de vorderingen toe te wijzen. De rechter bepaalt dat de woning moet worden verkocht door een onafhankelijke NVM-geregistreerde makelaar en dat de man binnen twee weken na betekening van het vonnis een verkoopopdracht moet verlenen. Ook wordt bepaald dat de man de woning vier dagen voor de eigendomsoverdracht moet ontruimen en dat hij de helft van de makelaars- en notariskosten moet betalen. De rechter wijst de vorderingen van de vrouw toe en compenseert de proceskosten tussen partijen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer : C/08/241656 / KG ZA 19-319
Vonnis in kort geding van 30 januari 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen de vrouw,
advocaat: mr. A.R. de Witte te Hengelo (O),
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen de man,
advocaat: mr. I. Mercanoglu te Almelo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 december 2019,
  • de mondelinge behandeling gehouden op 16 januari 2020, waarbij [eiseres] is
verschenen, bijgestaan door mr. A.R. de Witte. Ook [gedaagde] is verschenen, bijgestaan door mr. I. Mercanoglu,
- de aantekeningen van de griffier van het verhandelde ter zitting.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum 1] 2006 te [woonplaats] in algehele gemeenschap van goederen gehuwd.
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank d.d. [datum 2] 2011 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Op 1 november 2011 is de beschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
Tot de gemeenschap van partijen behoort het appartementsrecht, rechtgevend op het uitsluitend gebruik van de woning aan [het adres] te [woonplaats] (hierna te noemen: de woning).
2.4.
Op de woning rust een hypothecaire lening van € 121.000,00.
2.5.
Op 2 mei 2017 heeft deze rechtbank de Wettelijke Schuldsanering Natuurlijke Personen (hierna: WSNP) ten aanzien van de vrouw uitgesproken met benoeming van mevrouw M.L. Wijlens tot bewindvoerder.
2.6.
Bij brief van 10 januari 2019 is de man door de vrouw aangeschreven met het verzoek de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire geldlening te laten ontslaan, bij gebreke waarvan de woning alsnog dient te worden verkocht.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert -kort samengevat- dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:- bepaalt dat de woning aan [het adres] te [woonplaats] dient te worden verkocht door een onafhankelijke NVM-geregistreerde makelaar, tegen een marktconforme prijs en tegen de door de NVM gehanteerde voorwaarden en bedingen, waarbij de man veroordeelt wordt om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de verkoopopdracht te verlenen aan de NVM-geregistreerde makelaar en nadien zijn medewerking te verlenen aan de bezichtigingen en akte van levering en overschrijving een en ander op straffe van een dwangsom;
- bepaalt dat, als de man hier niet aan mee werkt, dit vonnis in de plaats zal treden van de noodzakelijke toestemming/wilsverklaring/handtekening van de man tot het in verkoop geven van de woning en in de plaats komt van de voor de eigendomsoverdracht en levering noodzakelijke toestemming/wilsverklaring/handtekening, en dat dit vonnis in de daartoe bestemde registers kan worden ingeschreven;
- bepaalt dat de kosten van de gezamenlijke woning voor rekening van de man komen en dat de man uiterlijk vier dagen voor de eigendomsoverdracht de (helft van de) makelaars- en notariskosten zal voldoen aan de makelaar/notaris, op straffe van een dwangsom;
- bepaalt dat de man de woning vier dagen voor de eigendomsoverdracht dient te ontruimen op straffe van een dwangsom;
- bepaalt dat mevrouw [A] dient mee te werken aan de inhoud van dit vonnis, op straffe van een dwangsom.
Subsidiair:- bepaalt dat de woning en de hypotheek aan de man wordt toebedeeld en dat de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid wordt ontslagen en indien mocht blijken dat dit niet binnen twee maanden na betekening van dit vonnis lukt, de woning alsnog dient te worden verkocht onder de voorwaarden zoals onder het primair gevorderde.
Primair en subsidiair:- bepaalt dat de man in de kosten van deze procedure moet worden veroordeeld, waaronder begrepen de kosten van de deurwaarder, te vermeerderen met de nakosten.
3.2.
De vrouw legt aan haar vordering ten grondslag dat de man er al sinds 2013 van op de hoogte is dat de man de woning over dient te nemen en dat de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid zou worden ontslagen.
Ondanks herhaaldelijk verzoek van de vrouw is de man er niet in geslaagd de woning met bijbehorende hypotheek over te nemen. De vrouw is per 2 mei 2017 in de WSNP terecht gekomen en de verwachting is dat de WSNP eindigt op 2 mei 2020. De vrouw wenst op korte termijn duidelijkheid ter zake haar financiële situatie. De vrouw heeft er daarom belang bij dat de woning zo spoedig mogelijk te koop wordt aangeboden en dat zij uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid wordt ontslagen.
3.3.
