4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 3 en 4 primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder
1 primair, 2 en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op donderdag 30 november 2017 werd door de Belgische autoriteiten in de haven van Antwerpen een hoeveelheid van 692,3 kilo cocaïne aangetroffen in een container met het nummer [nummer 1] .
De container [nummer 1] is vanuit Nieuw Zeeland via Panama naar Antwerpen vervoerd met het motorschip [naam schip] .Het motorschip [naam schip] is op 29 november 2017 om 21:18:00 uur de Nederlandse wateren binnen gevaren.
Tijdens een doorzoeking op 11 december 2017 op het adres [adres 3] in Breda, zijnde de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] , werd een document gevonden met een overzicht van een lijst met containernummers die betrekking hebben op een Bill of Lading voorzien van het nummer [nummer 2] . Deze Bill of Lading behoort bij het motorschip [naam schip] dat op 30 november 2017 is gearriveerd in de haven van Antwerpen.
De cocaïne werd door de Belgische opsporingsautoriteiten uit de container gehaald en de container werd vervolgens vrijgegeven om te worden opgehaald. De container met het nummer [nummer 1] is opgehaald door een vrachtwagen met het kenteken [kenteken 2] uit de haven van Antwerpen op 30 november 2017.Voor het ophalen van de container werd een Alfapas voorzien van nummer [nummer 3] gebruikt. Uit onderzoek is gebleken dat deze Alfapas is afgegeven op naam van [naam 1] , geboren [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] ,
De vrachtwagen met het kenteken [kenteken 2] staat op naam gesteld van [bedrijf 3] B.V. en is verhuurd aan [bedrijf 2] B.V. op 30 november 2017. Deze vrachtwagen is samen met een oplegger voorzien van kenteken [kenteken 3] doorverhuurd aan [bedrijf 4] door [bedrijf 2] BV voor de periode 29 november 2017 tot en met
1 december 2017. De huurovereenkomst tussen [bedrijf 2] BV en [bedrijf 4] is getekend door [medeverdachte 1] namens [bedrijf 4] .
Tijdens de doorzoeking in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] is voorts een huurovereenkomst aangetroffen tussen [bedrijf 2] en [bedrijf 4] . In de huurovereenkomst wordt [bedrijf 4] vertegenwoordigd door [medeverdachte 1] . De huurovereenkomst heeft betrekking op de huur van een DAF XF460 vrachtwagen voorzien van het kenteken [kenteken 2] en een D-Tec Multicontaineroplegger voorzien van het kenteken [kenteken 3] .
De huurperiode genoemd in de huurovereenkomst vangt aan op 29 november 2017 en eindigt op 1 december 2017. De huurovereenkomst is namens [bedrijf 4] op 29 november 2017 getekend door [medeverdachte 1] . Op de huurovereenkomst is het rijbewijsnummer opgenomen wat op naam staat van medeverdachte [medeverdachte 1] maar door hem op
5 september 2017 is omgewisseld voor een nieuw rijbewijs. In de huurovereenkomst is vermeld dat de huurprijs van € 847,- contant is betaald.
Bij het bedrijf [bedrijf 2] B.V. zijn alle verhuurgegevens gevorderd die betrekking hebben op de trekker voorzien van het kenteken [kenteken 2] en de oplegger voorzien van het kenteken [kenteken 3] over de periode van 29 november 2017 tot en met
11 december 2017. Op 26 januari 2018 werd door het onderzoeksteam een mail ontvangen van [bedrijf 2] B.V. dat de trekker en het container chassis zijn verhuurd aan een zekere [naam 2] . In de mail welke afkomstig was van [naam 3] stond dat [bedrijf 2] B.V. de trekker na drie dagen terug heeft gekregen. Door [bedrijf 2] B.V. werd een kopie van een huurovereenkomst verstrekt met [bedrijf 4] die betrekking heeft op genoemde trekker en oplegger. De huurovereenkomst vertoonde sterke gelijkenis met de huurovereenkomst die tijdens de doorzoeking van de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] werd aangetroffen. Deze vertoonde echter ook verschillen. De handtekeningen onder [bedrijf 4] waren verschillend, de naam [medeverdachte 1] ontbrak, de handtekening van [naam 3] ontbrak, alsmede de opmerking “paid cash € 847,-”. Hiernaar gevraagd werd er van [bedrijf 2] B.V. een e-mail ontvangen met de mededeling dat [naam 3] een vergissing had gemaakt, dat het [medeverdachte 1] moest zijn in plaats van [naam 2] , dat de vrachtwagen na drie dagen was teruggebracht en dat medeverdachte [medeverdachte 1] had aangegeven de huurovereenkomst kwijt te zijn. Hij had verzocht een nieuwe te maken en hij vroeg om de oude huurovereenkomst niet meer te gebruiken.
