ECLI:NL:RBOVE:2020:835

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
08-952182-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende woningoverval met vrijheidsberoving van een 82-jarige vrouw in De Krim

Op 10 december 2018 vond een gewapende woningoverval plaats in De Krim, waarbij drie mannen, waaronder de verdachte, de 82-jarige bewoonster in haar woning overrompelden. De bewoonster werd met geweld in de meterkast opgesloten, terwijl de verdachten goederen uit haar woning stalen. De overval werd gepleegd met een taser en de bewoonster werd 15 uur later bevrijd door vriendinnen. De rechtbank Overijssel heeft de verdachte op 25 februari 2020 veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een leidende rol had in de overval en dat de feiten wettig en overtuigend bewezen waren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de impact van de overval op de bewoonster. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, maar de rechtbank vond de gepleegde feiten buitengewoon laf en verwerpelijk. De rechtbank besloot dat het volwassenenstrafrecht van toepassing was, ondanks de jeugdige leeftijd van de verdachte, omdat hij een significante rol had gespeeld in de gewapende overval en de vrijheidsberoving. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes jaar, met aftrek van het voorarrest, en hevelde de schorsing van de voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-952182-19 (P)
Datum vonnis: 25 februari 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 februari 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.S. de Waard en van wat door verdachte en de raadsman mr. D.G. Hassink, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na een op 11 februari 2020 toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 10 december 2018 met anderen of alleen heeft ingebroken in een woning en met (bedreiging met) geweld goederen van [slachtoffer] heeft gestolen;
feit 2:op 10 december 2018 met anderen of alleen [slachtoffer] opzettelijk van haar vrijheid heeft beroofd door haar op te sluiten in een meterkast.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 10 december 2018 te De Krim, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,- een zitmaaier,- een afstandsbediening (van een roldeur),- een lader van een elektrische fiets,- één of meerdere siera(a)d(en),- een bankboekje van Rijkspoststaatsbank,- een handtas met inhoud en/of,- een laptop,in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:- zich naar de woning van die [slachtoffer] te begeven,- de deur van de woning van die [slachtoffer] open te trekken,- een taser in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer] te drukken en/of,- die [slachtoffer] (vervolgens) in de meterkast te duwen;
2
hij op of omstreeks 10 december 2018 te De Krim, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer] in de meterkast op te sluiten en achter te laten.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 10 december 2018 vindt tussen 19:15 en 19:30 uur een gewapende overval plaats aan de [adres 2] . Uit de aangifte komt naar voren dat wanneer de 82-jarige bewoonster [slachtoffer] haar kat naar buiten wil laten, zij bij de voordeur oog in oog komt te staan met een man met een bivakmuts. De man duwt [slachtoffer] de woning binnen, waarna een tweede man erbij komt die een taser in haar gezicht duwt. Wanneer het de man niet lukt om aangeefster te taseren, duwt de man met de bivakmuts [slachtoffer] in de meterkast, die door hem op slot wordt gedraaid. [slachtoffer] hoort vervolgens personen door de woning en de schuur lopen en ook hoort zij dat er goederen in een auto geladen worden. Hierna rijdt de auto zachtjes weg. De volgende ochtend rond 11:00 uur (15 uur later) wordt [slachtoffer] door vriendinnen uit de meterkast bevrijd. [slachtoffer] werd gemist bij de volksdansgroep waar zij normaal gesproken altijd op tijd verschijnt. [slachtoffer] verklaart dat ongeveer twee weken voor de overval twee mannen bij haar woning zijn geweest met de vraag of ze nog oud ijzer had. Uit de woning is een geelkleurige zitmaaier, een afstandsbediening van een roldeur, een lader van een elektrische fiets, meerdere sieraden, een handtas met inhoud en een laptop weggenomen.
