ECLI:NL:RBOVE:2020:836

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
08/953000-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende woningoverval met vrijheidsberoving van een 82-jarige vrouw in De Krim

Op 10 december 2018 vond een gewapende woningoverval plaats in De Krim, waarbij drie mannen, waaronder de verdachte, betrokken waren. De 82-jarige bewoonster werd door de overvallers in haar woning geconfronteerd, waarbij zij met geweld werd gedwongen naar binnen te gaan. De overvallers namen verschillende waardevolle goederen mee, waaronder een zitmaaier, een laptop en sieraden. De vrouw werd opgesloten in de meterkast en pas 15 uur later bevrijd door vriendinnen, die zich zorgen maakten omdat zij niet was verschenen bij haar volksdansgroep. De rechtbank Overijssel heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij niet zelf de vrouw in de meterkast had geduwd, wel opzettelijk had bijgedragen aan de vrijheidsberoving door deel te nemen aan de overval en geen actie te ondernemen om de vrouw te bevrijden nadat hij op de hoogte was gesteld van haar situatie. De rechtbank weegt zwaar dat de overval was gepland en dat de verdachte en zijn medeverdachten rekening hadden gehouden met het gebruik van geweld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/953000-18 (P)
Datum vonnis: 25 februari 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1975 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan [adres 1] ,
nu verblijvende in de PI Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 februari 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.S. de Waard en van wat door verdachte en de raadsvrouw mr. B. van Elst, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na een op 11 februari 2020 toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 10 december 2018 met anderen of alleen heeft ingebroken in een woning en met (bedreiging met) geweld goederen van [slachtoffer] heeft gestolen, dan wel hieraan medeplichtig is;
feit 2:op 10 december 2018 met anderen of alleen [slachtoffer] opzettelijk van haar vrijheid heeft beroofd door haar op te sluiten in een meterkast.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1. primair
hij op of omstreeks 10 december 2018 te De Krim, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,- een zitmaaier,- een afstandsbediening (van een roldeur),- een lader van een elektrische fiets,- één of meerdere siera(a)d(en),- een bankboekje van Rijkspoststaatsbank,- een handtas met inhoud en/of,- een laptop,in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:- zich naar de woning van die [slachtoffer] te begeven,- de deur van de woning van die [slachtoffer] open te trekken,- een taser in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer] te drukken en/of- die [slachtoffer] (vervolgens) in de meterkast te duwen;
1. subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 10 december 2018 te De Krim, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,- een zitmaaier,- een afstandsbediening (van een roldeur),- een lader van een elektrische fiets,- één of meerdere siera(a)d(en),- een bankboekje van Rijkspoststaatsbank,- een handtas met inhoud en/of,- een laptop,in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:- zich naar de woning van die [slachtoffer] te begeven,- de deur van de woning van die [slachtoffer] open te trekken,- een taser in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer] te drukken en/of- die [slachtoffer] (vervolgens) in de meterkast te duwen;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 3 december 2018 tot en met 10 december 2018 te De Krim, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:- voorafgaande aan de overval een bezoek te brengen aan de woning van die [slachtoffer] en de omgeving/situatie rondom de woning te verkennen en/of te bekijken welke goederen voor de te plegen diefstal in aanmerking komen,- die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in te lichten/te informeren over de omgeving/situatie rondom de woning en/of de weg te nemen goederen,- die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in zijn auto te vervoeren naar de woning van die [slachtoffer] en/of- een taser mee te nemen en die aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te overhandigen en/of aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] instructies te geven over de werking van die taser;
2
