ECLI:NL:RBOVE:2020:794

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 februari 2020
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
08/770191-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel op de kermis in Bathmen

Op 24 februari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 20-jarige man uit Deventer, die betrokken was bij een vechtpartij op de kermis in Bathmen op 24 september 2017. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur voor openlijke geweldpleging, waarbij hij samen met een medeverdachte geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte betrokken waren bij een gewelddadig conflict met een groep jongeren, waarbij [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel opliep, namelijk een gebroken kaak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een actieve rol had in de geweldshandeling en dat er geen sprake was van noodweer, aangezien hij de confrontatie zelf had opgezocht. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank legde een werkstraf op, rekening houdend met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de lange duur van de procedure. De rechtbank benadrukte dat openlijk geweld in de openbare ruimte onacceptabel is en dat de verdachte verantwoordelijk is voor zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08/770191-18 (P)
Datum vonnis: 24 februari 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 februari 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Markink-Grolman en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat te Apeldoorn, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 24 september 2017 te Bathmen openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , die daardoor zwaar lichamelijk letsel (een gebroken kaak) heeft opgelopen, dan wel samen met een ander of anderen deze [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel samen met een ander of anderen deze [slachtoffer 1] heeft mishandeld, terwijl dit zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad;
feit 2: op 24 september 2017 te Bathmen openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , dan wel samen met een ander of anderen deze [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1. primair
hij op of omstreeks 24 september 2017 te Bathmen, gemeente Deventer, openlijk, te weten aan/nabij de [adres] en/of in uitgaanscentrum [naam horecazaak] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op het gezicht, althans het hoofd, van die [slachtoffer 1] te stompen en/of te
slaan, terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig letsel, te weten een gebroken kaak, voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
1. subsidiair

hij op of omstreeks 24 september 2017 te Bathmen, gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak, heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op het gezicht, althans het hoofd, van die [slachtoffer 1] te stompen en/of te slaan;

1. meer subsidiair

hij op of omstreeks 24 september 2017 te Bathmen, gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op het gezicht, althans het hoofd, van die [slachtoffer 1] te stompen en/of te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak, ten gevolge heeft gehad;

2 primair

hij op of omstreeks 24 september 2017 te Bathmen, gemeente Deventer, openlijk, te weten aan/nabij de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , door meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op het gezicht, althans het hoofd, en/of tegen/op het lichaam van die [slachtoffer 2] te stompen en/of te slaan;