Naar aanleiding van de gewapende overval start de politie een opsporingsonderzoek. Via meerdere anonieme meldingen, mede naar aanleiding van een uitzending van het televisieprogramma Opsporing Verzocht, TCI-informatie en een anonieme brief in combinatie met de historische telefoongegevens, komt de politie drie verdachten op het spoor: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] . In de telefoon van [verdachte] worden foto’s aangetroffen van de bij [slachtoffer] weggenomen laptop. Uit getuigenverklaringen blijkt dat deze laptop door [medeverdachte 1] is verkocht. Daarnaast is op de trui van [slachtoffer] een mannelijk DNA-profiel aangetroffen. Het NFI heeft met betrekking tot dit mannelijke DNA-profiel 2 hypothesen vastgesteld. De hypothese dat het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] is 1 miljard keer waarschijnlijker dan dat het DNA afkomstig is van een willekeurige andere persoon. Verder zien verbalisanten tijdens een observatie op
1 april 2019 bij de woning van [medeverdachte 1] een aanhangwagen, met daarop een geelkleurige zitmaaier.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] verklaren dat ze de overval met z’n drieën hebben gepleegd, maar dat zij niet wisten dat [slachtoffer] in de meterkast was opgesloten. Verdachte heeft meerdere (tegenstrijdige) verklaringen afgelegd en verklaart ter terechtzitting zich weinig van de overval te herinneren.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Daarbij heeft hij zich onder meer gebaseerd op de aangifte, de aanvullende verklaringen van [slachtoffer] en de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Uit het dossier blijkt dat de verdachten de woning hebben doorzocht en dat zij samen de buit hebben ingeladen en zijn vertrokken. Er was duidelijk sprake van een vooropgezet plan. Dat verdachte de persoon is geweest die [slachtoffer] in de meterkast heeft opgesloten leidt hij onder meer af uit de aangifte waaruit blijkt dat de man met de bivakmuts [slachtoffer] in de meterkast heeft geduwd, dat verdachte voldoet aan het signalement wat aangeefster opgeeft, en dat er een grote kans is dat zijn DNA is aangetroffen op de trui van [slachtoffer] .
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de bewezenverklaring geen verweer gevoerd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Vast staat dat op 10 december 2018 in de woning van [slachtoffer] een gewapende overval heeft plaatsgevonden, die is gepleegd door verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Verdachte heeft in een van zijn verklaringen bekend dat hij samen met [medeverdachte 2] naar de woning is gelopen, heeft aangebeld en dat hij heeft geholpen bij het inladen dan wel wegmaken van de buit. Er bestaat verdeeldheid over de vraag wie aangeefster in de meterkast heeft geduwd.
Uit het dossier blijkt dat aangeefster - nadat zij de voordeur open deed en er werd geprobeerd haar te taseren - door de man met de bivakmuts in de meterkast werd geduwd, waarna hij de deur dicht deed en deze op slot draaide. Volgens aangeefster was de man met de bivakmuts jong, sterk en groot en had hij bruine ogen, een atletisch postuur en een zongebruinde huid. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bruine ogen heeft. Uit de verklaring van [medeverdachte 2] blijkt dat verdachte tijdens de overval een bivakmuts droeg. Volgens [medeverdachte 1] heeft verdachte op de terugweg in de auto gezegd dat hij aangeefster heeft opgesloten in de kast. Daarnaast is op de trui van aangeefster een DNA-spoor gevonden waarvan de kans dat het van verdachte [verdachte] is in plaats van een willekeurige andere persoon 1 miljard keer waarschijnlijker is. Verdachte heeft hiervoor geen verklaring kunnen geven.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op het voorgaande en hetgeen overigens uit de bewijsmiddelen naar voren komt, in onderling verband en samenhang beschouwd, niet anders worden geconcludeerd dan dat verdachte [verdachte] de persoon is geweest die aangeefster in de meterkast heeft geduwd.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde medeplegen van de gewapende overval met alle in de tenlastelegging omschreven geweldshandelingen.
Verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben gezamenlijk diverse goederen uit de woning gehaald nadat zij gezamenlijk richting de woning van aangeefster zijn gereden. Ook hebben zij gezamenlijk de woning verlaten met de buit.