hij op of omstreeks 10 december 2018 te De Krim, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer] in de meterkast op te sluiten en achter te laten;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 10 december 2018 vindt tussen 19:15 en 19:30 uur een gewapende overval plaats aan de [adres 2] in de Krim. Uit de aangifte komt naar voren dat wanneer de 82-jarige bewoonster [slachtoffer] haar kat naar buiten wil laten, zij bij de voordeur oog in oog komt te staan met een man met een bivakmuts. De man duwt [slachtoffer] de woning binnen, waarna een tweede man erbij komt die een taser in haar gezicht duwt. Wanneer het de man niet lukt om aangeefster te taseren, duwt de man met de bivakmuts [slachtoffer] in de meterkast, die door hem op slot wordt gedraaid. [slachtoffer] hoort vervolgens personen door de woning en de schuur lopen en ook hoort zij dat er goederen in een auto geladen worden. Hierna rijdt de auto zachtjes weg. De volgende ochtend rond 11:00 uur (15 uur later) wordt [slachtoffer] door vriendinnen uit de meterkast bevrijd. [slachtoffer] werd gemist bij de volksdansgroep waar zij normaal gesproken altijd op tijd verschijnt. [slachtoffer] verklaart dat ongeveer twee weken voor de overval twee mannen bij haar woning zijn geweest met de vraag of ze nog oud ijzer had. Uit de woning is een geelkleurige zitmaaier, een afstandsbediening van een roldeur, een lader van een elektrische fiets, meerdere sieraden, een handtas met inhoud en een laptop weggenomen.
Naar aanleiding van de gewapende overval start de politie een opsporingsonderzoek. Via meerdere anonieme meldingen, mede naar aanleiding van een uitzending van het televisieprogramma Opsporing Verzocht, TCI-informatie en een anonieme brief in combinatie met de historische telefoongegevens, komt de politie drie verdachten op het spoor: [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . In de telefoon van [medeverdachte 1] worden foto’s aangetroffen van de bij [slachtoffer] weggenomen laptop. Uit getuigenverklaringen blijkt dat deze laptop door [verdachte] is verkocht. Daarnaast is op de trui van [slachtoffer] een mannelijk DNA-profiel aangetroffen. Het NFI heeft met betrekking tot dit mannelijke DNA-profiel 2 hypothesen vastgesteld. De hypothese dat het DNA afkomstig is van verdachte [medeverdachte 1] is 1 miljard keer waarschijnlijker dan dat het DNA afkomstig is van een willekeurige andere persoon. Verder zien verbalisanten tijdens een observatie op 1 april 2019 bij de woning van [verdachte] een aanhangwagen, met daarop een geelkleurige zitmaaier.
Verdachte en [medeverdachte 2] verklaren dat ze de overval met z’n drieën hebben gepleegd, maar dat zij niet wisten dat [slachtoffer] in de meterkast was opgesloten. [medeverdachte 1] heeft meerdere (tegenstrijdige) verklaringen afgelegd en verklaart ter terechtzitting zich weinig van de overval te herinneren.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Daarbij heeft hij zich onder meer gebaseerd op de aangifte, de aanvullende verklaringen van [slachtoffer] en de (deels) bekennende verklaring van verdachte. Uit het dossier blijkt dat de verdachten de woning hebben doorzocht en dat zij samen de buit hebben ingeladen en zijn vertrokken. Er was duidelijk sprake van een vooropgezet plan. Dat verdachte (al dan niet voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het opsluiten van [slachtoffer] in de meterkast leidt hij onder meer af uit de omstandigheid dat vooraf is besproken dat verdachten - indien zij zouden worden overlopen - de bewoonster met een taser zouden overmeesteren om zonder weerstand de goederen te kunnen stelen. Ondanks dat verdachte aangeefster niet eigenhandig in de meterkast heeft opgesloten, was dit een scenario waar verdachte op voorhand rekening mee had kunnen houden. Bovendien heeft verdachte, nadat [medeverdachte 1] in de auto had verteld dat hij de bewoonster had opgesloten in de kast, geen actie ondernomen om haar te bevrijden.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde onderdeel ‘duwen van aangeefster in de meterkast’ en de onder 2 ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving. De raadsman stelt zich op het standpunt dat [medeverdachte 1] aangeefster zelfstandig en spontaan heeft opgesloten in de meterkast en dat het opzet van cliënt op het medeplegen hiervan ontbreekt. De raadsman voert hiertoe aan dat het opsluiten van aangeefster in de meterkast geen onderdeel was van het plan en dat zijn cliënt hierbij niet aanwezig was. Hij hoorde pas op de terugweg in de auto over de vrijheidsberoving van aangeefster, waarbij niet duidelijk was dat het ging om een meterkast die van binnenuit niet kon worden geopend. Volgens de verdediging is deze wetenschap en het niet-handelen van verdachte niet aan te merken als een opzettelijke bijdrage aan het van de vrijheid beroven en beroofd houden. De raadsman verwijst hierbij naar een uitspraak van de Hoge Raad van 13 maart 2007 (ECLI:NL:HR:2007:AZ:3324).