2 subsidiair

hij op of omstreeks 24 september 2017 te Bathmen, gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op het gezicht, althans het hoofd, en/of tegen/op het lichaam van die [slachtoffer 2] te stompen en/of te slaan.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op zaterdag 24 september 2017 was er kermis op de Brink in Bathmen. Aan de Brink is ook uitgaanscentrum [naam horecazaak] gevestigd. Het was een drukke avond met veel mensen binnen en buiten [naam horecazaak] . Binnen [naam horecazaak] hebben die avond meerdere incidenten plaatsgevonden tussen verschillende personen en door de beveiligers zijn meerdere personen die avond apart genomen in de keukenruimte en uiteindelijk ook verwijderd.
Net na middernacht heeft buiten [naam horecazaak] op de Brink een vechtpartij plaatsgevonden waar meerdere personen bij betrokken waren.
Op 27 september 2017 heeft [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1] ) aangifte gedaan dat hij op zaterdagavond 24 september 2017 voor [naam horecazaak] in gevecht is gekomen met meerdere jongens. Eén van de jongens werd door hem herkend als [medeverdachte] . Na dit gevecht bleek de onderkaak van [slachtoffer 1] aan beide kanten gebroken te zijn.
Op 19 oktober 2017 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan dat hij op zaterdagavond 24 september 2017 voor [naam horecazaak] samen met [slachtoffer 1] in gevecht is gekomen met meerdere jongens. Aangever [slachtoffer 2] heeft hierbij onder andere een blauw oog opgelopen.
Naar aanleiding van deze twee aangiftes heeft de politie onderzoek verricht naar de gebeurtenissen in én buiten [naam horecazaak] op de avond van 24 september 2017. Hiertoe zijn veel getuigen gehoord, waaronder twee beveiligers.
Uit dit politieonderzoek is [medeverdachte] (hierna [medeverdachte] ) op 13 november 2017 als verdachte naar voren gekomen, aangehouden en op 13 november 2017 en op 4 januari 2018 door de politie verhoord.
Op basis van de verklaringen van [medeverdachte] is verdachte [verdachte] (hierna verdachte) door de politie uitgenodigd voor verhoor op 24 januari 2018.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 24 september 2017 in de [naam horecazaak] was samen met [medeverdachte] en dat binnen in [naam horecazaak] incidenten hebben plaatsgevonden. Verdachte is door de beveiligers meegenomen en moest zich uit [naam horecazaak] verwijderen. Toen verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] naar buiten liep, werden zij opgewacht door een groep personen, waaronder de beide aangevers. Hierop ontstond een gevecht. Verdachte heeft verklaard dat hij eerst meerdere keren [slachtoffer 2] in zijn gezicht en op zijn ribben heeft geslagen en later meerdere keren [slachtoffer 1] in zijn gezicht heeft geslagen. Verdachte heeft verklaard dat hij heeft gehandeld uit zelfverdediging.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 24 september 2017 in [naam horecazaak] was samen met verdachte en dat binnen in [naam horecazaak] een woordenwisseling ontstond met [slachtoffer 1] . Korte tijd later vond een incident plaats binnen [naam horecazaak] tussen vrienden van [slachtoffer 1] en vrienden van medeverdachte [medeverdachte] . Hierop werd [medeverdachte] door de beveiligers meegenomen en moest hij zich uit [naam horecazaak] verwijderen. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij samen met verdachte naar buiten liep en werd opgewacht door vrienden van [slachtoffer 1] . Daarna is een gevecht ontstaan. [medeverdachte] heeft daarover verklaard dat hij werd aangevallen door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en nog een onbekende jongen of jongens en dat hij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in het gezicht heeft gestompt. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij heeft gehandeld uit zelfverdediging.
Dit is aan verdachte onder feit 1 primair ten laste gelegd als openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] en onder feit 2 als openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2] .
De ten laste gelegde feiten zien, naar de rechtbank begrijpt, alleen op de gebeurtenissen, die buiten [naam horecazaak] hebben plaatsgevonden.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder
1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde.
Kort gezegd heeft de officier van justitie ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde – openlijke geweldpleging, die zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad – aangevoerd dat op 24 september 2017 voor [naam horecazaak] een gevecht is ontstaan tussen twee groepen jongeren waarbij verdachte en medeverdachte [medeverdachte] onderdeel uitmaakten van de ene groep en aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van de andere groep. Niet kan worden vastgesteld hoe groot de groepen zijn geweest, maar wel kan worden vastgesteld dat vanuit beide groepen geweld is gebruikt. Beide groepen zijn de confrontatie niet uit de weg gegaan en kunnen volgens de officier van justitie als gevolg hiervan beiden geen beroep op zelfverdediging doen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte kan worden veroordeeld voor de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] , maar van het onderdeel zwaar lichamelijk letsel moet worden vrijgesproken, omdat niet is vast komen te staan wie het zwaar lichamelijk letsel – de gebroken kaak – uiteindelijk heeft toegebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2] , omdat verdachte onderdeel heeft uitgemaakt van de groep met [medeverdachte] en heeft bekend dat hij heeft geslagen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich – overeenkomstig een schriftelijke pleitnota die aan de rechtbank is overgelegd – op het standpunt gesteld dat op 24 september 2017 buiten [naam horecazaak] een openlijk geweld situatie heeft plaatsgevonden, waaraan verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd, nu verdachte dit zelf ook heeft verklaard.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van de onder 1 primair ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid zwaar lichamelijk letsel moet worden vrijgesproken, nu niet medisch vastgesteld kan worden dat de gebroken kaak is veroorzaakt door de klappen van verdachte.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder
1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat in het dossier verklaringen zitten van aangevers enerzijds en van verdachten anderzijds, die ieder tot een andere groep behoorden. Op grond van deze verklaringen kan worden vastgesteld dat op 24 september 2017 geweld heeft plaatsgevonden tussen de beide groepen, zowel binnen [naam horecazaak] als buiten [naam horecazaak] . Aangevers en verdachten hebben verklaard dat er over en weer is geduwd en is geslagen. De verhalen over de aanleiding van de vechtpartij en over de vraag of dat geweld aanvallend, dan wel verdedigend van aard was, staan echter lijnrecht tegenover elkaar.
De rechtbank stelt voorts vast dat in het dossier aangiftes zitten van [slachtoffer 1] die op
27 september 2017 - en derhalve drie dagen na het incident - aangifte heeft gedaan en [slachtoffer 2] die op 19 oktober 2017 – en derhalve bijna één maand na het incident – aangifte heeft gedaan. Hierdoor kan niet worden uitgesloten dat tussen de twee aangevers overleg is geweest, voordat zij aangifte hebben gedaan. Tevens kan worden vastgesteld dat op