Vooraf hebben verdachte en de medeverdachten gezamenlijk besproken dat het toepassen van geweld, indien nodig, akkoord/toelaatbaar was. Medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn twee weken voor de overval bij de woning van aangeefster geweest om oud ijzer te halen waarbij zij de 82-jarige [slachtoffer] hebben gesproken. De medeverdachten hebben toen dus gezien dat [slachtoffer] een (hoog)bejaarde vrouw was. Zij hebben vervolgens gezamenlijk een plan bedacht om goederen uit de woning weg te nemen, waarbij ze rekening hebben gehouden met het scenario dat [slachtoffer] thuis zou zijn. Immers heeft [medeverdachte 1] zijn mededaders voorafgaand aan de overval een taser met bijbehorende instructies gegeven, en was het volgens de verklaring van [medeverdachte 2] - in het geval dat ze zouden worden overlopen - de bedoeling om de bewoonster met een taser te verlammen en te overmeesteren, zodat zij onwel zou worden en zonder weerstand waardevolle goederen uit de woning konden wegnemen. [slachtoffer] mocht hen niet in de weg lopen. Toen het plan anders liep dan verwacht – omdat [medeverdachte 2] zichzelf taserde, daarbij onwel werd en verdachte er alleen voor kwam te staan – heeft verdachte [medeverdachte 1] gebeld om naar de woning te komen en heeft hij aangeefster in de meterkast geduwd.
Ondanks het feit dat medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aangeefster niet zelf in de meterkast hebben geduwd en hierbij niet aanwezig waren, is de rechtbank van oordeel dat dit een scenario is waar de medeverdachten op voorhand rekening mee had kunnen houden. Door onder voornoemde omstandigheden aan een woningoverval deel te nemen, hebben de medeverdachten de aanmerkelijke kans aanvaard dat een van de mededaders, verdachte in dit geval, alternatieve handelingen zou verrichten om hetzelfde doel te bereiken, namelijk het onbelemmerd wegnemen van goederen uit de woning. Daaronder was tevens begrepen het voorkomen dat [slachtoffer] hen zou belemmeren. De rechtbank weegt daarbij mee dat in het gezamenlijke plan niet is afgesproken dat ze, als aangeefster thuis zou zijn, de woning zouden verlaten.
Uit voornoemde omstandigheden maakt de rechtbank op dat het opzet van de medeverdachten ook was gericht op het geweldselement ‘duwen van aangeefster in meterkast’. De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van het medeplegen van alle in de tenlastelegging feitelijk omschreven geweldshandelingen.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde.
Omdat uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet kan worden geconcludeerd dat uit de woning een bankboekje van Rijkspoststaatsbank is weggenomen, zal zij verdachte van dit onderdeel vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van wedderechtelijke vrijheidsberoving.
Zoals hiervoor overwogen, is komen vast te staan dat verdachte bij het plegen van de diefstal aangeefster in de kast heeft geduwd, de deur heeft dicht gedaan en deze vervolgens op slot heeft gedraaid. De verdachte heeft tezamen met zijn medeverdachten vervolgens zonder enige belemmering de woning doorzocht en goederen uit de woning weggenomen. Verdachte heeft - nadat de buit binnen was - de woning verlaten, en daarbij geen enkele actie ondernomen om aangeefster uit de meterkast te bevrijden. De medeverdachten hebben daartoe ook geen actie ondernomen, hoewel ze, volgens de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] dat verdachte in de auto heeft medegedeeld dat hij [slachtoffer] in de ‘kast’ had opgesloten, wisten van de opsluiting van [slachtoffer] . Aangeefster heeft 15 uur in de meterkast doorgebracht en is pas de volgende ochtend door vriendinnen bevrijd.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van het voorgaande en de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij op 10 december 2018 te De Krim tezamen en in vereniging met anderen- een zitmaaier,- een afstandsbediening (van een roldeur),- een lader van een elektrische fiets,- meerdere sieraden,- een handtas met inhoud en- een laptop,dat toebehoorde aan [slachtoffer] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door:- zich naar de woning van die [slachtoffer] te begeven,- de deur van de woning van die [slachtoffer] open te trekken,- een taser in het gezicht van die [slachtoffer] te drukken en- die [slachtoffer] vervolgens in de meterkast te duwen;
2