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 primair:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit - met uitzondering van het duwen van aangeefster in de meterkast, waarover hierna meer - heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), in de bijlage zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Omdat uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet kan worden geconcludeerd dat uit de woning een bankboekje van Rijkspoststaatsbank is weggenomen, zal zij verdachte van dit onderdeel vrijspreken.
Het duwen van aangeefster in de meterkast
Zowel verdachte als [medeverdachte 2] verklaren dat niet zij, maar [medeverdachte 1] aangeefster in de meterkast heeft geduwd. De rechtbank overweegt dat op grond van de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat [medeverdachte 1] de persoon is geweest die aangeefster in de meterkast heeft geduwd. De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte ook opzet heeft gehad op het geweld dat bestond uit het duwen in de meterkast.
De rechtbank overweegt allereerst dat het (voorwaardelijk) opzet in algemene zin moet zijn gericht op het gepleegde misdrijf, zonder dat dit opzet de precieze wijze waarop het misdrijf wordt begaan dient te omvatten. Het misdrijf betreft in deze zaak het uitvoeren van een diefstal uit een woning, waarbij vooraf gezamenlijk is besproken dat het toepassen van geweld, indien nodig, akkoord/toelaatbaar was. Verdachte is twee weken voor de overval met [medeverdachte 2] bij de woning van aangeefster geweest om oud ijzer te halen waarbij zij de 82-jarige [slachtoffer] hebben gesproken. Verdachte heeft dus gezien dat [slachtoffer] een (hoog)bejaarde vrouw was. Zij hebben vervolgens gezamenlijk een plan bedacht om goederen uit de woning weg te nemen, waarbij ze rekening hebben gehouden met het scenario dat [slachtoffer] thuis zou zijn. Immers heeft verdachte zijn mededaders voorafgaand aan de overval een taser met bijbehorende instructies gegeven, en was het volgens de verklaring van [medeverdachte 2] - in het geval dat ze zouden worden overlopen - de bedoeling om de bewoonster met een taser te verlammen en te overmeesteren, zodat zij onwel zou worden en zonder weerstand waardevolle goederen uit de woning konden wegnemen. [slachtoffer] mocht hen niet in de weg lopen. Toen het plan anders liep dan verwacht - omdat [medeverdachte 2] zichzelf taserde, daarbij onwel werd en [medeverdachte 1] er alleen voor kwam te staan - heeft [medeverdachte 1] verdachte gebeld om naar de woning te komen en heeft hij aangeefster in de meterkast geduwd.
Ondanks het feit dat verdachte aangeefster niet zelf in de meterkast heeft geduwd en hierbij niet aanwezig was, is de rechtbank van oordeel dat dit een scenario is waar verdachte op voorhand rekening mee had kunnen houden. Door onder voornoemde omstandigheden aan een woningoverval deel te nemen, heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat een van zijn medeverdachten alternatieve handelingen zou verrichten om hetzelfde doel te bereiken, namelijk het onbelemmerd wegnemen van goederen uit de woning. Daaronder was tevens begrepen het voorkomen dat [slachtoffer] hen zou belemmeren. De rechtbank weegt daarbij mee dat in het gezamenlijke plan niet is afgesproken dat ze, als aangeefster thuis zou zijn, de woning zouden verlaten.
