ECLI:NL:RBOVE:2020:840

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
08/960037-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de smokkel van cocaïne en heling van diervoeder

Op 25 februari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 49-jarige man uit Sint Willebrord veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf voor de smokkel van 600 tot 700 kilo cocaïne en de heling van hondenvoer. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek door de Belgische autoriteiten, die op 30 november 2017 in de haven van Antwerpen een container met cocaïne aantroffen. De verdachte was betrokken bij het huren van een trekker en oplegger om de container naar Nederland te vervoeren. Tijdens de rechtszittingen op 28 en 30 januari en 17 februari 2020 werd de vordering van de officier van justitie, mr. A.C. Kramer, besproken, evenals de verdediging door de raadsman, mr. H.J. Bussink en mr. O.E. de Jong. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk binnenbrengen van een grote hoeveelheid cocaïne in Nederland, en dat hij ook een stroomstootwapen voorhanden had. Daarnaast werd vastgesteld dat hij zich schuldig had gemaakt aan de heling van diervoeder, dat afkomstig was uit de container. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, en legde een gevangenisstraf op van zes jaar, rekening houdend met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/960037-18 (P)
Datum vonnis: 25 februari 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1970 in [geboorteplaats 1] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 28 januari 2020, 30 januari 2020 en 17 februari 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C. Kramer en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. H.J. Bussink, advocaat te Den Haag op 28 januari 2020 en mr. O.E. de Jong, advocaat te Den Haag op 30 januari 2020, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 29 augustus 2018, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1 primair:(medeplegen van) het invoeren en/of vervoeren en/of opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid cocaïne;
feit 1 subsidiair:(medeplegen van) voorbereidingshandelingen verrichten voor het invoeren en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een grote hoeveelheid cocaïne;
feit 2:het voorhanden hebben van een stroomstootwapen;
feit 3:(medeplegen van) opzetheling van een personenauto (een witte Hyundai 1X35 voorzien van het Belgische kenteken [kenteken 1] ).
feit 4 primair:(medeplegen van) diefstal van diervoeder;
feit 4 subsidiair:(medeplegen van) (opzet)heling van diervoeder.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 29 tot en met 30 november 2017, in elk
geval in of omstreeks de maand(en) november en/of december 2017, in/via de
Westerschelde en/of te Antwerpen, in elk geval in Nederland en/of België en/of
in de Nederlandse territoriale wateren,
tezamen en in vereniging met een ander, of anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld
in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of vervoerd en/of opzettelijk
aanwezig heeft gehad tussen de 600 en 700 kilogram cocaïne, in elk geval een
(handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
hij (op één of meer tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 29 tot en
met 30 november 2017, in elk geval in omstreeks de maand(en) november en/of
december 2017 in/via de Westerschelde en/of te Breda en/of te Antwerpen, in
elk geval in Nederland en/of België en/of in/via de Nederlandse territoriale
wateren,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland
brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren, van
een (aanzienlijke) (handels)hoeveelheid van tussen de 600 en 700 kilogram van
een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij
de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
-een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat feit/die feiten te
plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij
behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
te verschaffen, en/of
-zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s)
wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het
plegen van het hierboven bedoelde feit
immers
- heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) telefonisch contact gehad over het huren van een trekker, en/of
- heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) via de mail contact gehad met elkaar en/of met één of meer andere perso(o)n(en) over het ophalen van een container met nummer [nummer 1] aan de [adres 1] in Antwerpen met afleveradres [bedrijf 1] in München, en/of (daarbij) één of meer (al dan niet vervalste) mailbericht(en) verstuurd aan en/of ontvangen van en/of doorgestuurd aan elkaar en/of één of meer andere perso(o)n(en) (met gebruikmaking van het mail-adres [e-mail 1] en/of het mail-adres “ [e-mail 2] ” en/of één of meer andere mail-adres(sen)) en/of
- heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) een trekker (voorzien van kenteken [kenteken 2] ) en/of een oplegger (voorzien van kenteken [kenteken 3] ) gehuurd bij [bedrijf 2] , en/of
- is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) met die trekker en/of die oplegger naar de haven in Antwerpen gereden, en/of
- heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (aldaar) die container (met nummer [nummer 1] ) (onder gebruikmaking van aan Alfapass op naam van [naam 1] ) opgehaald in de haven van Antwerpen, en/of
- is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) met die container naar Nederland gereden, en/of
- heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) die trekker met die oplegger (met daarop die container (met nummer [nummer 1] )) geparkeerd aan [adres 2] in Etten-Leur, en/of
- heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) die trekker afgekoppeld en teruggebracht naar [bedrijf 2] , en/of
- heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) die oplegger (met daarop die container (met nummer [nummer 1] )) in de omgeving van de douane in Antwerpen geparkeerd;
2.