hij op 10 december 2018 te De Krim, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door die [slachtoffer] in de meterkast op te sluiten en achter te laten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 282 en 312 en van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2
het misdrijf:
het medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het volwassenenstrafrecht wordt toegepast en dat verdachte op basis daarvan wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van het voorarrest. Hij merkt daarbij op dat de toepassing van het volwassenstrafrecht de hoofdregel is, en dat hij in de persoon van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan geen uitzondering ziet om het jeugdstrafrecht toe te passen. Voorts wijst de officier van justitie in dit kader op de ernst van het feit. Bovendien is de officier van justitie van mening dat het volwassenenstrafrecht moet worden toegepast nu er geen specifieke straffen, maatregelen of bijzondere voorwaarden uit het minderjarigenstrafrecht worden voorgesteld door de reclassering. De officier van justitie merkt als strafverzwarende omstandigheden aan de grove inbreuk op de veiligheid van aangeefster, het plegen van de diefstal met meerdere personen die handschoenen en/of gezichtsbedekking dragen, de (hoog)bejaarde leeftijd van aangeefster, het gebruik van een taser en het opsluiten en opgesloten houden van aangeefster in de meterkast.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het minderjarigenstrafrecht dient te worden toegepast en dat zijn cliënt op basis daarvan wordt veroordeeld tot een voorwaardelijk strafdeel met oplegging van de bijzondere voorwaarden, waaronder ambulante begeleiding en begeleid wonen. De raadsman voert hiertoe aan dat sprake is van laagbegaafde tot verstandelijk beperkte intellectuele vermogens, en afhankelijke en vermijdende trekken. Verdachte komt in het contact jonger over dan zijn kalenderleeftijd en pedagogische beïnvloeding is haalbaar op het gebied van identiteit en assertiviteit. Verder zijn er volgens de raadsman geen contra-indicaties aanwezig voor de toepassing van het jeugdstrafrecht. Hij verwijst hierbij naar de bevindingen naar aanleiding van het psychologisch onderzoek van 2 augustus 2019. De raadsman stelt zich daarnaast op het standpunt dat het volstrekt onaannemelijk is dat verdachte bij de ten laste gelegde feiten een leidende dan wel initiërende rol heeft gehad en dat het waarschijnlijker is dat de medeverdachten gebruik hebben gemaakt van de zwaktes van verdachte. Daarnaast moet bij de bepaling van de strafmaat rekening worden gehouden met het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval en wederrechtelijke vrijheidsberoving van een 82-jarige vrouw. De rechtbank stelt voorop dat de door verdachte gepleegde feiten buitengewoon laf en verwerpelijk zijn en dat daarbij uitsluitend zijn eigen financieel gewin een rol speelde. Verdachte heeft samen met zijn mededaders een plan gesmeed om goederen - in het bijzonder een zitmaaier en een elektrische fiets - uit de woning van aangeefster weg te nemen. In de avond van 10 december 2018 stond aangeefster oog in oog met een man met een bivakmuts, waarna een tweede man haar probeerde te taseren. Toen dit niet lukte, werd zij door de man met de bivakmuts opgesloten in de meterkast. Verdachte heeft samen met de anderen de woning en schuur doorzocht en de buit ingeladen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat verdachte aangeefster in de meterkast heeft geduwd en dat hij, nadat de buit binnen was, aangeefster aan haar lot heeft overgelaten. Het is een gelukkige, niet aan de daders te danken, omstandigheid dat aangeefster de volgende ochtend door vriendinnen is bevrijd, omdat ze niet was verschenen op dansles. Het is goed denkbaar dat het op een andere manier was afgelopen.
De rechtbank overweegt dat het voor aangeefster een zeer traumatische ervaring moet zijn geweest dat zij op voornoemde wijze is overvallen in haar eigen woning, daarbij is opgesloten in een meterkast, en moest aanhoren dat haar woning werd doorzocht en leeggehaald. Verdachte en zijn mededaders hebben zich geen rekenschap gegeven van de traumatische gevolgen van hun daden voor het slachtoffer, die 15 uur lang, zonder zich normaal te kunnen bewegen in een meterkast zat opgesloten en in grote onzekerheid verkeerde over haar lot. Ook ter zitting heeft verdachte weinig tot geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en heeft hij vooral benadrukt hoeveel impact de gebeurtenis op hem zelf heeft gehad daar waar enige empathie ten over staan van aangeefster [slachtoffer] op zijn plaats was geweest.