Uit voornoemde omstandigheden maakt de rechtbank op dat het opzet van verdachte ook was gericht op het geweldselement ‘duwen van aangeefster in meterkast’, zodat ook ten aanzien van die handeling wettig en overtuigend bewijs aanwezig is.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat aangeefster tijdens de overval is opgesloten in de meterkast. Zoals de rechtbank hiervoor, ten aanzien van feit 1 primair, heeft overwogen, houdt zij verdachte verantwoordelijk voor het in de meterkast duwen van [slachtoffer] . De vraag rijst of verdachte zich daarnaast ook (mede) heeft schuldig gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van die [slachtoffer] . De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij pas vlak voor zijn aanhouding heeft gehoord dat aangeefster tijdens de overval in de meterkast zat opgesloten. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig, te meer nu verdachte - nadat [medeverdachte 1] hem tijdens de overval in paniek heeft opgebeld – naar de woning is gegaan, hij de gehele woning heeft doorzocht en aangeefster niet in de woning heeft gezien. De rechtbank weegt daarbij mee dat het in de lijn der verwachting ligt dat een alleenstaande (hoog)bejaarde vrouw van 82 jaar tussen 19:15 en 19:30 uur ’s avonds thuis is. Daar komt bij dat de verdachten vooraf rekening hebben gehouden met het scenario dat aangeefster thuis zou zijn, door een taser mee te nemen.
Verder heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte 1] op de terugweg in de auto heeft gezegd dat hij aangeefster in de kast had opgesloten. Verdachte heeft vervolgens geen enkele actie ondernomen om aangeefster uit de meterkast te bevrijden. De rechtbank merkt hierbij ten overvloede op dat het een feit van algemene bekendheid is dat een gesloten (meter)kast niet van binnenuit kan worden geopend. Aangeefster heeft 15 uur in de meterkast doorgebracht en is pas de volgende ochtend door vriendinnen bevrijd.
Gezien deze feitelijke gang van zaken en de handelingen die verdachte heeft verricht in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn mededaders en een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] .
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van het voorgaande en de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1. primair
hij op 10 december 2018 te De Krim, tezamen en in vereniging met anderen
- een zitmaaier,- een afstandsbediening (van een roldeur),- een lader van een elektrische fiets,- meerdere sieraden,- een handtas met inhoud en- een laptop,dat toebehoorde aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door:- zich naar de woning van die [slachtoffer] te begeven,- de deur van de woning van die [slachtoffer] open te trekken,- een taser in het gezicht van die [slachtoffer] te drukken en- die [slachtoffer] vervolgens in de meterkast te duwen;
2
hij op 10 december 2018 te De Krim tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door die [slachtoffer] in de meterkast op te sluiten en achter te laten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 282 en 312 en van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2
het misdrijf:
het medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van het voorarrest. Hij merkt daarbij als strafverzwarende omstandigheden aan de grove inbreuk op de veiligheid van aangeefster, het plegen van de diefstal met meerdere personen die handschoenen en/of gezichtsbedekking dragen, de (hoog)bejaarde leeftijd van aangeefster, het gebruik van een taser en het opsluiten en opgesloten houden van aangeefster in de meterkast.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank bij de strafoplegging rekening te houden met het aandeel van zijn cliënt, de omstandigheid dat zijn cliënt spijt betuigt, de zichtbare afname van het plegen van strafbare feiten de laatste tijd en de omstandigheid dat zijn cliënt wordt omschreven als een verstandelijk beperkte, kwetsbare en gesloten man.