ECLI:NL:RBOVE:2020:837

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
08/760043-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende woningoverval met vrijheidsberoving van een 82-jarige vrouw in De Krim

Op 10 december 2018 vond een gewapende woningoverval plaats in De Krim, waarbij drie mannen de 82-jarige bewoonster in haar woning overmeesterden. De bewoonster werd met een taser bedreigd en vervolgens in de meterkast opgesloten. De overvallers namen verschillende waardevolle goederen mee, waaronder een zitmaaier en een laptop. De vrouw werd pas 15 uur later bevrijd door vriendinnen, die zich zorgen maakten omdat ze niet was verschenen bij haar volksdansgroep. De rechtbank Overijssel heeft de verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen van zes jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich schuldig maakten aan diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachten een plan hadden gemaakt om de overval uit te voeren en dat zij rekening hadden gehouden met de mogelijkheid dat de bewoonster thuis zou zijn. De rechtbank achtte het opzet van de verdachte op het geweld dat de bewoonster is aangedaan bewezen, ondanks dat hij niet zelf de handelingen heeft verricht die tot de opsluiting in de meterkast leidden. De rechtbank legde een zware straf op, gezien de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/760043-19 (P)
Datum vonnis: 25 februari 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1973 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan de [adres 1] ,
nu verblijvende in de PI Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 februari 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.S. de Waard en van wat door verdachte en de raadsvrouw mr. M. Lok, advocaat te Hoogeveen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na een op 11 februari 2020 toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 10 december 2018 met anderen of alleen heeft ingebroken in een woning en met (bedreiging met) geweld goederen van [slachtoffer] heeft gestolen;
feit 2:op 10 december 2018 met anderen of alleen [slachtoffer] opzettelijk van haar vrijheid heeft beroofd door haar op te sluiten in een meterkast.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 10 december 2018 te De Krim, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,- een zitmaaier,- een afstandsbediening (van een roldeur),- een lader van een elektrische fiets,- één of meerdere siera(a)d(en),- een bankboekje van Rijkspoststaatsbank,- een handtas met inhoud en/of,- een laptop,in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:- zich naar de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben begeven,- de deur van de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben opengetrokken,- een taser in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt en/of,- die [slachtoffer] (vervolgens) in de meterkast heeft/hebben geduwd;
2
hij op of omstreeks 10 december 2018 te De Krim, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer] in de meterkast op te sluiten en achter te laten.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 10 december 2018 vindt tussen 19:15 en 19:30 uur een gewapende overval plaats aan de [adres 2] . Uit de aangifte komt naar voren dat wanneer de 82-jarige bewoonster [slachtoffer] haar kat naar buiten wil laten, zij bij de voordeur oog in oog komt te staan met een man met een bivakmuts. De man duwt [slachtoffer] de woning binnen, waarna een tweede man erbij komt die een taser in haar gezicht duwt. Wanneer het de man niet lukt om aangeefster te taseren, duwt de man met de bivakmuts [slachtoffer] in de meterkast, die door hem op slot wordt gedraaid. [slachtoffer] hoort vervolgens personen door de woning en de schuur lopen en ook hoort zij dat er goederen in een auto geladen worden. Hierna rijdt de auto zachtjes weg. De volgende ochtend rond 11:00 uur (15 uur later) wordt [slachtoffer] door vriendinnen uit de meterkast bevrijd. [slachtoffer] werd gemist bij de volksdansgroep waar zij normaal gesproken altijd op tijd verschijnt. [slachtoffer] verklaart dat ongeveer twee weken voor de overval twee mannen bij haar woning zijn geweest met de vraag of ze nog oud ijzer had. Uit de woning is een geelkleurige zitmaaier, een afstandsbediening van een roldeur, een lader van een elektrische fiets, meerdere sieraden, een handtas met inhoud en een laptop weggenomen.