hij op of omstreeks 23 mei 2018 te Sint Willebrord, althans in Nederland een
wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II onder 5 van de Wet wapens
en munitie, te weten een stroomstootwapen, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks de periode van 1 mei 2017 tot en met 20 november 2017 te
Sint Willebrord en/of Drunen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, een auto (te weten een witte Hyundai
IX35 voorzien van het Belgische [kenteken 1] ) heeft verworven, voorhanden
gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van
de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs
had(den) moeten vermoeden dat deze auto door misdrijf was verkregen;
4.
hij in of omstreeks 4 december 2017 tot en met 23 mei 2018 te Sint Willebrord
en/of Etten-Leur, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, een hoeveelheid diervoeder (van het merk
[hondenvoer] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [bedrijf 1]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar
mededader(s), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe
te eigenen
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
Hij op of omstreeks de periode van 4 december 2017 tot en met 23 mei 2018 te
Sint Willebrord en/of Etten-Leur, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, diervoeder (van het merk
[hondenvoer] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of
zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen
wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dit diervoeder
door misdrijf was verkregen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair en 4 primair ten laste gelegde en gevorderd verdachte te veroordelen ter zake het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1, 3 en 4 primair ten laste gelegde. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 2 en 4 subsidiair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 3 en 4 primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder
1 primair, 2 en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Feit 1
Op donderdag 30 november 2017 werd door de Belgische autoriteiten in de haven van Antwerpen een hoeveelheid van 692,3 kilo cocaïne aangetroffen in een container met het nummer [nummer 1] . [1]
De container [nummer 1] is vanuit Nieuw Zeeland via Panama naar Antwerpen vervoerd met het motorschip [naam schip] . [2] Het motorschip [naam schip] is op 29 november 2017 om 21:18:00 uur de Nederlandse wateren binnen gevaren. [3]
Tijdens een doorzoeking op 11 december 2017 op het adres [adres 3] in Breda, zijnde de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] , werd een document gevonden met een overzicht van een lijst met containernummers die betrekking hebben op een Bill of Lading voorzien van het nummer [nummer 2] . Deze Bill of Lading behoort bij het motorschip [naam schip] dat op 30 november 2017 is gearriveerd in de haven van Antwerpen. [4]
De cocaïne werd door de Belgische opsporingsautoriteiten uit de container gehaald en de container werd vervolgens vrijgegeven om te worden opgehaald. De container met het nummer [nummer 1] is opgehaald door een vrachtwagen met het kenteken [kenteken 2] uit de haven van Antwerpen op 30 november 2017. [5] Voor het ophalen van de container werd een Alfapas voorzien van nummer [nummer 3] gebruikt. Uit onderzoek is gebleken dat deze Alfapas is afgegeven op naam van [naam 1] , geboren [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] ,
De vrachtwagen met het kenteken [kenteken 2] staat op naam gesteld van [bedrijf 3] B.V. en is verhuurd aan [bedrijf 2] B.V. op 30 november 2017. Deze vrachtwagen is samen met een oplegger voorzien van kenteken [kenteken 3] doorverhuurd aan [bedrijf 4] door [bedrijf 2] BV voor de periode 29 november 2017 tot en met
1 december 2017. De huurovereenkomst tussen [bedrijf 2] BV en [bedrijf 4] is getekend door [medeverdachte 1] namens [bedrijf 4] . [6]
Tijdens de doorzoeking in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] is voorts een huurovereenkomst aangetroffen tussen [bedrijf 2] en [bedrijf 4] . In de huurovereenkomst wordt [bedrijf 4] vertegenwoordigd door [medeverdachte 1] . De huurovereenkomst heeft betrekking op de huur van een DAF XF460 vrachtwagen voorzien van het kenteken [kenteken 2] en een D-Tec Multicontaineroplegger voorzien van het kenteken [kenteken 3] .