24 september 2017 zowel binnen [naam horecazaak] , als buiten [naam horecazaak] , sprake is geweest van een onoverzichtelijke situatie, waarbij beide groepen buiten over en weer geweld hebben gebruikt. In het dossier zitten voorts verklaringen van een groot aantal getuigen, die van de vechtpartij buiten [naam horecazaak] - waarop de tenlastelegging is gebaseerd - niets hebben gezien. Daarnaast hebben aangevers en verdachten ook namen van aanwezige personen genoemd, die niet als getuigen zijn gehoord. De rechtbank is van oordeel dat gelet op het hiervoor overwogene alleen die geweldshandelingen uit de twee aangiftes kunnen worden bewezen verklaard, voor zover deze worden ondersteund door de (bekennende) verklaringen van de verdachten, nu in het dossier onafhankelijke getuigenverklaringen ten aanzien van de geweldshandelingen ontbreken.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij op 24 september 2017 in [naam horecazaak] was samen met medeverdachte [medeverdachte] en dat hij samen met [medeverdachte] naar buiten moest en daar buiten [naam horecazaak] samen met [medeverdachte] in gevecht kwam met de groep van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en dat hij tijdens dit gevecht [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geslagen.
Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat verdachte – als degene die zich samen met [medeverdachte] in een groep bevond en zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] heeft geslagen – een actieve rol had en dus een voldoende significante bijdrage aan de ten laste gelegde geweldshandelingen heeft geleverd.
De rechtbank acht – in tegenstelling tot de officier van justitie en de verdediging – ook de strafverzwarende omstandigheid dat de openlijke geweldpleging zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft immers verklaard dat hij zelf, en ook medeverdachte [medeverdachte] , aangever [slachtoffer 1] meermalen met kracht tegen zijn kaken heeft geslagen en dat niemand anders dit heeft gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het bepaalde in artikel 82 Sr en de jurisprudentie van de Hoge Raad een gebroken kaak dient te worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 24 september 2017 heeft schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge jegens [slachtoffer 1] zoals onder 1 primair is ten laste gelegd en aan openlijke geweldpleging jegens [slachtoffer 2] zoals onder 2 primair is ten laste gelegd.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1. primair
hij op 24 september 2017 te Bathmen, gemeente Deventer, openlijk, te weten aan/nabij de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door meermalen, met kracht tegen/op het gezicht, van die [slachtoffer 1] te stompen en te slaan, terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak, voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
2 primair
hij op 24 september 2017 te Bathmen, gemeente Deventer, openlijk, te weten aan/nabij de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , door meermalen met kracht tegen/op het gezicht en tegen/op het lichaam van die [slachtoffer 2] te stompen en te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en onder 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting overeenkomstig zijn pleitnota aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De raadsman heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor.
Daartoe heeft de verdediging de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd.
De rechtbank dient volgens de raadsman uit te gaan van de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] – en niet van de verklaringen van de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] – ten aanzien van de feitelijke situatie. Het dossier biedt meer steun aan de verklaringen van de beide verdachten dan aan de verklaringen van aangevers. Daarbij zijn de aangiftes op een laat tijdstip pas ingediend en waren aangevers terughoudend in het noemen van namen. De aangiftes dienen volgens de raadsman uitgesloten te worden van het bewijs, nu deze aangiftes onvoldoende betrouwbaar zijn en worden weersproken door de bewijsmiddelen in het dossier. De feitelijke gang van zaken is aldus geweest dat binnen [naam horecazaak] reeds een incident heeft plaatsgevonden tussen de vriend van verdachte, medeverdachte [medeverdachte] , en aangever [slachtoffer 1] , waarbij beide over en weer op elkaar hebben ingeslagen. Tevens werd [medeverdachte] geduwd tegen de borst door een Turkse jongen en begonnen meerdere jongens te slaan. Verdachte en [medeverdachte] zijn hierop door de beveiligers uit [naam horecazaak] gezet. Buiten aangekomen zagen verdachte en [medeverdachte] drie jongens aan het bellen en werd door [slachtoffer 2] gezegd ‘ [medeverdachte] je wilt dit niet je gaat klappen krijgen’. Vervolgens stonden nog vier jongens buiten, zodat het zeven tegen twee werd. Verdachte zag toen één jongen die op [medeverdachte] insloeg, waarop verdachte boos is geworden en [slachtoffer 2] heeft geslagen in zijn gezicht en op zijn ribben. Verdachte heeft vervolgens ook op [slachtoffer 1] ingeslagen.
Nu sprake was van een situatie van twee personen tegen zeven personen, waarbij tevens geweld jegens verdachtes vriend [medeverdachte] werd gebruikt was sprake van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. Daarbij was de gedraging van verdachte geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn vriend [medeverdachte] , waarbij de verdediging door verdachte tevens voldeed aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Verdachte kon zich immers niet van het geweld van de groep van zes a zeven mensen onttrekken. Daarnaast was het verdedigingsmiddel van verdachte – het slaan met de vuist, maar zonder wapen – niet onredelijk ten opzichte van de ernst van de aanranding, zodat ook is voldaan aan de eisen van proportionaliteit.
Gelet op dit alles heeft de raadsman de rechtbank verzocht het beroep op noodweer te honoreren en verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
Mocht de rechtbank vinden dat de verdediging van verdachte – gelet op het letsel van aangever – in onredelijke verhouding stond tot de aanranding heeft de raadsman verzocht het beroep op noodweerexcess te honoreren en verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank uitgaat van de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] wat betreft het aantal van personen tegenover wie verdachte en medeverdachte [medeverdachte] stonden.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn op 24 september 2017 binnen [naam horecazaak] door de beveiligers meegenomen naar de keuken en daarna weggestuurd. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] kwamen rond middernacht buiten bij [naam horecazaak] . Buitengekomen zagen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] dat drie jongens aan het bellen waren. Deze drie jongens kwamen op verdachte en medeverdachte [medeverdachte] afgelopen. Tevens kwamen vier andere jongens, waaronder aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , op hen aflopen. Aangever [slachtoffer 2] heeft hierop tegen [medeverdachte] gezegd dat [medeverdachte] ruzie aan het zoeken was en dat ze wilden dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] mee zouden lopen om het uit te vechten. Hierbij riep [slachtoffer 2] ‘ [medeverdachte] je wilt dit niet, je gaat klappen krijgen’. De vier jongens riepen dat ze wilden vechten. Vervolgens voegden de drie bellende jongens zich ook bij deze vier jongens en was het zeven tegen twee. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben hierop tegen de jongens gezegd dat ze maar mee moesten komen naar achter [naam horecazaak] . Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] gingen de problemen niet uit de weg en liepen terug in de richting waarvan zij waren gekomen. Toen zag verdachte dat één van de jongens met een gebalde vuist uithaalde naar [medeverdachte] , maar miste. Hierop is het gevecht begonnen.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de gedragingen van de aangevers niet worden aangemerkt als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, ook al was sprake van een situatie van twee personen tegen zeven personen. Immers, op het moment dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] buiten kwamen en tegenover de groep van zeven personen kwamen te staan was het voor hen allebei duidelijk dat de groep wilde vechten. Hierop zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte] niet weggegaan, maar hebben zij juist voorgesteld om dan maar met de hele groep naar achter [naam horecazaak] te gaan. Hierdoor is het naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat op dat moment reeds sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf. Verdachte en zijn medeverdachte hebben naar het oordeel van de rechtbank zelf de confrontatie opgezocht, terwijl zij zich op dat moment hadden kunnen en moeten distantiëren. Verdachte heeft deze voor de hand liggende ontwijkingmogelijkheid - waarvan niet aannemelijk is geworden dat deze niet voor de verdachte openstond - niet benut.