De rechtbank stelt voorop dat het wettelijke uitgangspunt bij de berechting van jong meerderjarigen onder de 23 jaar toepassing van het volwassenstrafrecht en de uitzondering het jeugdstrafrecht is. Hoewel de rechtbank in de persoon van de verdachte aanwijzingen ziet voor het toepassen van jeugdstrafrecht zoals beschreven in de rapportage van de psycholoog [naam 1] , acht de rechtbank deze aanwijzingen niet van doorslaggevende aard en ziet de rechtbank contra-indicaties voor het toepassen van het adolescentenstrafrecht. Immers heeft verdachte bij de bewezenverklaarde feiten een grote en tevens leidende rol gehad door aangeefster in de meterkast te duwen en haar van haar vrijheid te beroven. Daar komt bij dat uit het dossier niet kan worden afgeleid, zoals door de raadsman wel is betoogd, dat zijn medeverdachten gebruik hebben gemaakt van de zwaktes van verdachte of dat hij door hen onder druk is gezet om bepaalde handelingen te verrichten. De rechtbank weegt daarnaast mee dat de reclassering interventies adviseert die evengoed kunnen plaatsvinden in een volwassenstrafkader. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank aldus van oordeel dat het volwassensanctierecht dient te worden toegepast.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 10 januari 2020. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden niet eerder is veroordeeld wegens soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft verder gelet op de inhoud van een over verdachte opgemaakte rapportage van 2 augustus 2019, opgemaakt door GZ-psycholoog [naam 1] .
Uit het rapport van de psycholoog blijkt dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van laagbegaafde tot verstandelijk beperkte intellectuele vermogens. Daarnaast is sprake van afhankelijke en vermijdende trekken. Hier was enige sprake van ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte was vanwege zijn laagbegaafdheid en afhankelijke en vermijdende trekken verminderd in staat om een alternatieve keuze te maken en in te schatten wat de bedoelingen van zijn mededaders waren. Hij mist in zo’n situatie de vaardigheden om een situatie goed te kunnen inschatten en wanneer hij daar eenmaal in beland is, is het voor hem moeilijk om nee te zeggen. Verdachte kon daarentegen de wederrechtelijkheid er wel van in zien, en wist hij dat het verkeerd was wat er gebeurde. Gelet hierop adviseert de psycholoog de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdacht toe te rekenen en verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een ambulante behandeling, begeleid wonen en het volgen van (weerbaarheids)trainingen.
Naast voorgenoemde rapportage heeft de rechtbank verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van 22 augustus 2018, waaruit blijkt dat de reclassering zich aansluit bij het advies van de psycholoog. Gelet op de risicofactoren als negatieve beïnvloedbaarheid, weinig weerbaarheid, inadequate copingvaardigheden en moeite met het sociale oordeelsvermogen, acht de reclassering de situatie van verdachte zorgelijk. De reclassering kan, gezien de ontkennende houding van verdachte, geen inschatting van het recidiverisico maken. Ter terechtzitting heeft reclasseringswerker [naam 2] benadrukt dat verdachte tijdens gesprekken berouw heeft getoond, dat het van belang is dat hij wordt behandeld en gebaat is bij het volgen van weerbaarheidstrainingen.
Bij de strafoplegging zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Voor een woningoverval geldt, wanneer er licht geweld en/of bedreiging wordt toegepast, als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Voor een woningoverval met ander geweld schrijft het LOVS een gevangenisstraf van vijf jaren voor.
Als strafverzwarende omstandigheden merkt de rechtbank aan het planmatige karakter van de overval, dat de overval in samenwerkingsverband is gepleegd, dat het een kwetsbaar slachtoffer betreft, dat er een taser is gebruikt en dat verdachte de bewoonster heeft opgesloten in de meterkast. Voor wederrechtelijke vrijheidsberoving zijn geen oriëntatiepunten opgesteld.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur daarvan tilt de rechtbank met name zwaar aan de aard en ernst van de delicten en de hierboven vermelde strafverzwarende omstandigheden. Gelet hierop ziet de rechtbank geen ruimte voor de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden, zoals verzocht door de raadsman en geadviseerd door de reclassering. Op grond van het voorgaande legt de rechtbank op een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van het voorarrest. Dat is passend en geboden.