Naar aanleiding van de gewapende overval start de politie een opsporingsonderzoek. Via meerdere anonieme meldingen, mede naar aanleiding van een uitzending van het televisieprogramma Opsporing Verzocht, TCI-informatie en een anonieme brief in combinatie met de historische telefoongegevens, komt de politie drie verdachten op het spoor: [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] . In de telefoon van [medeverdachte 2] worden foto’s aangetroffen van de bij [slachtoffer] weggenomen laptop. Uit getuigenverklaringen blijkt dat deze laptop door [medeverdachte 1] is verkocht. Daarnaast is op de trui van [slachtoffer] een mannelijk DNA-profiel aangetroffen. Het NFI heeft met betrekking tot dit mannelijke DNA-profiel 2 hypothesen vastgesteld. De hypothese dat het DNA afkomstig is van verdachte [medeverdachte 2] is 1 miljard keer waarschijnlijker dan dat het DNA afkomstig is van een willekeurige andere persoon. Verder zien verbalisanten tijdens een observatie op 1 april 2019 bij de woning van [medeverdachte 1] een aanhangwagen, met daarop een geelkleurige zitmaaier.
Verdachte en [medeverdachte 1] verklaren dat ze de overval met z’n drieën hebben gepleegd, maar dat zij niet wisten dat [slachtoffer] in de meterkast was opgesloten. [medeverdachte 2] heeft meerdere (tegenstrijdige) verklaringen afgelegd en verklaart ter terechtzitting zich weinig van de overval te herinneren.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Daarbij heeft hij zich onder meer gebaseerd op de aangifte, de aanvullende verklaringen van [slachtoffer] en de (deels) bekennende verklaring van verdachte. Uit het dossier blijkt dat de verdachten de woning hebben doorzocht en dat zij samen de buit hebben ingeladen en zijn vertrokken. Er was duidelijk sprake van een vooropgezet plan. Dat verdachte (al dan niet voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het opsluiten van [slachtoffer] in de meterkast leidt hij onder meer af uit de omstandigheid dat vooraf is besproken dat verdachten - indien zij zouden worden overlopen - de bewoonster met een taser zouden overmeesteren om zonder weerstand de goederen te stelen. Ondanks dat verdachte [slachtoffer] niet eigenhandig in de meterkast heeft opgesloten, was dit een scenario waar verdachte op voorhand rekening mee had kunnen houden. Bovendien moet verdachte op de terugweg in de auto hebben gehoord dat [medeverdachte 2] de bewoonster heeft opgesloten in de kast. Verdachte heeft geen actie ondernomen om haar te bevrijden.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 ten laste onderdeel ‘duwen van aangeefster in de meterkast’ en de onder 2 ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving. De raadvrouw stelt zich op het standpunt dat [medeverdachte 2] aangeefster op eigen initiatief heeft opgesloten in de meterkast en dat het opzet van cliënt op het medeplegen hiervan ontbreekt. De raadsvrouw voert hiertoe aan dat het opsluiten van [slachtoffer] in de meterkast geen onderdeel was van het plan en dat haar cliënt hier niet bij aanwezig was. Bovendien heeft [medeverdachte 2] tijdens het doorzoeken van de woning tegen haar cliënt gezegd dat hij [slachtoffer] in de slaapkamer had opgesloten. Cliënt hoorde pas vlak voor zijn aanhouding dat aangeefster was opgesloten in de meterkast. Volgens de raadsvrouw is dit een bizar scenario waar verdachte van te voren geen rekening mee hoefde te houden. De raadsvrouw stelt zich ten aanzien van de weggenomen goederen op het standpunt dat het bewijs ontbreekt voor de diefstal van de afstandsbediening en het postbankboekje.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit - met uitzondering van het wegnemen van de afstandsbediening en het postbankboekje, en het duwen van aangeefster in de meterkast, waarover hierna meer - heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), in de bijlage zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Het wegnemen van de afstandsbediening en het postbankboekje
Zowel uit de verklaring van [getuige 1] als uit het proces-verbaal van verhoor aangeefster blijkt dat een afstandsbediening van de roldeur van de garage is weggenomen. De rechtbank acht dit onderdeel dan ook wettig en overtuigend bewezen. Omdat uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet kan worden geconcludeerd dat uit de woning een bankboekje van Rijkspoststaatsbank is weggenomen, zal zij verdachte van dit onderdeel vrijspreken.
Het duwen van aangeefster in de meterkast
Zowel verdachte als [medeverdachte 1] verklaren dat niet zij, maar [medeverdachte 2] aangeefster in de meterkast heeft geduwd. De rechtbank overweegt dat op grond van de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat [medeverdachte 2] de persoon is geweest die aangeefster in de meterkast heeft geduwd. De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte ook opzet heeft gehad op het geweld dat bestond uit het duwen in de meterkast.