De huurperiode genoemd in de huurovereenkomst vangt aan op 29 november 2017 en eindigt op 1 december 2017. De huurovereenkomst is namens [bedrijf 4] op 29 november 2017 getekend door [medeverdachte 1] . Op de huurovereenkomst is het rijbewijsnummer opgenomen wat op naam staat van medeverdachte [medeverdachte 1] maar door hem op
5 september 2017 is omgewisseld voor een nieuw rijbewijs. In de huurovereenkomst is vermeld dat de huurprijs van € 847,- contant is betaald. [7]
Bij het bedrijf [bedrijf 2] B.V. zijn alle verhuurgegevens gevorderd die betrekking hebben op de trekker voorzien van het kenteken [kenteken 2] en de oplegger voorzien van het kenteken [kenteken 3] over de periode van 29 november 2017 tot en met
11 december 2017. Op 26 januari 2018 werd door het onderzoeksteam een mail ontvangen van [bedrijf 2] B.V. dat de trekker en het container chassis zijn verhuurd aan een zekere [naam 2] . In de mail welke afkomstig was van [naam 3] stond dat [bedrijf 2] B.V. de trekker na drie dagen terug heeft gekregen. Door [bedrijf 2] B.V. werd een kopie van een huurovereenkomst verstrekt met [bedrijf 4] die betrekking heeft op genoemde trekker en oplegger. De huurovereenkomst vertoonde sterke gelijkenis met de huurovereenkomst die tijdens de doorzoeking van de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] werd aangetroffen. Deze vertoonde echter ook verschillen. De handtekeningen onder [bedrijf 4] waren verschillend, de naam [medeverdachte 1] ontbrak, de handtekening van [naam 3] ontbrak, alsmede de opmerking “paid cash € 847,-”. Hiernaar gevraagd werd er van [bedrijf 2] B.V. een e-mail ontvangen met de mededeling dat [naam 3] een vergissing had gemaakt, dat het [medeverdachte 1] moest zijn in plaats van [naam 2] , dat de vrachtwagen na drie dagen was teruggebracht en dat medeverdachte [medeverdachte 1] had aangegeven de huurovereenkomst kwijt te zijn. Hij had verzocht een nieuwe te maken en hij vroeg om de oude huurovereenkomst niet meer te gebruiken. [8]
[naam 3] heeft op 21 februari 2018 om 13:40 uur verklaard dat hij van medeverdachte [medeverdachte 1] een huurcontract moest opmaken met een onjuiste naam, kenteken en zonder nummer. [9]
[naam 3] heeft tijdens dit verhoor voorts verklaard dat hij een Alfa-pass voor medeverdachte [medeverdachte 1] heeft aangevraagd, waarmee hij in de Belgische havens containers kon ophalen. [10]
Uit tapgesprekken tussen medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt dat [medeverdachte 2] op 27 november 2017 om 17:33 uur aan medeverdachte [medeverdachte 1] de opdracht geeft om een trekker te huren. [11] Op 29 november 2017 om 17:45 uur krijgt [naam 3] een emailbericht van [e-mail 1] met het verzoek een trekker met een chassis te huren. [12] [naam 3] heeft op 21 februari 2018 om 13:40 uur verklaard dat hij een email ontving van [bedrijf 4] met de vraag of hij een vrachtwagen te huur had en dat hij vervolgens werd gebeld door medeverdachte [medeverdachte 1] . Medeverdachte [medeverdachte 1] wilde van hem een trekker en containerchassis huren voor drie dagen en heeft hier € 850,- contant voor betaald. [13] Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in zijn twaalfde verhoor op
6 maart 2018 verklaard dat hij op verzoek van verdachte een vrachtwagen met het kenteken [kenteken 2] heeft gehuurd. [14] Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft in de periode van 29 november 2017 tot 1 december 2017 telefonisch contact met [naam 4] en [naam 5] over “ [medeverdachte 1] ”, een trekker en over het rijden van “dat ding”. [15]
Tijdens de doorzoeking in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] is een dagvaarding aangetroffen, waarop op de achterzijde stond geschreven [e-mail 1] . Protonmail is een gratis encrypted emailprogramma. [16] Volgens de website van [bedrijf 4] Trans zou de hoofdvestiging gevestigd zijn op het adres [adres 4] te Eindhoven. Navraag bij de receptie van het pand op dit adres heeft geleerd dat [bedrijf 4] niet is gevestigd op dit adres. Verder komt de naam niet voor binnen het (historische) register van de Kamer van Koophandel. [17]