[naam 3] heeft op 21 februari 2018 om 13:40 uur verklaard dat hij van medeverdachte [medeverdachte 1] een huurcontract moest opmaken met een onjuiste naam, kenteken en zonder nummer.
[naam 3] heeft tijdens dit verhoor voorts verklaard dat hij een Alfa-pass voor medeverdachte [medeverdachte 1] heeft aangevraagd, waarmee hij in de Belgische havens containers kon ophalen.
Uit tapgesprekken tussen medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt dat [medeverdachte 2] op 27 november 2017 om 17:33 uur aan medeverdachte [medeverdachte 1] de opdracht geeft om een trekker te huren.Op 29 november 2017 om 17:45 uur krijgt [naam 3] een emailbericht van [e-mail 1] met het verzoek een trekker met een chassis te huren.[naam 3] heeft op 21 februari 2018 om 13:40 uur verklaard dat hij een email ontving van [bedrijf 4] met de vraag of hij een vrachtwagen te huur had en dat hij vervolgens werd gebeld door medeverdachte [medeverdachte 1] . Medeverdachte [medeverdachte 1] wilde van hem een trekker en containerchassis huren voor drie dagen en heeft hier € 850,- contant voor betaald.Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in zijn twaalfde verhoor op
6 maart 2018 verklaard dat hij op verzoek van verdachte een vrachtwagen met het kenteken [kenteken 2] heeft gehuurd.Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft in de periode van 29 november 2017 tot 1 december 2017 telefonisch contact met [naam 4] en [naam 5] over “ [medeverdachte 1] ”, een trekker en over het rijden van “dat ding”.
Tijdens de doorzoeking in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] is een dagvaarding aangetroffen, waarop op de achterzijde stond geschreven [e-mail 1] . Protonmail is een gratis encrypted emailprogramma.Volgens de website van [bedrijf 4] Trans zou de hoofdvestiging gevestigd zijn op het adres [adres 4] te Eindhoven. Navraag bij de receptie van het pand op dit adres heeft geleerd dat [bedrijf 4] niet is gevestigd op dit adres. Verder komt de naam niet voor binnen het (historische) register van de Kamer van Koophandel.
[naam 1] heeft verklaard dat hij op 30 november 2017 is aangesproken door drie personen die dringend een chauffeur nodig hadden voor het vervoer van een container uit de haven van Antwerpen naar de omgeving van Rotterdam. Deze drie personen zouden een trekker en een oplegger ter beschikking stellen. Hij zou hier € 400,- voor krijgen. [naam 1] heeft verklaard dat hij op 30 november 2017 is opgehaald door een Nederlandse trekker, waarna de chauffeur hem een papiertje gaf met een containernummer, referentienummer en pincode. De chauffeur verstopte zich vervolgens in de slaapruimte van de trekker. [naam 1] reed met de container het haventerrein af.[naam 1] heeft verder verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] voornoemde chauffeur was.De telefoon in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 1] straalde op 30 november 2017 om 13:18 uur aan in Antwerpen.Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in zijn twaalfde verklaring op 6 maart 2018 aanvankelijk verklaard dat hij [naam 1] niet kent en dat hij niet in de slaapcabine heeft gelegen, maar hij heeft later tijdens datzelfde verhoor verklaard dat hij dit wel gedaan heeft omdat hij anders de haven niet in mocht.
Uit de track en trace gegevens van de vrachtwagen met het kenteken [kenteken 2] blijkt dat deze vrachtwagen op 30 november 2017 om 23:15 uur met de bestuurderspas van medeverdachte [medeverdachte 1] naar Breda is gereden, in de omgeving van het verblijfadres van medeverdachte [medeverdachte 1] .
Op 1 december 2017 om 11:16 uur wordt de vrachtwagen met het kenteken [kenteken 2] van Breda naar de [adres 5] te Rotterdam gereden met de bestuurderspas van medeverdachte [medeverdachte 1] . Uit opgenomen telecommunicatie van het telefoonnummer [telefoonnummer] op naam van medeverdachte [medeverdachte 1] komt naar voren dat zijn telefoon op 1 december 2017 om 12:30 uur de mastlocatie [adres 6] Heijplaat aanstraalt, gelegen vlakbij de [adres 5] te Rotterdam.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft op 3 december 2017 via WhatsApp contact met medeverdachte [medeverdachte 2] , waarin medeverdachte [medeverdachte 2] vraagt hoe laat ze de trekker terug gaan brengen en waarop medeverdachte [medeverdachte 1] aangeeft dat hij eerst wakker wil worden en dat ze daarna naar Etten gaan.