Gelet op deze feiten en omstandigheden slaagt het beroep op noodweer niet.
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
feit 2 primair
het misdrijf:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft hiervoor reeds onder 5, de strafbaarheid van het bewezenverklaarde, geoordeeld dat ten aanzien van het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde verdachte geen geslaagd beroep kan doen op noodweer, dan wel noodweerexces.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar én een werkstraf voor de duur van 40 uur te vervangen door 20 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van een eventuele strafoplegging verzocht om rekening te houden met de lange tijd die het heeft geduurd voordat deze strafzaak op zitting is gekomen. De raadsman heeft de rechtbank voorts verzocht rekening te houden met de toen nog jeugdige leeftijd van verdachte en aansluiting te zoeken bij de richtlijnen voor minderjarigen en aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 40 uur, zonder oplegging van een voorwaardelijke straf, zoals door de officier van justitie is geëist. Daar heeft hij aan toegevoegd dat eventueel sprake is van een voortgezette handeling als bedoeld in artikel 56 Sr. Verder heeft hij erop gewezen dat verdachte op dit moment in een schorsing loopt voor een andere strafzaak en dat die schorsing goed verloopt.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft in de avonduren van 24 september 2017 in Bathmen samen met een medeverdachte openlijk geweld gepleegd tegen aangevers. Verdachte is degene geweest die samen met een medeverdachte naar buiten is gegaan bij [naam horecazaak] en met de groep jongens, waaronder aangevers, is meegegaan, terwijl hij wist dat het op vechten zou uitlopen. Verdachte en zijn medeverdachte hebben aangever [slachtoffer 1] meermalen met kracht tegen de kaak geslagen, waardoor deze aan beide kanten was gebroken. Tevens hebben verdachte en zijn medeverdachte aangever [slachtoffer 2] in zijn gezicht geslagen, die daarbij onder andere een blauw oog heeft opgelopen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich agressief en gewelddadig heeft gedragen tegen aangevers, naar eigen zeggen om zijn vriend te verdedigen, terwijl verdachte zich aan de situatie had moeten onttrekken. Een dergelijke manier van optreden is niet acceptabel. Daarnaast gaat het hier om geweld in de avonduren aan de openbare weg, waardoor de openbare orde is verstoord en maatschappelijke onrust en algemene gevoelens van onveiligheid zijn veroorzaakt. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft geconstateerd dat geen recent reclasseringsadvies van verdachte is opgesteld en heeft kennisgenomen van een mailbericht d.d. 10 februari 2020 afkomstig van E. Blomsma, reclasseringswerker bij Tactus Reclassering Zwolle en Deventer.
Uit dit mailbericht is gebleken dat verdachte in een andere strafzaak is geschorst uit de voorlopige hechtenis onder een aantal schorsingsvoorwaarden. Gebleken is dat verdachte een enkelband heeft en zich over het algemeen goed houdt aan de schorsingsvoorwaarden. Verdachte is aangemeld bij Transfore, polikliniek forensische psychiatrie, waar nog een intake moet plaatsvinden en is tevens aangemeld bij het team ‘Bijzondere Zorg’ van de gemeente Deventer, zodat verdachte ambulante ondersteuning krijgt op het gebied van praktische zaken. Verdachte is tevens gestart met school. De Reclassering heeft geen strafadvies gegeven.
De rechtbank overweegt dat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) uitgaan van een taakstraf vanaf 40 uur bij openlijke geweldpleging tegen personen dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie bij minderjarigen en uitgaan van een taakstraf van 150 uur bij meerderjarigen. De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij het eerste oriëntatiepunt en neemt in acht dat sprake is van de strafverzwarende omstandigheid van de aard en ernst van het letsel bij één persoon. De rechtbank neemt in acht dat verdachte ten tijde van het plegen van de onderhavige strafbare feiten net meerderjarig was. De rechtbank zal bij de strafoplegging niet overgaan tot het toepassen van het adolescentenstrafrecht, nu een rapport van de Reclassering met daarin een dergelijk advies ontbreekt, maar zal wel rekening houden met de jeugdige leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van de delicten.
Verder heeft de rechtbank in strafmatigende zin rekening gehouden met het in artikel
6 EVRM bedoelde recht van verdachte op een behandeling van de strafzaak binnen een redelijke termijn. Deze termijn, die in het geval van behandeling in eerst aanleg kan worden gesteld op 24 maanden, is in dit geval overschreden. Verdachte is voor deze strafzaak op
24 januari 2018 uitgenodigd voor verhoor, terwijl de zaak in eerste aanleg eindigt met dit eindvonnis van 24 februari 2020.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 9 januari 2020. Hieruit volgt dat verdachte in een aantal strafzaken is gedagvaard, waarvan de behandeling op korte termijn zal plaatsvinden. Verdachte gedijt goed in de structuur en begeleiding die is verbonden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis in één van voormelde zaken. De rechtbank beoogt met de op te leggen straf die thans gunstige omstandigheden niet te doorkruisen.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte, na het plegen van het onderhavige strafbare feit, is veroordeeld tot een geldboete van € 380,-- voor overtreding van de APV Deventer, zodat artikel 63 Sr van toepassing is.
Tot slot heeft de rechtbank rekening gehouden met de strafmaat in de zaak van de medeverdachte. Omdat beiden een vergelijkbaar aandeel hebben gehad in het geweld, is de rechtbank van oordeel dat zij in gelijke mate moeten worden bestraft.
De verdachte verdient straf voor wat hij heeft gedaan en gelet op al het hiervoor overwogene acht de rechtbank in dit geval een werkstraf voor de duur van 40 uur, te vervangen door
20 dagen hechtenis, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en onder 2 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: het misdrijf:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
feit 2: het misdrijf:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en onder 2 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
40 (veertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
20 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Vijftigschild, voorzitter, mr. M. van Bruggen en
mr. P.M. Breukink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2020.
Buiten staat
Mr. Breukink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland District IJsselland, districtsrecherche IJsselland met registratienummer PL0600-2018066193Z van 12 februari 2018. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 en Feit 2
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 27 september 2017 [1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