[naam 1] heeft verklaard dat hij op 30 november 2017 is aangesproken door drie personen die dringend een chauffeur nodig hadden voor het vervoer van een container uit de haven van Antwerpen naar de omgeving van Rotterdam. Deze drie personen zouden een trekker en een oplegger ter beschikking stellen. Hij zou hier € 400,- voor krijgen. [naam 1] heeft verklaard dat hij op 30 november 2017 is opgehaald door een Nederlandse trekker, waarna de chauffeur hem een papiertje gaf met een containernummer, referentienummer en pincode. De chauffeur verstopte zich vervolgens in de slaapruimte van de trekker. [naam 1] reed met de container het haventerrein af. [18] [naam 1] heeft verder verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] voornoemde chauffeur was. [19] De telefoon in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 1] straalde op 30 november 2017 om 13:18 uur aan in Antwerpen. [20] Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in zijn twaalfde verklaring op 6 maart 2018 aanvankelijk verklaard dat hij [naam 1] niet kent en dat hij niet in de slaapcabine heeft gelegen, maar hij heeft later tijdens datzelfde verhoor verklaard dat hij dit wel gedaan heeft omdat hij anders de haven niet in mocht. [21]
Uit de track en trace gegevens van de vrachtwagen met het kenteken [kenteken 2] blijkt dat deze vrachtwagen op 30 november 2017 om 23:15 uur met de bestuurderspas van medeverdachte [medeverdachte 1] naar Breda is gereden, in de omgeving van het verblijfadres van medeverdachte [medeverdachte 1] . [22]
Op 1 december 2017 om 11:16 uur wordt de vrachtwagen met het kenteken [kenteken 2] van Breda naar de [adres 5] te Rotterdam gereden met de bestuurderspas van medeverdachte [medeverdachte 1] . Uit opgenomen telecommunicatie van het telefoonnummer [telefoonnummer] op naam van medeverdachte [medeverdachte 1] komt naar voren dat zijn telefoon op 1 december 2017 om 12:30 uur de mastlocatie [adres 6] Heijplaat aanstraalt, gelegen vlakbij de [adres 5] te Rotterdam. [23]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft op 3 december 2017 via WhatsApp contact met medeverdachte [medeverdachte 2] , waarin medeverdachte [medeverdachte 2] vraagt hoe laat ze de trekker terug gaan brengen en waarop medeverdachte [medeverdachte 1] aangeeft dat hij eerst wakker wil worden en dat ze daarna naar Etten gaan. [24]
Uit de track en trace gegevens van de vrachtwagen met het kenteken [kenteken 2] blijkt dat de vrachtwagen op 3 december 2017 met de bestuurderspas van medeverdachte [medeverdachte 1] van Etten-Leur naar Rotterdam is gereden, vlakbij de locatie waar het bedrijfspand van [bedrijf 2] BV is gevestigd. [25] Tijdens een telefoongesprek op
3 december 2017 om 11:17 uur zegt medeverdachte [medeverdachte 1] dat hij in de vrachtwagen zit bij Etten-Leur. [26]
De oplegger [kenteken 3] die op 29 november 2017 door [bedrijf 2] B.V. aan [bedrijf 4] is verhuurd is op 5 december 2017 aangetroffen bij het bedrijf [bedrijf 5] B.V. aan [adres 2] 8 te Etten-Leur. Op de oplegger was een container van Hamburg SUD geplaatst met nummer [nummer 4] . [27]
De eigenaar van het bedrijf [bedrijf 5] B.V. [eigenaar bedrijf 5] heeft verklaard dat hij van verdachte de opdracht had gekregen om een container met kenteken [kenteken 3] op te halen in Antwerpen en deze naar München te brengen en dat hij door verdachte op 4 december 2017 is gebeld met de opmerking dat de container eerst naar de douane in Antwerpen moest en vervolgens naar München. [eigenaar bedrijf 5] heeft voorts verklaard dat een chauffeur van hem op
6 december 2017 naar het douanekantoor is gereden om de container aan te bieden, maar dat er geen papieren bij zaten en dat de container met het chassis bij de douane is blijven staan. [28]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft op 28 november 2017 meermalen telefonisch contact gehad met [eigenaar bedrijf 5] over de huur van een chassis en dat hij het chassis samen met medeverdachte [medeverdachte 1] bij [eigenaar bedrijf 5] zou ophalen. [29] Op 1 december 2017 heeft medeverdachte [medeverdachte 2] nogmaals telefonisch contact met [eigenaar bedrijf 5] en vraagt [eigenaar bedrijf 5] of hij nog nieuws heeft, waarna [eigenaar bedrijf 5] medeverdachte [medeverdachte 2] verzoekt langs te komen omdat hij nieuws heeft. [30]