Uit de track en trace gegevens van de vrachtwagen met het kenteken [kenteken 2] blijkt dat de vrachtwagen op 3 december 2017 met de bestuurderspas van medeverdachte [medeverdachte 1] van Etten-Leur naar Rotterdam is gereden, vlakbij de locatie waar het bedrijfspand van [bedrijf 2] BV is gevestigd.Tijdens een telefoongesprek op
3 december 2017 om 11:17 uur zegt medeverdachte [medeverdachte 1] dat hij in de vrachtwagen zit bij Etten-Leur.
De oplegger [kenteken 3] die op 29 november 2017 door [bedrijf 2] B.V. aan [bedrijf 4] is verhuurd is op 5 december 2017 aangetroffen bij het bedrijf [bedrijf 5] B.V. aan [adres 2] 8 te Etten-Leur. Op de oplegger was een container van Hamburg SUD geplaatst met nummer [nummer 4] .
De eigenaar van het bedrijf [bedrijf 5] B.V. [eigenaar bedrijf 5] heeft verklaard dat hij van verdachte de opdracht had gekregen om een container met kenteken [kenteken 3] op te halen in Antwerpen en deze naar München te brengen en dat hij door verdachte op 4 december 2017 is gebeld met de opmerking dat de container eerst naar de douane in Antwerpen moest en vervolgens naar München. [eigenaar bedrijf 5] heeft voorts verklaard dat een chauffeur van hem op
6 december 2017 naar het douanekantoor is gereden om de container aan te bieden, maar dat er geen papieren bij zaten en dat de container met het chassis bij de douane is blijven staan.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft op 28 november 2017 meermalen telefonisch contact gehad met [eigenaar bedrijf 5] over de huur van een chassis en dat hij het chassis samen met medeverdachte [medeverdachte 1] bij [eigenaar bedrijf 5] zou ophalen.Op 1 december 2017 heeft medeverdachte [medeverdachte 2] nogmaals telefonisch contact met [eigenaar bedrijf 5] en vraagt [eigenaar bedrijf 5] of hij nog nieuws heeft, waarna [eigenaar bedrijf 5] medeverdachte [medeverdachte 2] verzoekt langs te komen omdat hij nieuws heeft.
Op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] is een verwijderde chat aangetroffen, waaruit blijkt dat ook medeverdachte [medeverdachte 1] op 1 december 2017 met [eigenaar bedrijf 5] heeft gebeld en bij [eigenaar bedrijf 5] thuis is langs geweest op dezelfde dag.
Op de computer die is aangetroffen tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte is een emailbericht aangetroffen van [eigenaar bedrijf 5] van 6 december 2017, waarin staat dat ze de hele dag in Antwerpen hebben gestaan en dat in overleg met de Douane in België is besloten de container met het chassis in zijn geheel achter te laten, met een reactie hierop van verdachte waarin staat dat hij de hele situatie betreurt en dat hij de factuur zal verzenden aan [e-mail 3] , de opdrachtgever.In de woning van verdachte werd voorts een factuur aangetroffen van [verdachte] welke gericht was aan [bedrijf 6] , Vilnius Litouwen, en waarop staat “foutvracht inzake [nummer 1] (problemen GIP en politiecontrole!)” met een totaalbedrag van € 3750,-.Uit informatie van de Spaanse autoriteiten blijkt dat het BTW nummer in de email van [verdachte] een identificatienummer van verdachte betreft.
Tijdens de doorzoeking in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] op 11 december 2017 is een geprinte email aangetroffen over bovengenoemde container. Dit betrof een email van [e-mail 3] naar [e-mail 2] op 28 november 2017 om 18:46 uur, waarin staat dat zij naar aanleiding van een telefoongesprek van de diensten van [verdachte] gebruik willen maken en dat het gaat om het ophalen van containers aan de [adres 1] , Antwerp Gateway op 29 november 2017. In de mail staat onder andere de container [nummer 1] en het pinnummer 2767581 vermeld.
Tevens werd tijdens de doorzoeking een uitgeprinte email aangetroffen van [e-mail 2] naar [bedrijf 4] , verzonden op 28 november 2017 om 18:50 uur waarin dezelfde tekst staat en waarin container [nummer 1] wordt vermeld. Deze mail werd later eveneens aangetroffen in de mailbox van [e-mail 1] .Ten tijde van het sturen van deze e-mails straalden de telefoon van verdachte, medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] het huisadres van verdachte aan.
Deze emailwisseling is ook aangetroffen op de tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte in beslag genomen computer.