De man heeft verweer gevoerd tegen de vordering van de vrouw.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De man heeft zich in eerste instantie op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de vrouw zich niet lenen voor een behandeling in kort geding. Er is geen sprake van een spoedeisend belang. Ook heeft de man gesteld dat de vrouw geen toestemming heeft om te mogen procederen, althans, die toestemming blijkt niet uit de e-mail van de bewindvoerder van 2 augustus 2019.
4.2.
De vrouw stelt zich daarentegen op het standpunt dat de vorderingen zich wel lenen voor een behandeling in kort geding. Er is al jaren sprake van een onverdeelde boedel. Omdat de situatie uitzichtloos is en omdat het einde van de WSNP in zicht is, is er sprake van een spoedeisend belang en dienen de vorderingen te worden toegewezen. Dat de vrouw mag procederen van de bewindvoerder, blijkt volgens haar uit de e-mail van
2 augustus 2019.
4.3.
Het standpunt van de man dat de vrouw geen spoedeisend belang heeft, wordt door de voorzieningenrechter niet gevolgd. Indien de vrouw zou moeten worden gevolgd in haar stelling dat de woning moet worden verkocht, heeft zij er belang bij dat dit zo snel mogelijk plaatsvindt, te meer nu zij nog steeds hoofdelijk aansprakelijk is voor de hypothecaire verplichtingen ter zake van de woning die zij al jaren geleden heeft verlaten.
4.4.
Ook het verweer van de man dat de vrouw geen toestemming heeft van de bewindvoerder om te mogen procederen wordt door de voorzieningenrechter niet gevolgd. Uit de e-mail van 2 augustus 2019 volgt duidelijk dat er toestemming is gegeven om een gerechtelijke procedure te starten. Dat als voorwaarde is gesteld dat de vrouw geen nieuwe schulden mag maken, maakt dat niet anders. Als haar vordering niet wordt afgewezen, maakt ze immers geen nieuwe schulden. Ook is de rechter-commissaris op de hoogte, welke ook heeft ingestemd met het starten van een procedure. De beschermingsbewindvoerder van de vrouw was tijdens de mondelinge behandeling aanwezig en ook hij heeft geen bezwaren geuit tegen de gestarte procedure. Daarmee staat voldoende vast dat de vrouw het kort geding aanhangig kon en mocht maken.
4.5.
Nu is geoordeeld dat de vrouw ontvankelijk is in haar vorderingen, zal de voorzieningenrechter overgaan tot de inhoudelijke behandeling van de zaak.
4.6.
Tussen partijen is gezien hun wederzijdse stellingen niet meer in geschil dat de woning dient te worden verkocht.
De man zegt de woning voor € 110.000,00 te kunnen verkopen aan een kennis, hetgeen een redelijke prijs is en waarmee veel (verkoop)kosten kunnen worden bespaard. De vrouw wenst echter dat de woning te koop wordt aangeboden op de markt, omdat uit niets blijkt dat de man de woning voor dit bedrag kan verkopen en omdat een verkoop op de markt volgens haar zal kunnen leiden tot een hogere opbrengst. De woning is hoger getaxeerd, namelijk voor een bedrag van € 114.000,00. Als er een bod komt van een kopende partij, moet dit bod eerst voorgelegd worden aan de bewindvoerder.
4.7.
Het is voor de voorzieningenrechter niet voldoende vast komen te staan dat de man de woning voor € 110.000,00 kan verkopen aan een kennis. De man heeft geen van zijn stellingen aannemelijk gemaakt: er is geen bod (op papier) en er is geen koopovereenkomst. De vrouw kan op deze wijze niet verder. Nu partijen niet tot een minnelijke regeling zijn gekomen en tussen partijen vast staat dat de woning verkocht zal moeten worden, zal de voorzieningenrechter de vorderingen van de vrouw toewijzen als na te melden.
4.8.
De vrouw verzoekt om een onafhankelijk NVM-geregistreerde makelaar te benoemen. De man heeft hiertegen geen verweer gevoerd. De vraag is welke makelaar de woning dient te gaan verkopen.
4.9.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de advocaat van de vrouw aan de advocaat van de man drie NVM-makelaars met als werkgebied (mede) [woonplaats] dient voor te stellen, waarna de man de mogelijkheid heeft om één van deze makelaars te kiezen. De keuze van de man dient uiterlijk binnen vijf werkdagen na ontvangst van de brief/e-mail van de advocaat van de vrouw per brief/e-mail aan de advocaat van de vrouw kenbaar te zijn gemaakt. Indien de man zijn keuze niet binnen voornoemde termijn kenbaar maakt, staat het de vrouw vrij om zelf een NVM-makelaar met als werkgebied (mede) [woonplaats] aan te wijzen. Voorts zal worden bepaald dat de woning dient te worden verkocht tegen een door de (ingeschakelde) NVM-makelaar te bepalen reële, marktconforme prijs.
4.10.