(..) Ik doe hierbij aangifte van openlijke geweldpleging, mishandeling en zware mishandeling, tegen mij gepleegd te Bathmen in uitgaanscentrum [naam horecazaak] en buiten ter hoogte van [naam horecazaak] op de Brink te Bathmen, gepleegd tussen zaterdag 23 september 2017 te 22.00 uur en zondag 24 september 2017 te 01.00 uur. Ik heb ten gevolge van het mij aangedane geweld, pijn gevoeld, een wondje bij mijn rechter wenkbrauw, zwellingen in mijn gezicht en gebroken kaken opgelopen. Ik ben hiervoor bij de spoedeisende hulp in het Deventer ziekenhuis geweest en afgelopen maandag in dit ziekenhuis geopereerd door kaakchirurg Dr. P. Luhrman.(..)
Vervolgens ben ik na middernacht, zondag 24 september 2017 om ongeveer 00.30 uur, samen met [slachtoffer 2] , [naam horecazaak] uitgelopen. Door de uitgang naar rechts. We liepen op de rijbaan van de Brink ter hoogte van [naam horecazaak] op ca. 30 meter van de uitgang. Ik zag dat het daar druk was op straat met uitgaanspubliek.(..) Op een plattegrond teken ik onze looprichting en met een X (kruisje) de plek waar [slachtoffer 2] en ik ineens diezelfde groep jongens met [medeverdachte] weer zagen staan. We wilden de groep passeren. Later bedacht ik me dat de groep mij daar mogelijk gewoon stond op te wachten. Een aantal van die jongens kwam direct in onze richting gelopen. Ik werd vastgepakt en er ontstond een kort duwen en trekken tussen ons. Ik zag dat ik door 3 of 4 jongens uit die groep tegelijk werd aangevallen.(..) Ik zag en voelde direct dat ik van 1 van die aanvallers een krachtige stomp met een gebalde vuist tegen mijn gezicht kreeg. Ik voelde pijn en ging in een reactie in voorover gebogen houding en greep met mijn beide handen naar mijn gezicht. Ik merkte en voelde toen dat ik van meerdere kanten, door meerdere personen, nagenoeg gelijktijdig, hard
tegen de beide zijden van mijn hoofd werd gestompt.(..) Hield mijn armen dus voor mijn gezicht en zag daardoor niet wie wat deed. Het ging allemaal heel snel, ik weet niet hoe vaak ik gestompt ben maar aan beide zijden van mijn gezicht meerdere malen. Ik voelde door dit geweld direct pijn en bloed in mijn mond. Ik voelde dat het niet goed zat met mijn mond en kaken. (..) [slachtoffer 2] was daar in mijn nabijheid en ik zei hem dat ik direct naar huis wilde.
Bij ons thuis bleek dat [slachtoffer 2] ook een blauw linkeroog had. [slachtoffer 2] vertelde mij dat hij daar op straat voor [naam horecazaak] , ook door bedoelde groep was aangevallen, op hetzelfde moment dat ik was aangevallen. Men had [slachtoffer 2] tegen zijn linkeroog geslagen.(..) Afgelopen maandag 25 september 2017 zijn we weer terug gegaan naar het ziekenhuis en ik moest toen direct geopereerd worden.
Een schriftelijk bescheid d.d. 6 oktober 2017 [2] , inhoudende een geneeskundige verklaring van kaakchirurg dr. P. Luhrman, zakelijk weergegeven:
(..) Medische informatie betreffende:
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [slachtoffer 1] (..)
A: uitwendig waargenomen letsel: Flinke zwelling kaakhoek links en rechts(..)
Bijzonderheden extra oraal: flinke zwelling tpv kaakhoek links en rechts in mindere mate.
(..) Bevindingen x-fotos: OPT toont fractuur in de kaakhoekregio links en rechts. (..)
Conclusie: dubbelzijdige onderkaaksfractuur na mishandeling
Behandelplan: uitleg, voorstel is repositie en fixatie van de fracturen, evt. gevolgd door enkele weken imf middels elastics. Pt werd aangemeld voor OK.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 19 oktober 2017 [3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer 2] :
(..) Feit: Openlijke geweldpleging tegen personen
Plaats delict: Brink, 7437 AM Bathmen, binnen de gemeente Deventer (t.h.v. uitgaanscentrum [naam horecazaak] / kermisterrein)
Pleegdatum/tijd: Tussen zondag 24 september 2017 om 00:00 uur en zondag 24 september 2017 om 01:00 uur(..)
(V: Wil jij hier in het belang van dit onderzoek over verklaren en aangifte van doen?)
Ja, ik ondersteun [slachtoffer 1] hiermee en wens hierbij ook aangifte te doen wegens vermoedelijk tegen ons daar op de Brink nabij uitgaanscentrum [naam horecazaak] te Bathmen, gepleegd openlijk geweld dan wel tegen mij gepleegde mishandeling. Ik heb tijdens de mishandeling pijn en een licht gezwollen blauw linkeroog, opgelopen. Ik heb zelf geen huisarts geconsulteerd.(..)
Ik vroeg of [slachtoffer 1] meeging naar buiten, want daar op het kermisterrein voor [naam horecazaak] was het ook gezellig, dus liep ik samen met [slachtoffer 1] via een zijdeur naast de hoofdingang de Brink op. Wij liepen samen rechts af en waren toen ca. 20 meter van de ingang van [naam horecazaak] .(..) Ik zag daar ineens dat [slachtoffer 1] door een jongen werd vastgepakt, aan de bovenzijde van zijn shirt op borsthoogte.(..) De jongen die [slachtoffer 1] daar vastpakte ken ik niet. Ik kan hem omschrijven als:
donkerbruine jongen, leeftijd ca. 16 a 17 jaar, lengte ca. 1.85, hij had zwart haar en droeg een donkerkleurige muts; normaal niet opvallend postuur.(..) Ik liep er direct op af en zei tegen die jongen met muts dat hij eens even normaal moest doen.(..) Toen ging het allemaal heel snel, een aantal jongens uit bedoelde groep kwamen direct op ons af en [slachtoffer 1] en ik werden daar gelijktijdig aangevallen.(..) Ik herinner me dat er twee van die jongens uit bedoelde groep direct met hun gebalde vuisten op mij begonnen in te slaan. Ik werd op mijn achterhoofd en op mijn linkeroog gestompt, door in ieder geval die twee jongens. Ik voelde hierdoor pijn aan mijn hoofd. Ik heb mij toen verdedigd in een reflex greep ik 1 van die twee jongens in een greep met mijn linkerarm om zijn nek. We bleven wel in gebogen houding overeind en ik riep tegen hem dat hij eens op moest houden. Ik voelde dat hij maar door bleef stompen in mijn maag. Hij stompte meerdere malen met gebalde vuist. Dat zag en voelde ik.(..) Die 2e aanvaller, sloeg me toen met een gebalde vuist tegen mijn achterhoofd. Ik begon toen achteruit te trappen naar die 2e aanvaller, terwijl ik aanvaller 1 nog in die nekgreep hield. Die 2e aanvaller ging door dit trappen weg en ik zag hem richting de plek lopen waar [slachtoffer 1] op dat moment in gevecht was met meerdere jongens, ik denk de rest van die groep.(..) [medeverdachte] was daar dus ook bij dat heb ik zelf gezien. Die andere jongens ken ik niet van naam. Ik kan mijn aanvaller 1 als volgt omschrijven: Jongen, donkerbruine huidskleur, hoog zwart kapsel, ca. 16—17 jaar, gewoon niet opvallend postuur, (niet de jongen die ik eerder met muts omschreef);(..) Ik heb gezien dat [medeverdachte] daarbij op enig moment op korte afstand met een aantal van die andere jongens aan het slaan was richting het gezicht van [slachtoffer 1] . Ik heb gezien dat hij een aantal keren met een gebalde vuist krachtig naar het gezicht van [slachtoffer 1] sloeg. Ik heb ook gezien dat een vuistslag van [medeverdachte] [slachtoffer 1] tegen het hoofd raakte. Ik heb ook gezien dat vuistslagen van [medeverdachte] niet raak waren. Ik heb gezien dat zowel [medeverdachte] als nog een paar van die jongens nagenoeg gelijktijdig met hun vuisten op het hoofd van [slachtoffer 1] insloegen. (..) Ik schrok wel van al dat geweld tegen [slachtoffer 1] . Ik zag dat [slachtoffer 1] wel armbewegingen maakte, maar hij kon al die klappen nooit ontwijken. Het ging allemaal heel er snel en ik zag het allemaal in een flits gebeuren. Ik rende naar [slachtoffer 1] en gaf 1 van die jongens een harde duw, zodat hij niet meer bij [slachtoffer 1] kon komen. Ineens was het rustig en ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei, we gaan wel. [slachtoffer 1] greep daar naar zijn kaak en zei dat hij dacht dat er een kies was los geslagen.(..) Ik heb een coolpack op mijn gezwollen linkeroog gedaan.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] 13 november 2017 [4] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [medeverdachte] :
(..) (Je wordt verdacht van het plegen van:

1. Openlijke geweldpleging tegen personen, (zwaar) letsel ten gevolge hebbend en/of zware mishandeling en/of mishandeling t.o.v. [slachtoffer 1] , gepleegd te Bathmen, tussen zaterdag 23 september 2017 te 22.00 uur en zondag 24 september 2017 te 01.00 uur.

2. Openlijke geweldpleging tegen personen letsel ten gevolge hebbend en/of mishandeling t.o.v. [slachtoffer 2] , gepleegd te Bathmen, op zondag 24 september 2017 tussen 00.00 uur en 01.00 uur. Beide slachtoffers hebben hiervan aangifte gedaan.)(..)

(V: Heb jij enige betrokkenheid bij het plegen van geweld tegen deze 2 aangevers?)
Ja, ik heb uit zelfverdediging mij zelf beschermd. Ik heb klappen getracht af te weren en ik heb van me afgeslagen.(..) Ik was op enig moment in de beneden barruimte en liep daar met [naam 1] en [naam 2] . (..) Ik zag de mij bekende [slachtoffer 1] . Het was erg druk in de beneden bar. We liepen eigenlijk tegen elkaar op. Ik had toen een woordenwisseling met [slachtoffer 1] . (..) Hierop werd het een grote chaos. Ik zag dat zowel de vrienden van [slachtoffer 1] als mijn vrienden ineens op elkaar afgingen en elkaar begonnen weg te duwen of trekken. Ik heb daar niet geslagen en/of geschopt. Ik heb daar in dat opstootje zeg maar ook geen andere jongens naar elkaar zien slaan of schoppen.(..) Er kwamen toen 3 bewakers van [naam horecazaak] bij ons. Ze pakten mij en een vriend van mij vast. Ik wil de naam van die vriend niet noemen.(..) Zowel mijn vriend als ik werden toen uit [naam horecazaak] gezet door een bewaker. (..) Ik ging met mijn vriend onze jassen ophalen bij de buiten garderobe. Dat was op het buitenterrein t.h.v. [naam horecazaak] .(..) Ik liep samen met mijn vriend (degene met wie ik
was uitgezet), naar de hoofdingang van [naam horecazaak] . (..) Daar kwamen [slachtoffer 1] en zijn vrienden toen ineens naar buiten.(..) Ik zag dat [naam 3] , [naam 4] en [slachtoffer 2] en nog twee onbekende jongens met [slachtoffer 1] op ons toeliepen. Ik hoorde [slachtoffer 2] zeggen, dat we maar even mee moesten komen, dat hij het ons wel even zou laten zien. Het was voor mij duidelijk dat ze wilden vechten. [slachtoffer 2] sprak de hele tijd voor die groep.(..) We liepen door de drukte en waren zeg maar een meter of 10 van de ingang naar [naam horecazaak] . Ik zag dat [slachtoffer 1] met een gebalde vuist ineens met zijn rechterarm in de richting van het achterhoofd van mijn vriend sloeg. Die slag miste hem, maar ineens zag ik vrienden van [slachtoffer 1] op mijn vriend af lopen. Ik zag dat 2 of 3 jongens uit de groep van [slachtoffer 1] , mijn vriend aanvielen en op hem insloegen. Een vuistslag trof mijn vriend tegen de rechterzijde van zijn gezicht.(..) Ik werd daar gelijktijdig met mijn vriend aangevallen door 2 of 3 jongens uit de groep van [slachtoffer 1] . Ik werd door [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en een onbekende jongen aangevallen. Ze kwamen dreigend en met gebalde vuisten op mij af. Zeg maar klaar om te slaan. Ik zag dat [slachtoffer 2] als eerste met een gebalde vuist in de richting van mijn gezicht sloeg. Hij raakte mij niet. Ik ontweek die klap en in mijn eerste reactie stompte ik met een gebalde rechtervuist neer [slachtoffer 2] ’s gezicht. Ik raakte hem op zijn gezicht. Ik voelde dat ik toen direct van achteren werd vastgepakt en ik voelde dat ik een harde vuistslag kreeg met een gebalde vuist op mijn neus. Ik voelde pijn en had last van mijn neus. Ik keek nog om na die klap op mijn neus en zag die bedoelde 3e jongen weggaan tussen het kermispubliek. (..) (V: Heb jij gezien of gehoord wie van jouw vrienden daar geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gepleegd?)
Ik heb u dit verklaard. Ik weet niet wie er met wie een het vechten was. Ik heb later niet van anderen gehoord dat zij of anderen daar geweld gebruikt hadden.(..)
(0: [slachtoffer 2] heeft samengevat verklaard gezien te hebben dat terwijl hij net zijn aanvallers aan het vechten was, hij zag dat [slachtoffer 1] door meerdere jongens, waaronder jij [medeverdachte] werd aangevallen. Hij verklaarde gezien te hebben dat jij meerdere malen naar het gezicht van [slachtoffer 1] stompte en diens gezicht ook raakte. V: Wil je hierop reageren?)
Dit is niet waar. We waren niet met de hele groep aan het vechten. Het kan wel zijn dat ik zijn gezicht geraakt heb, maar dan is het gegaan zoals ik reeds verklaard heb.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] 4 januari 2018 [5] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [medeverdachte] :