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval en wederrechtelijke vrijheidsberoving van een thans 82-jarige vrouw. De rechtbank stelt voorop dat de door verdachte gepleegde feiten buitengewoon laf en verwerpelijk zijn en dat daarbij uitsluitend zijn eigen financieel gewin een rol speelde. Verdachte is samen met medeverdachte [medeverdachte 2] twee weken voor de overval bij de woning van aangeefster geweest, waarbij zij al ‘handel’ zagen staan. Hierna heeft hij samen met zijn mededaders een plan gesmeed om de door hem waargenomen goederen - in het bijzonder een zitmaaier en een elektrische fiets - uit de woning van aangeefster weg te nemen. Verdachte heeft op 10 december 2018 zijn mededaders bij de woning afgezet, en hen hierbij een taser met bijbehorende instructies gegeven. Een paar minuten later stond aangeefster oog in oog met een man met een bivakmuts, waarna een tweede man haar probeerde te taseren. Toen dit niet lukte, werd zij door de man met de bivakmuts opgesloten in de meterkast. Hoewel verdachte bij de uitvoering van de overval in eerste instantie zelf buiten schot wilde blijven, is hij – nadat een van zijn mededaders hem in paniek opbelde omdat de overval niet volgens plan verliep – teruggereden naar de woning en heeft hij samen met de anderen de woning en schuur doorzocht en de buit ingeladen. Ondanks het feit dat verdachte aangeefster niet zelf in de meterkast heeft opgesloten, houdt de rechtbank verdachte hier evengoed verantwoordelijk voor. Immers was vooraf besproken dat ‘geweld’ was toegestaan. Bovendien besluit verdachte, nadat hij op de terugweg in de auto hoort dat de bewoonster in de meterkast zat opgesloten, de (hoog)bejaarde vrouw aan haar lot over te laten. Het is een gelukkige, niet aan de daders te danken, omstandigheid dat aangeefster de volgende ochtend door vriendinnen is bevrijd, omdat ze niet was verschenen op dansles. Het is goed denkbaar dat het op een andere manier was afgelopen.
De rechtbank overweegt dat het voor aangeefster een zeer traumatische ervaring moet zijn geweest dat zij op voornoemde wijze is overvallen in haar eigen woning, daarbij is opgesloten in een meterkast, en moest aanhoren dat haar woning werd doorzocht en leeggehaald. Verdachte en zijn mededaders hebben zich geen rekenschap gegeven van de traumatische gevolgen van hun daden voor het 82-jarige slachtoffer, die 15 uur lang, zonder zich normaal te kunnen bewegen in een meterkast zat opgesloten en in grote onzekerheid verkeerde over haar lot. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank in strafverzwarende zin gelet op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 10 januari 2020. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden vaker is veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten. Verdachte liep tevens in een proeftijd. Dit heeft hem er kennelijk niet van kunnen weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het reclasseringsadvies van 18 december 2019, waaruit blijkt dat verdachte op meerdere leefgebieden problemen heeft, wat leidt tot een verhoogd risico op delictgedrag. Verdachte stamt uit een zwak sociaal milieu en heeft een (licht) verstandelijke beperking. Hij is niet in staat zijn problemen te overzien en deze adequaat aan te pakken. Gezien zijn achtergrond en beperkte verstandelijke vermogens vraagt de reclassering zich af of gedragsverandering mogelijk is. De reclassering ziet geen mogelijkheden om, anders dan met de huidige gestelde voorwaarden in het kader van een lopen toezicht, de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Deze maatregelen zijn - gelet op het feit dat verdachte binnen het toezicht opnieuw strafbare feiten pleegt - onvoldoende gebleken. Gelet daarop adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Bij de strafoplegging zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Voor een woningoverval geldt, wanneer er licht geweld en/of bedreiging wordt toegepast, als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Voor een woningoverval met ander geweld schrijft het LOVS een gevangenisstraf van vijf jaren voor.