Omdat er al zeven jaren niets is gebeurd en er geen concrete stappen van de man zijn gezien, is er naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aanleiding om te bepalen dat, indien de man niet zijn medewerking verleent tot het in verkoop geven van de woning bij de (gekozen dan wel aangewezen) NVM-makelaar en aan de eigendomsdracht van de woning bij de notaris, dit vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man tot het in verkoop geven van de woning bij de makelaar, en in de plaats komt van de voor de eigendomsoverdracht en levering van de woning noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man. Deze vordering van de vrouw zal dan ook worden toegewezen.
4.11.
Omdat partijen gezamenlijk eigenaar zijn van de woning, dienen de kosten van de makelaar en de notaris door ieder van partijen voor de helft te worden gedragen.
4.12.
Hetgeen tot op heden naar voren is gebracht, is voor de voorzieningenrechter aanleiding om de vorderingen van de vrouw als na te melden toe te wijzen. Voor het toewijzen van de vordering onder 6, namelijk te bepalen dat de man de kosten van de woning (hypothecaire lening, gemeentelijke belastingen, waterschapsbelasting, onderhoudskosten, kosten van gas, water, elektra en de kosten van de woonhuisverzekering), zelf dient te voldoen, ziet de voorzieningenrechter geen reden.
De man betaalt deze kosten al jaren zelfstandig en er is geen reden om aan te nemen dat hij dat de komende tijd niet meer zal doen. Nu de primaire vordering van de vrouw zal worden toegewezen, komt de voorzieningenrechter aan de subsidiaire vordering niet toe.
4.13.
Omdat partijen voormalige echtelieden zijn, worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter in kort geding
5.1.
bepaalt dat de gezamenlijke onroerende zaak, staande en gelegen aan [het adres] te [woonplaats] , kadastraal bekend gemeente Lonneker, sectie [1] dient te worden verkocht door:
- zijdens de advocaat van de vrouw aan de advocaat van de man per brief/e-mail drie NVM-makelaars met als werkgebied (mede) [woonplaats] voor te stellen, waarna de man de mogelijkheid heeft om één van deze makelaars te kiezen, welke keuze hij uiterlijk binnen vijf werkdagen na ontvangst van de brief/email van de vrouw kenbaar dient te maken; indien de man zijn keuze niet binnen voornoemde termijn kenbaar maakt, staat het de vrouw vrij om zelf een NVM-makelaar met als werkgebied (mede) Enschede aan te wijzen;
- verkoop van de woning tegen een door deze NVM-makelaar te bepalen reële marktconforme prijs tegen de door de makelaar gehanteerde gebruikelijke voorwaarden en tarieven;
5.2.
veroordeelt de man om binnen twee weken na betekening van dit vonnis een verkoopopdracht te verlenen aan de (gekozen of aan te wijzen) NVM-makelaar zoals beschreven onder 5.1;
5.3.
veroordeelt de man om de makelaar, al dan niet met koopgegadigden, op eerste verzoek toe te laten tot de woning;
5.4.
veroordeelt de man om op eerste verzoek, althans binnen één week na het eerste verzoek, te verschijnen bij de notaris en zijn medewerking te verlenen aan het tot stand komen van de akte van levering aan koper en overschrijving daarvan op zijn/haar naam in de openbare registers met betrekking tot de woning;
5.5.
bepaalt dat als de man niet meewerkt aan de veroordelingen onder 5.1 tot en met 5.4, dit vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man tot het in verkoop geven van de woning bij de makelaar, en in de plaats komt van de voor de eigendomsoverdracht en levering van de woning noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man, met bepaling dat dit vonnis in de daartoe bestemde registers kan worden ingeschreven, indien twee weken na datum van dit vonnis zijn verstreken, alsmede met de bepaling dat de opgemaakte akte rechtsgeldig in de daartoe bestemde registers kan worden ingeschreven;
5.6.
veroordeelt de man om de woning uiterlijk vier dagen voor de eigendomsoverdracht met al het zijne te ontruimen en te verlaten en ontruimd te houden;
5.7.
veroordeelt de man om uiterlijk vier dagen voor de eigendomsoverdracht de helft van de makelaars- en notariskosten te voldoen aan de makelaar respectievelijk de notaris;
5.8.
bepaalt dat de huidige partner van de man, mevrouw [A] (geboortedatum [geboortedatum] ) dient mee te werken aan het tot op heden bepaalde c.q. bovenstaande dient te gehengen en te gedogen, op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat de partner van de man in gebreke blijft hieraan te voldoen, tot een maximum van € 20.000,00 is bereikt;
5.9.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere keer dat hij niet aan één van de in 5.2., 5.3., 5.4., 5.6. en 5.7. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 20.000,00 is bereikt;
5.10.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van deze procedure draagt;
5.11. verklaart dit vonnis tot zover uitvoer bij voorraad;
5.12.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg-van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2020.