7.4
De voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op bovenstaande aanleiding bestaat om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2het misdrijf:
het medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing schorsing voorlopige hechtenis
-
heft de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. Peterzon, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I. Potgieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2020.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1:
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 11 december 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 67-69):
Pleegdatum/tijd: Tussen maandag 10 december 2018 om 16:00 uur en dinsdag 11 december 2018 om 10:59 uur. Ik deed de deur een klein eindje open, zodat de poes naar buiten kon. Uit het niets verscheen er een man met een zwarte bivakmuts voor mij, die de deur verder open trok. Ik probeerde de deur nog dicht te doen, maar dit had geen zin. Hij was veel te sterk. Terwijl we met elkaar aan het steggelen waren, zag ik dat de man met de bivakmuts een wenk-gebaar maakte naar iemand anders. Ik heb niet gezien hoe die man eruit zag, ik zag alleen dat hij een apparaat in zijn hand had. Dit apparaat maakte een knetterend geluid en er kwam vuur uit. Dit apparaatje duwde hij tegen mijn gezicht. De man duwde mij richting de meterkast en deed snel de deur open met het sleuteltje wat in de deur van de meterkast zat. De man duwde mij in de meterkast. Toen ik in de meterkast stond, deed de man met de bivakmuts de deur snel dicht en draaide de deur op slot. Vervolgens zat ik vast in de meterkast. Ik hoorde dat er iemand doorliep naar de schuur. Ook hoorde ik dat er iemand doorliep naar zolder. Ik hoorde in de meterkast dat ze erg luidruchtig aan het slepen waren. Ik hoorde dat ze naar zolder liepen omdat ik gebonk boven mijn hoofd hoorde. Verder hoorde ik dat ze naar de schuur liepen. Ik schat in dat ze zeker wel een halfuur bezig zijn geweest. Ze liepen naar buiten met deze spullen. Ik vermoed dat ze de spullen hebben ingeladen in een auto, want nadat de mannen weggingen en de voordeur dichtgooiden, hoorde ik een auto starten. De auto reed zachtjes weg. Ik kon de meterkast niet uit, omdat hij aan de buitenkant op slot was gedraaid. Ik zat vanaf het moment tot de volgende dag omstreeks 11.00 uur in de meterkast. De man met de bivakmuts kan ik als volgt beschrijven.- sterk en groot, ik schat 1.83 of 1.85 meter- jong
- bruine ogen- zwarte bivakmuts. De man had een normale neus.- er kwam geen haar onder de bivakmuts uit.- normaal postuur, atletisch.- vermoedelijk donkere kleding.
- voor zover ik kon zien een zongebruind type. Wel blank van huidskleur.
2. Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] van 14 december 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 71-74):
V: Wat is uit uw woning weggenomen?A: Ze hebben de lader van mijn elektrische fiets meegenomen. Verder is mijn handtas weg met daarin mijn portemonnee met geld, pasjes en mijn rijbewijs. Mijn laptop is weg. Ook mijn zitmaaier is weg uit de schuur.
V: Wie van de mannen duwde u in de meterkast?A: Die eerste met de bivakmuts. Hij had me vast met 1 hand, met de andere hand deed hij de kast open, dus hij moet het wel zijn geweest.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 13 december 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 176-177):
Ik weet ook dat de afstandsbediening van de roldeur van de garage is weggenomen.
4. Het proces-verbaal aanvulling weggenomen goederen van 18 december 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 83):

Op dinsdag 18 december 2018 sprak ik met aangeefster [slachtoffer] . Ze verklaarde dat er ook 3 gouden ringen weggenomen waren.

5. Rapport aanvullend DNA-onderzoek naar aanleiding van een gewelddadige overval gepleegd in [adres 2] op 10 december 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 112-116):
Bemonstering AAJT7785NL#01Van het DNA in de bemonstering is een autosomaal DNA-mengprofiel verkregen waarin DNA kenmerken zichtbaar zijn van minimaal drie personen. Dit DNA-mengprofiel bestaat uit een DNA-hoofdprofiel van een vrouw en DNA-nevenkenmerken van minimaal twee mannen. Op grond van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van [verdachte] en de DNA-nevenkenmerken wordt geconcludeerd dat [verdachte] donor kan zijn van een relatief geringe hoeveelheid DNA in de bemonstering.Ten behoeve van het berekenen van de bewijskracht van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van [verdachte] WAAG7114NL en DNA-mengprofiel AAJT7785NL#01 zijn de aannames gedaan. Onder deze aannamens zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 1: De bemonstering AAJT7785NL#01 bevat DNA van onbekende vrouw A, verdachte [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon.Hypothese 2: De bemonstering van AAJT7785NL#01 bevat DNA van onbekende vrouw A en twee willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel is meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
6. De verklaring van verdachte [verdachte] zoals afgelegd ter terechtzitting van 11 februari 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb bruine ogen. Ik was mee bij het plegen van de overval. Ik ben samen met [medeverdachte 2] naar de deur van de woning gelopen. Ik heb aangebeld. Ik heb geholpen met het inladen van de zitmaaier. Ik was aanwezig bij het verbranden van een deel van de weggenomen goederen.
7. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 21 mei 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 645-655):
A: Die Lange(de rechtbank begrijpt dat hiermee [verdachte] wordt bedoeld)
had een bivakmuts op. Ik had alleen een jas aan, verder geen bivakmuts.V: Uit jouw verklaring blijkt dat jullie alle drie binnen zijn geweestA: Zij zijn binnen geweest. [verdachte] heeft de hele woning doorzocht.
8.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 23 mei 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 377-385):
A: We zitten bij elkaar, alle drie zonder geld. Toen is ter sprake gekomen dat we die zitmaaier weg wilden halen en die elektrische fiets. Toen zijn we met zijn drieën naar toe gegaan en toen is het gebeurd
V: Wanneer kreeg jij mee dat die vrouw in de meterkast zat?A: Dat heeft [verdachte] in de auto gezegd, dat hij haar in de kast had gestopt.V: Wie heeft de vrouw in de meterkast gestopt?A: [verdachte] , dat heeft hij zelf verteld
A: Toen zijn we naar binnen geweest, rondgekeken en zijn we weggegaan.V: Er is niet alleen rondgekeken.A: Ja rondgesnuffeld en een paar dingen meegenomen.
Ten aanzien van feit 2:
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 11 december 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 67-69):

Pleegdatum/tijd: Tussen maandag 10 december 2018 om 16:00 uur en dinsdag 11 december 2018 om 10:59 uur. Ik deed de deur een klein eindje open, zodat de poes naar buiten kon. Uit het niets verscheen er een man met een zwarte bivakmuts voor mij, die de deur verder open trok. Ik probeerde de deur nog dicht te doen, maar dit had geen zin. Hij was veel te sterk. Terwijl we met elkaar aan het steggelen waren, zag ik dat de man met de bivakmuts een wenk-gebaar maakte naar iemand anders. Ik heb niet gezien hoe die man eruit zag, ik zag alleen dat hij een apparaat in zijn hand had. Dit apparaat maakte een knetterend geluid en er kwam vuur uit. Dit apparaatje duwde hij tegen mijn gezicht. De man duwde mij richting de meterkast en deed snel de deur open met het sleuteltje wat in de deur van de meterkast zat. De man duwde mij in de meterkast. Toen ik in de meterkast stond, deed de man met de bivakmuts de deur snel dicht en draaide de deur op slot. Vervolgens zat ik vast in de meterkast.

2. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 11 december 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 171-172):

We hoorden toen dat [slachtoffer] riep, ik zit in de meterkast en die is op slot. Ik heb haar gevraagd hoe lang ze al in de meterkast zat en ik hoorde toen dat [slachtoffer] riep dat ze er sinds 19.30 uur gisteravond zat.

3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 21 mei 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 645-655):
A: Ik ben erheen gegaan ik had die taser en ik heb haar getaserd. [medeverdachte 1] bleef in de auto, omdat hij een kind heeft en hij anders zijn kind niet meer mag zien. En die Lange had een telefoontje en die belde dan op, dat [medeverdachte 1] de spullen in de kar kon doen. [medeverdachte 1] reed de auto achteruit het erf op en konden we zo de spullen inladen. Zo hebben we het ook gepland.V: Jij zei dat dit volgens plan is gebeurd. Wie zijn plan was dit?A: [verdachte] zou aanbellen. We zijn er zo heengelopen en hij heeft aangebeld. Die vrouw deed open en je doet de rest. Er was geen schema van dit en dat.
4.
Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 23 mei 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 377-385):
A. Was het de bedoeling om in te breken of om een overval te plegen?B. In eerste instantie om in te breken en als er iemand zou zijn, ja dat wat er nou gebeurd is.
V: Wanneer kreeg jij mee dat die vrouw in de meterkast zat?A: Dat heeft [verdachte] in de auto gezegd, dat hij haar in de kast had gestopt.V: Wie heeft de vrouw in de meterkast gestopt?A: [verdachte] , dat heeft hij zelf verteld
5. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 23 mei 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 377-385):
V: Wanneer kreeg jij mee dat die vrouw in de meterkast zat?A: Dat heeft [verdachte] in de auto gezegd, dat hij haar in de kast had gestopt.