Tijdens de doorzoeking in de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] is een computer in beslag genomen. Op het bureaublad van de computer staat het logo van [bedrijf 4] . Uit onderzoek blijkt verder dat tussen 1 november 2017 en 1 december 2017 het emailadres [e-mail 1] minimaal 29 keer is ingevuld in de Google Chrome Browser en verder 25 documenten zijn gedownload vanuit een emailbox van de website protonmail.com.
Op het moment dat op Google “Cock.li” wordt ingevoerd, betreffen de meeste resultaten artikelen over virus-, ransom- en dreigmails verzonden vanaf e-mailadressen met de domeinnaam @Cock.li. Het emailadres wordt ook gebruikt op het zogeheten “darkweb”.
Op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] is een foto aangetroffen van een rode zeecontainer met het nummer [nummer 1] , welke foto op 1 december 2017 om 11:47 uur is gemaakt op de locatie [adres 7] in Dordrecht.
Voorts is op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] een foto aangetroffen van een visitekaartje die op 1 december 2017 om 10:36 uur is gemaakt in de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] .
Op 5 december 2017 werd voornoemde container aangetroffen te Etten-Leur, waar de container was neergezet door medeverdachte [medeverdachte 1] .
Op 11 december 2017 werd de container voorzien van het nummer [nummer 1] aangetroffen bij de haven te Antwerpen. Door de douanediensten wordt te kennen gegeven aan de Federale Gerechtelijk Politie dat op 15 december 2017 de persoon genaamd [verdachte] zich heeft aangeboden bij de GIP Linkeroever. Hij wilde het containerchassis met nummerplaat [kenteken 3] ophalen.
Verdachte heeft op 25 mei 2018 verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] de bewuste container in Antwerpen heeft opgehaald en naar een locatie in België heeft gebracht, waar geconstateerd was dat het eruit was. Voorts heeft verdachte verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] kwaad en teleurgesteld de auto met de bewuste container vervolgens heeft meegenomen naar een locatie in Rotterdam, waar de bewuste container is gelost en nogmaals is doorzocht.
[naam 3] heeft op 21 februari 2018 om 17:41 uur verklaard dat hij door medeverdachte [medeverdachte 2] onder druk was gezet om eind december 2017 mee te werken, omdat medeverdachte [medeverdachte 2] in de problemen was gekomen omdat een partij drugs was gestuurd die later niet meer in de container zat.
[naam 3] heeft op 2 maart 2018 verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 2] 100.000 euro had gekregen van een Belg om alles te regelen en dat hij nog 65.000 euro moest krijgen van de Belg. Voorts heeft [naam 3] op 2 maart 2018 verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gezegd dat hij het alleen had gedaan omdat hem 15.000 euro was beloofd, dat hij daarna nog een gedeelte zou krijgen en dat medeverdachte [medeverdachte 2] medeverdachte [medeverdachte 1] al 15.000 gegeven had en achteraf nog een gedeelte zou krijgen.
Op 6 december 2017 vindt een ontmoeting plaats tussen drie personen, waarbij gesproken wordt over “de kale” en “ [medeverdachte 2] ”, dat [medeverdachte 2] te relaxed is en dat één van deze personen boos is omdat zijn opbrengst ergens niet bij is en de bak leeg is.Uit het dossier blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1] de bijnaam “de kale” heeft.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank, anders dan de officier en de verdediging, van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
De rechtbank deelt de opvatting van de raadsman dat indien de officier van justitie tot vrijspraak komt van het primair ten laste gelegde en de raadsman hierover ter terechtzitting gerichte vragen stelt, een goed strafproces (de discussie over het al dan niet bewezenverklaarde) gebaat is bij beantwoording van deze vragen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat op grond van vorenstaande weergave van de gang van zaken de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan.
Op 23 mei 2018 werd tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte een stroomstootwapen aangetroffen.Nadat batterijen in het stroomstootwapen werden geplaatst, werkte het wapen. Het stroomstootwapen is een wapen als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie II, onder 5, van de Wet Wapens en Munitie.Verdachte heeft bekend dit wapen voorhanden te hebben gehad.De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen is.
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte op 23 mei 2018 is een grote hoeveelheid hondenvoer aangetroffen. Dit hondenvoer was afkomstig uit de container voorzien van het nummer [nummer 1] .Op 25 mei 2018 heeft [aangever] namens het bedrijf [bedrijf 1] te München aangifte gedaan van de diefstal van hondenvoer uit deze container op 5 december 2017.
[verdachte] heeft verklaard dat [eigenaar bedrijf 5] pallets met dierenvoeding uit de container heeft gehaald en dat hij toen een pallet afkomstig uit deze container aan [verdachte] heeft gegeven.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.