De rechtbank overweegt allereerst dat het (voorwaardelijk) opzet in algemene zin moet zijn gericht op het gepleegde misdrijf, zonder dat dit opzet de precieze wijze waarop het misdrijf wordt begaan dient te omvatten. Het misdrijf betreft in deze zaak het uitvoeren van een diefstal uit een woning, waarbij vooraf gezamenlijk is besproken dat het toepassen van geweld, indien nodig, akkoord/toelaatbaar was. Verdachte is twee weken voor de overval met [medeverdachte 1] bij de woning van aangeefster geweest om oud ijzer te halen waarbij zij de 82-jarige [slachtoffer] hebben gesproken. Verdachte heeft dus gezien dat [slachtoffer] een (hoog)bejaarde vrouw was. Zij hebben vervolgens gezamenlijk een plan bedacht om goederen uit de woning weg te nemen, waarbij ze rekening hebben gehouden met het scenario dat [slachtoffer] thuis zou zijn. Immers heeft [medeverdachte 1] zijn mededaders voorafgaand aan de overval een taser met bijbehorende instructies gegeven, en was het volgens de verklaring van verdachte - in het geval dat ze zouden worden overlopen - de bedoeling om de bewoonster met een taser te verlammen en te overmeesteren, zodat zij onwel zou worden en zonder weerstand waardevolle goederen uit de woning konden wegnemen. [slachtoffer] mocht hen niet in de weg lopen. Toen het plan anders liep dan verwacht - omdat verdachte zichzelf taserde, daarbij onwel werd en [medeverdachte 2] er bij de overval alleen voor kwam te staan - heeft [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] gebeld om naar de woning te komen en heeft hij aangeefster in de meterkast geduwd.
Ondanks het feit dat verdachte aangeefster niet zelf in de meterkast heeft geduwd, is de rechtbank van oordeel dat dit een scenario is waar verdachte op voorhand rekening mee had kunnen houden. Door onder voornoemde omstandigheden een woningoverval te plegen, heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat een van zijn medeverdachten alternatieve handelingen zou verrichten om hetzelfde doel te bereiken, namelijk het onbelemmerd wegnemen van goederen uit de woning. Daaronder was tevens begrepen het voorkomen dat [slachtoffer] hen zou belemmeren. De rechtbank weegt daarbij mee dat in het gezamenlijke plan niet is afgesproken dat ze, als aangeefster thuis zou zijn, de woning zouden verlaten.
Uit voornoemde omstandigheden maakt de rechtbank op dat het opzet van verdachte ook was gericht op het geweldselement ‘duwen van aangeefster in meterkast’, zodat ook ten aanzien van die handeling wettig en overtuigend bewijs aanwezig is.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat aangeefster tijdens de overval is opgesloten in de meterkast. Zoals de rechtbank hiervoor, ten aanzien van feit 1 primair, heeft overwogen, houdt zij verdachte verantwoordelijk voor het in de meterkast duwen van [slachtoffer] . De vraag rijst of verdachte zich daarnaast ook (mede) heeft schuldig gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van die [slachtoffer] . De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij tijdens de overval niet wist dat de aangeefster in de meterkast zat opgesloten en dat [medeverdachte 2] hem tijdens de overval heeft gezegd dat hij aangeefster in de slaapkamer heeft opgesloten. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig, te meer nu verdachte na de mislukte poging om haar te taseren, de gehele woning heeft doorzocht en aangeefster niet meer is tegengekomen. Daar komt bij dat [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] op de terugweg in de auto - in de aanwezigheid van verdachte - heeft verteld dat hij aangeefster in de kast had opgesloten. Verdachte heeft vervolgens geen enkele actie ondernomen om aangeefster uit de meterkast te bevrijden. Aangeefster heeft 15 uur in de meterkast doorgebracht en is pas de volgende ochtend door vriendinnen bevrijd.
Gezien deze feitelijke gang van zaken en de handelingen die verdachte heeft verricht in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn mededaders en een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] .