Op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] is een verwijderde chat aangetroffen, waaruit blijkt dat ook medeverdachte [medeverdachte 1] op 1 december 2017 met [eigenaar bedrijf 5] heeft gebeld en bij [eigenaar bedrijf 5] thuis is langs geweest op dezelfde dag. [31]
Op de computer die is aangetroffen tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte is een emailbericht aangetroffen van [eigenaar bedrijf 5] van 6 december 2017, waarin staat dat ze de hele dag in Antwerpen hebben gestaan en dat in overleg met de Douane in België is besloten de container met het chassis in zijn geheel achter te laten, met een reactie hierop van verdachte waarin staat dat hij de hele situatie betreurt en dat hij de factuur zal verzenden aan [e-mail 3] , de opdrachtgever. [32] In de woning van verdachte werd voorts een factuur aangetroffen van [verdachte] welke gericht was aan [bedrijf 6] , Vilnius Litouwen, en waarop staat “foutvracht inzake [nummer 1] (problemen GIP en politiecontrole!)” met een totaalbedrag van € 3750,-. [33] Uit informatie van de Spaanse autoriteiten blijkt dat het BTW nummer in de email van [verdachte] een identificatienummer van verdachte betreft.
Tijdens de doorzoeking in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] op 11 december 2017 is een geprinte email aangetroffen over bovengenoemde container. Dit betrof een email van [e-mail 3] naar [e-mail 2] op 28 november 2017 om 18:46 uur, waarin staat dat zij naar aanleiding van een telefoongesprek van de diensten van [verdachte] gebruik willen maken en dat het gaat om het ophalen van containers aan de [adres 1] , Antwerp Gateway op 29 november 2017. In de mail staat onder andere de container [nummer 1] en het pinnummer 2767581 vermeld.
Tevens werd tijdens de doorzoeking een uitgeprinte email aangetroffen van [e-mail 2] naar [bedrijf 4] , verzonden op 28 november 2017 om 18:50 uur waarin dezelfde tekst staat en waarin container [nummer 1] wordt vermeld. Deze mail werd later eveneens aangetroffen in de mailbox van [e-mail 1] . [34] Ten tijde van het sturen van deze e-mails straalden de telefoon van verdachte, medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] het huisadres van verdachte aan. [35]
Deze emailwisseling is ook aangetroffen op de tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte in beslag genomen computer. [36]
Tijdens de doorzoeking in de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] is een computer in beslag genomen. Op het bureaublad van de computer staat het logo van [bedrijf 4] . Uit onderzoek blijkt verder dat tussen 1 november 2017 en 1 december 2017 het emailadres [e-mail 1] minimaal 29 keer is ingevuld in de Google Chrome Browser en verder 25 documenten zijn gedownload vanuit een emailbox van de website protonmail.com. [37]
Op het moment dat op Google “Cock.li” wordt ingevoerd, betreffen de meeste resultaten artikelen over virus-, ransom- en dreigmails verzonden vanaf e-mailadressen met de domeinnaam @Cock.li. Het emailadres wordt ook gebruikt op het zogeheten “darkweb”. [38]
Op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] is een foto aangetroffen van een rode zeecontainer met het nummer [nummer 1] , welke foto op 1 december 2017 om 11:47 uur is gemaakt op de locatie [adres 7] in Dordrecht. [39]
Voorts is op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] een foto aangetroffen van een visitekaartje die op 1 december 2017 om 10:36 uur is gemaakt in de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] . [40]
Op 5 december 2017 werd voornoemde container aangetroffen te Etten-Leur, waar de container was neergezet door medeverdachte [medeverdachte 1] .