Als strafverzwarende omstandigheden merkt de rechtbank aan het planmatige karakter van de overval, dat de overval in samenwerkingsverband is gepleegd, dat het een kwetsbaar slachtoffer betreft, dat er een taser is gebruikt, dat de bewoonster is opgesloten in de meterkast en dat sprake is van recidive. Voor wederrechtelijke vrijheidsberoving zijn geen oriëntatiepunten opgesteld.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur daarvan tilt de rechtbank met name zwaar aan de aard en ernst van de delicten en de hierboven vermelde strafverzwarende omstandigheden. Op grond daarvan legt de rechtbank op een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van het voorarrest. Dat is passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 en 63 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primairhet misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2het misdrijf:
het medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. Peterzon, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I. Potgieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2020.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1:
De bekennende verklaring van verdachte [verdachte] , zoals afgelegd ter terechtzitting van 11 februari 2020;
Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] van 11 december 2018 (pagina 67-69);
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] van 14 december 2018 (pagina’s 71-74);
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 13 december 2018 (pagina’s 176-177);
Het proces-verbaal aanvulling weggenomen goederen van 18 december 2018 (pagina 83).
Ten aanzien van feit 2:
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 11 december 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 67-69):

Pleegdatum/tijd: Tussen maandag 10 december 2018 om 16:00 uur en dinsdag 11 december 2018 om 10:59 uur. Ik deed de deur een klein eindje open, zodat de poes naar buiten kon. Uit het niets verscheen er een man met een zwarte bivakmuts voor mij, die de deur verder open trok. Ik probeerde de deur nog dicht te doen, maar dit had geen zin. Hij was veel te sterk. Terwijl we met elkaar aan het steggelen waren, zag ik dat de man met de bivakmuts een wenk-gebaar maakte naar iemand anders. Ik heb niet gezien hoe die man eruit zag, ik zag alleen dat hij een apparaat in zijn hand had. Dit apparaat maakte een knetterend geluid en er kwam vuur uit. Dit apparaatje duwde hij tegen mijn gezicht. De man duwde mij richting de meterkast en deed snel de deur open met het sleuteltje wat in de deur van de meterkast zat. De man duwde mij in de meterkast. Toen ik in de meterkast stond, deed de man met de bivakmuts de deur snel dicht en draaide de deur op slot. Vervolgens zat ik vast in de meterkast.

2. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 11 december 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 171-172):

We hoorden toen dat [slachtoffer] riep, ik zit in de meterkast en die is op slot. Ik heb haar gevraagd hoe lang ze al in de meterkast zat en ik hoorde toen dat [slachtoffer] riep dat ze er sinds 19.30 uur gisteravond zat.

3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 21 mei 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 645-655):
A: Ik ben erheen gegaan ik had die taser en ik heb haar getaserd. [verdachte] bleef in de auto, omdat hij een kind heeft en hij anders zijn kind niet meer mag zien. En die Lange(de rechtbank begrijpt dat bedoeld wordt: [medeverdachte 1] )
had een telefoontje en die belde dan op, dat [verdachte] de spullen in de kar kon doen. [verdachte] reed de auto achteruit het erf op en konden we zo de spullen inladen. Zo hebben we het ook gepland.V: Jij zei dat dit volgens plan is gebeurd. Wie zijn plan was dit?A: [medeverdachte 1] zou aanbellen. We zijn er zo heengelopen en hij heeft aangebeld. Die vrouw deed open en je doet de rest. Er was geen schema van dit en dat.
4. Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] van 23 mei 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 377-385):
A. Was het de bedoeling om in te breken of om een overval te plegen?B. In eerste instantie om in te breken en als er iemand zou zijn, ja dat wat er nou gebeurd is.
V: Wanneer kreeg jij mee dat die vrouw in de meterkast zat?A: Dat heeft [medeverdachte 1] in de auto gezegd, dat hij haar in de kast had gestopt.