(..) (V: De verklaring welke jij op 13 november 2017 hebt afgelegd, berust die op de waarheid?)
Ja, volledig.(..)
(V: Wat wil je hier nu zelf op aanvullen?)
Ik wil alleen de naam noemen van degene die daar bij mij was en met mij. Daar toen ik die nacht op de Brink in gevecht kwam. Dit betreft [verdachte] , hij is 18 of 19 jaar, wonende te [woonplaats] . Dat is een vriend van mij. Ik noem hem altijd [verdachte] (fon).
(V: Dit was dus kennelijk niet de gehele waarheid. Wat kun je nu over de rol van [verdachte] verklaren?)
Binnen in [naam horecazaak] bij de eerste schermutseling was [verdachte] er niet bij. Toen liep [slachtoffer 1] die wond aan zijn wenkbrauw op. Bij de 2e keer zoals ik heb verklaard werden [verdachte] en ik er door de beveiligers uit gezet. En de derde keer was [verdachte] er bij en dat was buiten op straat voor [naam horecazaak] .(..)
(V: Je verklaarde gezien te hebben dat [slachtoffer 1] met een gebalde vuist naar het achterhoofd van je vriend sloeg. Wie was die vriend van je?)
[verdachte] .(..)
(V: Kun je samenvatten welk geweld [verdachte] daar gebruikte?)
Ik heb er zelf niet veel van gezien. Ik weet dat hij mij vertelde dat hij [slachtoffer 1] daar ook goed geraakt had. Hij vertelde dat hij hem ook op het gezicht geslagen had met zijn gebalde vuist en hem ook goed geraakt had. Ik heb niet gevraagd hoe vaak [verdachte] geslagen had.(..)
(0: Op 9 november 2017 app je met [naam 5] en zeg je hem dat hij je getuige moet zijn.
V: Wie is [naam 5] en wat heeft [naam 5] gezien dan?)
[naam 5] . [naam 5] zag van afstand, samen met zijn broer dat ik in gevecht was met [slachtoffer 1] . Hij is ook bij mijn moeder geweest en had uit zichzelf al aangegeven dat hij wel wilde getuigen.(..)
(0: Je zegt tegen [naam 5] dat jij 1 stoot kreeg op je neus en dat het jij en [verdachte] was tegen 7
man, maar dat jullie ze hebben geneukt. V: Wat bedoel je met deze uitspraak?)
Zij waren met 7 man en wij met 2 en toch kwamen wij winnend uit de strijd.(..)
Ik heb gewoon wat overdreven. 3 keer wat gebeurd, alleen de laatste keer is [slachtoffer 1] in elkaar getikt.
(V: Je appt ook aan [naam 5] dat jullie ze kk hard gepakt hebben. Wat bedoelde je hiermee?)
Dat [verdachte] en ik die gasten geneukt hebben zeg maar.
(0: Op 25 september 2017 te 22.00 uur app je weer met [naam 5] . Je appt: Heb [slachtoffer 1] ziekenhuis ingetikt. Gebroken kaak. Je zegt hier toch tegen [naam 5] dat jij [slachtoffer 1] het ziekenhuis ingeslagen hebt en dat hij een gebroken kaak heeft. (V: Dan weet je toch ook wie dit deed of er verantwoordelijk voor is?)
Nee, ik bedoel niet dat ik wist dat wij zijn kaak gebroken hadden.(..)
(V: Wat heeft [slachtoffer 1] dan verdraaid, volgens jou?)
Nou wij waren maar met twee, [verdachte] en ik en hij doet net in zijn verklaring of wij met 6 a 8 jongens waren. Hij was met ongeveer 7 vrienden en viel ons daar buiten aan.
(0: [medeverdachte] , in je Iphone trof ik tevens een in deze nacht ingesproken en verzonden geluidsopname aan. Uitgewerkte tekst:
“Het was kankergrappig want die kankerhoer [slachtoffer 1] komt gewoon naar buiten en die heeft gewoon zijn hele wenkbrauw gescheurd gewoon omdat wij hem binnen al hadden geklapt en die mongool die vond het wel een goed plan om het buiten nog een keer te doen. In een keer, ze zeggen zo van ja komen jullie maar even meelopen anders dus wij lopen mee en hij begint in 1 keer [verdachte] of ja ze gaven [verdachte] een klap of zo want ik zag iemand [verdachte] een klap geven. Dus wij met zn tweeën helemaal lijp, het was echt gewoon een flipperkast, je kon gewoon de een na de ander op zijn bek slaan, gewoon. Het was kankermooi. Ik heb het nog nooit zo naar mijn zin gehad. En toen kreeg ik er zelf ook 1 kankerhard op mijn neus maar ja kijk ik was bezig met drie man tegelijk jongen dan komt er l-tje van achter, bof, zo op mijn neus, ja ik voelde niks meer man”.(..)
(0: Je zegt dat jullie beiden helemaal lijp waren, dat het een flipperkast was en dat je de een na de ander op z’n bek kon slaan. V: Hoeveel personen heb jij daar geslagen dan?)
Maximaal twee of drie. Ik herinner het me niet meer, ik heb hier al over verklaard.(..)
(0: Je zegt in een appbericht op 24 september 2017 12.46 uur, tegen je vriendin [naam 6] :
Ja ik heb wel echt hard gevochten buiten. Alleen mijn schouder is kapot. V: Wat bedoel je met hard vechten?)
Ik moest mezelf redelijk verdedigen om er goed uit te komen.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 24 januari 2018 [6] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [verdachte] :
(..) (Je wordt verdacht van het plegen van:

1. Openlijke geweldpleging tegen personen, (zwaar) letsel ten gevolge hebbend en/of zware mishandeling en/of mishandeling t.o.v. [slachtoffer 1] , gepleegd te Bathmen, tussen zaterdag 23 september 2017 te 22.00 uur en zondag 24 september 2017 te 01.00 uur.

2. Openlijke geweldpleging tegen personen letsel ten gevolge hebbend en/of mishandeling t.o.v. [slachtoffer 2] , gepleegd te Bathmen, op zondag 24 september 2017 tussen 00.00 uur en 01.00 uur. Beide slachtoffers hebben hiervan aangifte gedaan.)(..)

(V: Wat is je voornaam en hoe oud ben je?)
Mijn roepnaam is [verdachte] , ik ben 18 jaar.(..)
(V: Wat wil je zelf verklaren met betrekking tot de feiten waarvan je wordt verdacht?)
Ik was die bedoelde avond/nacht in uitgaanscentrum [naam horecazaak] in Bathmen. Het was kermis dat weekend.(..)Ik werd vastgepakt en naar een personeelsruimte gebracht. [medeverdachte] werd ook door een bewaker meegenomen naar die ruimte.(..) Wij werden toen uit [naam horecazaak] gezet en naar buiten gestuurd.(..) We pakten onze jassen en zijn toen naar de ingang van [naam horecazaak] gelopen. Ik zag dat de bellende drie jongens achter ons aanliepen. Vervolgens zag ik een viertal jongens daar buiten voor de ingang op de rijbaan staan. Ik ken die jongens niet van naam. Later bleek mij dat bij dit viertal die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zich bevonden. Dat viertal kwam direct op ons af. Die [slachtoffer 2] begon te praten en zei tegen [medeverdachte] dat we ruzie aan het zoeken waren. Hij wilde dat we mee liepen om het uit te vechten. Hij riep tegen [medeverdachte] : “ [medeverdachte] je wilt dit niet je gaat klappen krijgen”. Al die 4 jongens riepen dat ze wilden vechten. Op dat moment was dat 3 tal die aan het bellen was geweest ook bij ons en het was dus 7 man tegen ons twee. [medeverdachte] en ik zeiden dat ze maar mee moesten komen naar achter [naam horecazaak] , we gingen de problemen niet uit de weg en begonnen terug te lopen in de richting waaruit we gekomen waren. Ineens zag ik dat 1 van die jongens schuin achter ons ineens met een arm en gebalde vuist op [medeverdachte] insloeg. Die sukkel miste [medeverdachte] en toen draaide ik mij om. Ik was boos en heb direct met beide gebalde vuisten op de eerste de beste ingeslagen. Ik zag dat dat die [slachtoffer 2] was. Ik raakte hem hard in zijn gezicht en op zijn ribben. Ik sloeg diverse keren snel en beurteling op hem in. Later zag ik dat hij een blauw oog en bloedneus had. Ik heb daar toen ook op die andere jongens ingeslagen ook op [slachtoffer 1] . Het was zelfverdediging. Ik zag dat [medeverdachte] ook met een paar jongens in gevecht was en met gebalde vuisten op die jongens insloeg. Ik sloeg met mijn beide gebalde vuisten steeds snel achter elkaar op de gezichten en het boven lichaam van die andere jongens die bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren. Ik zag toen ik aan het slaan was dat [medeverdachte] op [slachtoffer 1] en ook andere jongens insloegen met gebalde vuisten. (..) Door mijn geweld vluchtten die [slachtoffer 2] en zijn maten weg. Ik zag dat [medeverdachte] nog aan het vechten was bij die tafel waar de 3 bellers hadden gestaan. Ik zag dat die [slachtoffer 1] ineens hard op [medeverdachte] afrende en hem met een gebalde vuist tegen het hoofd wilde slaan. [medeverdachte] draaide toen net een halve slag en ik zag dat [slachtoffer 1] hem met die slag miste. Ik zag dat [medeverdachte] hem toen vervolgens met een gebalde vuist twee keer hard tegen de zijkant van zijn gezicht stompte. Ik heb toen vervolgens nog 3 vuistslagen hard op het gezicht van die [slachtoffer 1] uitgedeeld. Toen ik hem hij deze 3 klappen vol op de zijkant van zijn gezicht raakte, dacht ik al wel dat hij wel iets gebroken moest hebben. Ik weet niet meer op welke zijde van het gezicht van [slachtoffer 1] , ik en of [medeverdachte] hebben geslagen, maar wij hebben hem er allebei goed geraakt. Er was buiten [medeverdachte] en ik niemand daar die [slachtoffer 1] geslagen heeft, dus zijn kaakbreuken moeten door onze klappen ontstaan zijn, maar zij begonnen en ik mag me toch wel verdedigen.(..)
(0: Ik vertel je dat een getuige heeft verklaard gezien te hebben dat jij en [medeverdachte] daar toen, buiten op straat ter hoogte van [naam horecazaak] in Bathmen in gevecht waren met een groepje 5 a 6 jongens, waaronder [slachtoffer 1] . Hij verklaarde gezien te hebben dat [medeverdachte] werd gestompt door [slachtoffer 1] en dat jij en [medeverdachte] daar toen ook meerdere malen met gebalde vuisten op die jongens hebben ingeslagen. V: Wil je hierop reageren?)
Dat klopt dat heb ik ook verklaard.(..)
(0: [medeverdachte] verklaarde dat jij hem zelf verteld hebt dat jij [slachtoffer 1] daar ook goed geraakt had en dat je [slachtoffer 1] met een gebalde vuist tegen het gezicht hebt geslagen. V: Wil je hierop reageren?)
Nee, maar het klopt dat ik [medeverdachte] dit verteld heb.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 5] d.d. 23 januari 2018 [7] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuite [naam 5] :
(..) (V: Wat heb jij zelf gezien of gehoord met betrekking tot deze bedoelde geweldplegingen?)
Ik bevond mij naar schatting rond middernacht ca. 00.00 uur nabij de uitgang van [naam horecazaak] op de Brink, tevens het kermisterrein. Dat was aan de voorzijde van [naam horecazaak] daar waar de horecamuntjes werden verkocht.(..)
(V: Wat zag je toen?)
Ik zag daar op enig moment 2 vrienden van mij, [verdachte] (eigenlijk [verdachte] en achternaam weet ik niet) en [medeverdachte] , buiten kort voor en ter hoogte van de hoofdingang staan.(..)
Ik zag daar een groepje van 5 a 6 jongens aan kwam lopen op de Brink. Ze liepen op [verdachte] en [medeverdachte] af. Ik zag toen dat 1 jongen van dat groepje daar recht voor [medeverdachte] ging staan en hem direct een krachtige stomp met gebalde vuist tegen het bovenlichaam gaf.(..) Die jongen die [medeverdachte] deze stomp gaf heb ik goed in het gezicht gezien en later bleek mij dat deze jongen [slachtoffer 1] heet. Ik hoorde een paar dagen later dat dat deze stomp was uitgedeeld door ene [slachtoffer 1] . (..) Dit was dus de jongen die deze eerste stomp daar uit deelde en [medeverdachte] op de borst raakte.(..)
(V: Wat zag je daar verder?)
Ik zag dat het toen escaleerde. Ik bedoel dat het hele groepje van die [slachtoffer 1] zeg maar met [medeverdachte] en [verdachte] begonnen te vechten. Ik zag dat [medeverdachte] direct begon terug te slaan naar die [slachtoffer 1] . Ik ken die jongens die bij [slachtoffer 1] waren niet bij naam. Ik zag in de drukte, dat al die jongens en ook [slachtoffer 1] met gebalde vuisten op [verdachte] en [medeverdachte] in sloegen. Ik zag dat [medeverdachte] en [verdachte] ook meerdere malen met hun vuisten op die jongens in sloegen. (..)
(V: Waren er nog andere personen bij [medeverdachte] en [verdachte] op dat moment?)
Niet dat ik weet.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 27 september 2017, pag. 125 t/m 127.
2.Een schriftelijk bescheid d.d. 6 oktober 2017,inhoudende een geneeskundige verklaring van kaakchirurg dr. P. Luhrman pag. 135 en 136.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 19 oktober 2017, pag. 347 t/m 350.
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] d.d. 13 november 2017, pag. 41 t/m 49.
5.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] d.d. 4 januari 2018, pag. 54 t/m 59.
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 24 januari 2018, pag. 108 t/m 115.
7.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 5] d.d. 23 januari 2018, pag. 238 t/m 241.