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van het voorgaande en de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij op 10 december 2018 te De Krim tezamen en in vereniging met anderen- een zitmaaier,- een afstandsbediening (van een roldeur),- een lader van een elektrische fiets,- meerdere sieraden,- een handtas met inhoud en- een laptop,dat toebehoorde aan [slachtoffer] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door:- zich naar de woning van die [slachtoffer] hebben begeven,- de deur van de woning van die [slachtoffer] hebben opengetrokken,- een taser in het gezicht van die [slachtoffer] hebben gedrukt en- die [slachtoffer] vervolgens in de meterkast hebben geduwd;
2
hij op 10 december 2018 te De Krim tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door die [slachtoffer] in de meterkast op te sluiten en achter te laten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 282 en 312 en van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2
het misdrijf:
het medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van het voorarrest. Hij merkt daarbij als strafverzwarende omstandigheden aan de grove inbreuk op de veiligheid van aangeefster, het plegen van de diefstal met meerdere personen die handschoenen en/of gezichtsbedekking dragen, de (hoog)bejaarde leeftijd van aangeefster, het gebruik van een taser en het opsluiten en opgesloten houden van aangeefster in de meterkast.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank bij de strafoplegging rekening te houden met de psychosociale omstandigheden van haar cliënt, de verminderde toerekeningsvatbaarheid en zijn aandeel bij de woningoverval. Volgens de raadsvrouw is verdachte gebaat bij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, met als bijzondere voorwaarden begeleid wonen en begeleiding door een FACT-team.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval en wederrechtelijke vrijheidsberoving van een 82-jarige vrouw. De rechtbank stelt voorop dat de door verdachte gepleegde feiten buitengewoon laf en verwerpelijk zijn en dat daarbij uitsluitend zijn eigen financieel gewin een rol speelde. Verdachte zag twee weken voor de overval naar eigen zeggen al ‘handel’ staan. Hierna heeft hij samen met zijn mededaders een plan gesmeed om de door hem waargenomen goederen - in het bijzonder een zitmaaier en een elektrische fiets - uit de woning van aangeefster weg te nemen. In de avond van 10 december 2018 stond aangeefster oog in oog met een man met een bivakmuts, waarna een tweede man haar probeerde te taseren. Toen dit niet lukte, werd zij door de man met de bivakmuts opgesloten in de meterkast. Verdachte heeft samen met de anderen de woning en schuur doorzocht en de buit ingeladen. Hoewel verdachte aangeefster niet zelf in de meterkast heeft opgesloten, houdt de rechtbank verdachte hier evengoed verantwoordelijk voor. Immers was vooraf besproken dat ‘geweld’ was toegestaan. Het is een gelukkige, niet aan de daders te danken, omstandigheid dat aangeefster de volgende ochtend door vriendinnen is bevrijd, omdat ze niet was verschenen op dansles. Het is goed denkbaar dat het op een andere manier was afgelopen.
De rechtbank overweegt dat het voor aangeefster een zeer traumatische ervaring moet zijn geweest dat zij op voornoemde wijze is overvallen in haar eigen woning, daarbij is opgesloten in een meterkast, en moest aanhoren dat haar woning werd doorzocht en leeggehaald. Verdachte en zijn mededaders hebben zich geen rekenschap gegeven van de traumatische gevolgen van hun daden voor het 82-jarige slachtoffer, die 15 uur lang, zonder zich normaal te kunnen bewegen in een meterkast zat opgesloten en in grote onzekerheid verkeerde over haar lot. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 10 januari 2020. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden vaker is veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten, maar al geruime tijd bij politie en justitie uit beeld is.
De rechtbank heeft verder gelet op de inhoud van een over verdachte opgemaakte rapportage van 3 september 2019, opgemaakt door GZ-psycholoog [naam] .
Uit het rapport van de psycholoog blijkt dat verdachte lijdt aan een matig ernstige verstandelijke ontwikkelingsstoornis en een onrijpe persoonlijkheidsstoornis. Hiervan was sprake ten tijde van het ten laste gelegde. Volgens de psycholoog heeft verdachte door zijn stoornissen onvoldoende copingsvaardigheden en onvoldoende sociale vaardigheden om zich staande te houden. Hij kan moeilijk omgaan met emoties als angst, boosheid en verdriet. Hij is onzeker, is bang om afgewezen te worden en beschikt niet over de vaardigheden om hier op adequate wijze mee om te gaan. De psycholoog schat de kans op herhaling in als hoog. De matig verstandelijke ontwikkelingsstoornis en zijn onrijpe persoonlijkheid belemmeren verdachte in het maken van andere keuzes. Gelet hierop adviseert de psycholoog het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. De psycholoog adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een traject van begeleid wonen en ambulante begeleiding door een FACT-team.
Naast voorgenoemde rapportage heeft de rechtbank verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van 25 juli 2019 en 30 januari 2020. De reclassering sluit zich aan bij het advies van de psycholoog en adviseert de rechtbank een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen te leggen, met als de bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, contactverbod met mededaders, verplicht meewerken aan een zinvolle dagbesteding en een verbod op middelen.