Op 11 december 2017 werd de container voorzien van het nummer [nummer 1] aangetroffen bij de haven te Antwerpen. Door de douanediensten wordt te kennen gegeven aan de Federale Gerechtelijk Politie dat op 15 december 2017 de persoon genaamd [verdachte] zich heeft aangeboden bij de GIP Linkeroever. Hij wilde het containerchassis met nummerplaat [kenteken 3] ophalen. [41]
Verdachte heeft op 25 mei 2018 verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] de bewuste container in Antwerpen heeft opgehaald en naar een locatie in België heeft gebracht, waar geconstateerd was dat het eruit was. Voorts heeft verdachte verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] kwaad en teleurgesteld de auto met de bewuste container vervolgens heeft meegenomen naar een locatie in Rotterdam, waar de bewuste container is gelost en nogmaals is doorzocht. [42]
[naam 3] heeft op 21 februari 2018 om 17:41 uur verklaard dat hij door medeverdachte [medeverdachte 2] onder druk was gezet om eind december 2017 mee te werken, omdat medeverdachte [medeverdachte 2] in de problemen was gekomen omdat een partij drugs was gestuurd die later niet meer in de container zat. [43]
[naam 3] heeft op 2 maart 2018 verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 2] 100.000 euro had gekregen van een Belg om alles te regelen en dat hij nog 65.000 euro moest krijgen van de Belg. Voorts heeft [naam 3] op 2 maart 2018 verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gezegd dat hij het alleen had gedaan omdat hem 15.000 euro was beloofd, dat hij daarna nog een gedeelte zou krijgen en dat medeverdachte [medeverdachte 2] medeverdachte [medeverdachte 1] al 15.000 gegeven had en achteraf nog een gedeelte zou krijgen. [44]
Op 6 december 2017 vindt een ontmoeting plaats tussen drie personen, waarbij gesproken wordt over “de kale” en “ [medeverdachte 2] ”, dat [medeverdachte 2] te relaxed is en dat één van deze personen boos is omdat zijn opbrengst ergens niet bij is en de bak leeg is. [45] Uit het dossier blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1] de bijnaam “de kale” heeft. [46]
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank, anders dan de officier en de verdediging, van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
De rechtbank deelt de opvatting van de raadsman dat indien de officier van justitie tot vrijspraak komt van het primair ten laste gelegde en de raadsman hierover ter terechtzitting gerichte vragen stelt, een goed strafproces (de discussie over het al dan niet bewezenverklaarde) gebaat is bij beantwoording van deze vragen.
Medeplegen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat op grond van vorenstaande weergave van de gang van zaken de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan.
Feit 2
Op 23 mei 2018 werd tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte een stroomstootwapen aangetroffen. [47] Nadat batterijen in het stroomstootwapen werden geplaatst, werkte het wapen. Het stroomstootwapen is een wapen als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie II, onder 5, van de Wet Wapens en Munitie. [48] Verdachte heeft bekend dit wapen voorhanden te hebben gehad. [49] De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen is.
Feit 4 subsidiair
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte op 23 mei 2018 is een grote hoeveelheid hondenvoer aangetroffen. Dit hondenvoer was afkomstig uit de container voorzien van het nummer [nummer 1] . [50] Op 25 mei 2018 heeft [aangever] namens het bedrijf [bedrijf 1] te München aangifte gedaan van de diefstal van hondenvoer uit deze container op 5 december 2017. [51]
[verdachte] heeft verklaard dat [eigenaar bedrijf 5] pallets met dierenvoeding uit de container heeft gehaald en dat hij toen een pallet afkomstig uit deze container aan [verdachte] heeft gegeven. [52]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1. primair.
hij in de maanden november en december 2017 via de Westerschelde en Antwerpen in de Nederlandse territoriale wateren,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als
bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, tussen de 600 en 700 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 23 mei 2018 te Sint Willebrord een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, voorhanden heeft gehad;
4 subsidiair.
hij in de periode van 4 december 2017 tot en met 23 mei 2018 te Sint Willebrord en/of Etten-Leur tezamen en in vereniging met een ander diervoeder (van het merk [hondenvoer] ) heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wisten dat dit diervoeder door misdrijf was verkregen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 en 4 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 10 van de Opiumwet, de artikelen 47 en 416 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de wet wapens en munitie, en het feit wordt begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 4 subsidiair
het misdrijf: medeplegen van opzetheling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1, 3 en 4 primair ten laste gelegde. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 2 en 4 subsidiair ten laste gelegde. De verdediging verzoekt een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest, eventueel aangevuld met een voorwaardelijke straf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne in Nederland. Verdachtes handelen draagt aldus in aanzienlijke mate bij aan de handel in en het gebruik van verdovende middelen, waardoor de volksgezondheid wordt bedreigd en waardoor ook wordt bevorderd dat gebruikers vermogensdelicten plegen om de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de heling van diervoer. Door aldus te handelen heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. Het voorhanden hebben van een verboden wapen veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving en onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 7 januari 2020.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie betreffende de verdachte van 9 januari 2020, waaruit blijkt dat verdachte onder meer is veroordeeld door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 23 september 2004 tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren en op 6 juli 2017 door de meervoudige strafkamer tot 44 dagen gevangenisstraf en een werkstraf van 200 uren. Dit betroffen overtredingen van de Opiumwet, terwijl verdachte op 30 juni 2016 door het Gerechtshof is veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf voor overtreding van de Wet Wapen en Munitie. Het gaat in deze gevallen dus om soortgelijke feiten als thans bewezenverklaard. De rechtbank weegt dit in het nadeel van de verdachte mee.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank voorts acht geslagen op de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hierin staat onder meer als uitgangspunt voor straftoemeting voor de invoer van meer dan 20 kilo harddrugs in georganiseerd verband, een gevangenisstraf van 72 maanden. Dit oriëntatiepunt gaat uit van een first offender.
Gelet op het hiervoor overwogene, waaronder de justitiële documentatie, ziet de rechtbank geen aanleiding om tot een lagere straf te komen.
De rechtbank zal derhalve een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren opleggen.
De voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst tot 25 februari 2020, 13.15 uur (datum en tijdstip van het uitspreken van dit vonnis). De verdediging heeft verzocht de voorlopige hechtenis per dat moment op te heffen, subsidiair opnieuw te schorsen. Gelet op dit vonnis en de immer aanwezige gronden ziet de rechtbank geen aanleiding de voorlopige hechtenis op te heffen. De rechtbank is van oordeel dat de voorlopige hechtenis tot heden is geschorst, waarbij het tijdsverloop van deze zaak een belangrijke afweging is geweest. Nu dat argument met het uitspreken van het vonnis is vervallen, wijst de rechtbank ook het verzoek tot het opnieuw schorsen van de voorlopige hechtenis af.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 en 4 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de wet wapens en munitie, en het feit wordt begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 4 subsidiair
het misdrijf: medeplegen van opzetheling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 en 4 subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. H.R. Schimmel en mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2020.

Voetnoten

1.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 706-708 en 729-730
2.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 11 en 12
3.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 25-26
4.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 31-33
5.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 96
6.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 96 en 108
7.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 67
8.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 82-83
9.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 1131
10.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 1128
11.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 514
12.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 517
13.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 1125
14.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 364
15.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 773-783
16.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 214
17.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 234 en 251
18.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 1099-1102
19.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 1103 en 1111
20.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 692
21.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 369
22.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 99
23.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 99
24.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 546
25.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 100
26.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 162
27.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 101
28.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 1018
29.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 787
30.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 788
31.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 545
32.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 557-558
33.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 454 en 559
34.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 436-437
35.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 495
36.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 555-556
37.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 570-573
38.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 604
39.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 544 en 545
40.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 545 en 79-80
41.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 631
42.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 1011
43.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 1183
44.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 1193
45.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 419-422
46.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 585
47.Zaaksdossier Bezit stroomstootwapen; pagina 13
48.Zaaksdossier Bezit stroomstootwapen; pagina 2-4
49.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 28 januari 2020
50.Zaaksdossier heling dierenvoer; pagina 17
51.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 734
52.Zaaksdossier; container Antwerpen; Pagina 968 en 991