Bij de strafoplegging zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Voor een woningoverval geldt, wanneer er licht geweld en/of bedreiging wordt toegepast, als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Voor een woningoverval met ander geweld schrijft het LOVS een gevangenisstraf van vijf jaren voor.
Als strafverzwarende omstandigheden merkt de rechtbank aan het planmatige karakter van de overval, dat de overval in samenwerkingsverband is gepleegd, dat het een kwetsbaar slachtoffer betreft, dat verdachte bij de overval een taser heeft gebruikt en dat de bewoonster is opgesloten in een meterkast. Voor wederrechtelijke vrijheidsberoving zijn geen oriëntatiepunten opgesteld.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur daarvan tilt de rechtbank met name zwaar aan de aard en ernst van de delicten en de hierboven vermelde strafverzwarende omstandigheden. Gelet hierop ziet de rechtbank geen ruimte voor de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel. Op grond van het voorgaande legt de rechtbank op een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van het voorarrest. Dat is passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 en 63 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2het misdrijf:
het medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. Peterzon, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I. Potgieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2020.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1:
De bekennende verklaring van verdachte [verdachte] , zoals afgelegd ter terechtzitting van 11 februari 2020;
Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] van 11 december 2018 (pagina 67-69);
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] van 14 december 2018 (pagina’s 71-74);
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 13 december 2018 (pagina’s 176-177);
Het proces-verbaal aanvulling weggenomen goederen van 18 december 2018 (pagina 83).
Ten aanzien van feit 2:
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 11 december 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 67-69):

Pleegdatum/tijd: Tussen maandag 10 december 2018 om 16:00 uur en dinsdag 11 december 2018 om 10:59 uur. Ik deed de deur een klein eindje open, zodat de poes naar buiten kon. Uit het niets verscheen er een man met een zwarte bivakmuts voor mij, die de deur verder open trok. Ik probeerde de deur nog dicht te doen, maar dit had geen zin. Hij was veel te sterk. Terwijl we met elkaar aan het steggelen waren, zag ik dat de man met de bivakmuts een wenk-gebaar maakte naar iemand anders. Ik heb niet gezien hoe die man eruit zag, ik zag alleen dat hij een apparaat in zijn hand had. Dit apparaat maakte een knetterend geluid en er kwam vuur uit. Dit apparaatje duwde hij tegen mijn gezicht. De man duwde mij richting de meterkast en deed snel de deur open met het sleuteltje wat in de deur van de meterkast zat. De man duwde mij in de meterkast. Toen ik in de meterkast stond, deed de man met de bivakmuts de deur snel dicht en draaide de deur op slot. Vervolgens zat ik vast in de meterkast.

2. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 11 december 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 171-172):

We hoorden toen dat [slachtoffer] riep, ik zit in de meterkast en die is op slot. Ik heb haar gevraagd hoe lang ze al in de meterkast zat en ik hoorde toen dat [slachtoffer] riep dat ze er sinds 19.30 uur gisteravond zat.

3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 21 mei 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 645-655):
A: Ik ben erheen gegaan ik had die taser en ik heb haar getaserd. [medeverdachte 1] bleef in de auto, omdat hij een kind heeft en hij anders zijn kind niet meer mag zien. En die Lange(de rechtbank begrijpt dat bedoeld wordt: [medeverdachte 2]
had een telefoontje en die belde dan op, dat [medeverdachte 1] de spullen in de kar kon doen. [medeverdachte 1] reed de auto achteruit het erf op en konden we zo de spullen inladen. Zo hebben we het ook gepland.V: Jij zei dat dit volgens plan is gebeurd. Wie zijn plan was dit?A: [medeverdachte 2] zou aanbellen. We zijn er zo heengelopen en hij heeft aangebeld. Die vrouw deed open en je doet de rest. Er was geen schema van dit en dat.
4. Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 23 mei 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 377-385):
A. Was het de bedoeling om in te breken of om een overval te plegen?B. In eerste instantie om in te breken en als er iemand zou zijn, ja dat wat er nou gebeurd is.
V: Wanneer kreeg jij mee dat die vrouw in de meterkast zat?A: Dat heeft [medeverdachte 2] in de auto gezegd, dat hij haar in de kast had gestopt.