ECLI:NL:RBOVE:2020:733

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 februari 2020
Publicatiedatum
20 februari 2020
Zaaknummer
801992918
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen omzetting taakstraf in vervangende hechtenis

In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Overijssel op 19 februari 2020 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de omzetting van een taakstraf in vervangende hechtenis. De veroordeelde had een taakstraf van 50 uren opgelegd gekregen, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met de bepaling dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis zou worden toegepast. Op 30 januari 2020 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 14 dagen vervangende hechtenis bevolen, omdat de veroordeelde een deel van de taakstraf niet had verricht. Het bezwaarschrift tegen deze beslissing is op 3 februari 2020 ingediend door de raadsman van de veroordeelde, mr. J.B.A. Kalk, en behandeld op de openbare zitting van 19 februari 2020.

Tijdens de zitting heeft de raadsman aangevoerd dat de veroordeelde niet naar de zitting was verschenen door miscommunicatie en dat hij zijn recht om aanwezig te zijn niet had willen opgeven. De officier van justitie heeft geen bezwaar gemaakt tegen de aanhouding van de behandeling van het bezwaarschrift. De politierechter heeft echter geoordeeld dat de rechtbank bevoegd was en dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend, maar dat er geen redelijk belang was voor aanhouding van de behandeling, aangezien de vervangende hechtenis al ten uitvoer was gelegd op 20 februari 2020.

De politierechter heeft geconcludeerd dat de veroordeelde niet-ontvankelijk is in het bezwaarschrift, omdat er geen redelijk belang was bij een voortgezette behandeling. De uitspraak is gedaan door mr. B.W.M. Hendriks, in tegenwoordigheid van griffier mr. J. Izgi, en openbaar uitgesproken op 19 februari 2020.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-019929-18
Bezwaarschriftnummer: 20/1037
Uitspraak van de politierechter op het bezwaarschrift op grond van artikel 6:6:23 jo. artikel 6:3:3, derde lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ),
wonende in [woonplaats] ,
verder te noemen: de veroordeelde.

1.Het verloop van de procedure

Op 30 januari 2020 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 14 dagen vervangende hechtenis bevolen omdat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht. De kennisgeving daarvan is - volgens mededeling van de raadsman - op 31 januari 2020 aan de veroordeelde bekend gemaakt.
Het bezwaarschrift tegen de kennisgeving van dat bevel is gedateerd 3 februari 2020 en is op dezelfde datum op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het is ingediend namens veroordeelde, door mr. J.B.A. Kalk, advocaat te Enschede .
Het bezwaarschrift is behandeld op de openbare zitting van 19 februari 2020.
Bij de behandeling zijn de officier van justitie mr. G. Nijpels en de raadsman gehoord.
De politierechter heeft kennis genomen van de door de officier van justitie overgelegde relevante stukken met betrekking tot de strafzaak waarin de taakstraf werd opgelegd en de stukken die betrekking hebben op de omzetting van de taakstraf in vervangende hechtenis waartegen het bezwaarschrift is gericht.

2.De standpunten van de raadsman en de officier van justitie

De raadsman heeft – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
Buiten de schuld van de veroordeelde om en wegens miscommunicatie bij DV&O is veroordeelde niet naar de zitting aangevoerd. Hij heeft ook geen afstand gedaan van het recht ter zitting te verschijnen. Veroordeelde wil graag gebruik maken van zijn aanwezigheidsrecht en derhalve stel ik mij op het standpunt dat de behandeling van het bezwaarschrift dient te worden aangehouden.
De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen aanhouding van de behandeling van het bezwaarschrift.

3.De ontvankelijkheid

De politierechter stelt vast dat de rechtbank Overijssel bevoegd is van het bezwaarschrift kennis te nemen en dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend.
Met inachtneming daarvan stelt de politierechter voorts vast dat veroordeelde bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 6 september 2019 is veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren waarvan 20 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarbij is bepaald dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting en de eindrapportage van de reclassering van
31 december 2019 is gebleken dat de veroordeelde de taakstraf voor een gedeelte van
27 uren niet heeft verricht. Ter executie van de door de officier van justitie op 30 januari 2020 omgezette en niet verrichte 27 uren taakstraf in veertien dagen vervangende hechtenis verblijft veroordeelde sinds 6 februari 2020 in detentie in de PI te Lelystad. Volgens de registratiekaart van DJI wordt veroordeelde op donderdag 20 februari 2020 na tenuitvoerlegging van de veertien dagen vervangende hechtenis in vrijheid gesteld.
Het voorgaande in aanmerking genomen is de politierechter van oordeel dat het verzoek tot aanhouding van de behandeling van het bezwaarschrift, teneinde veroordeelde in de gelegenheid te stellen zijn bezwaren kenbaar te maken tegen vermeende onjuistheden in het rapport van de reclassering van 31 december 2019, moet worden afgewezen nu de politierechter niet vermag in te zien welk redelijk belang met aanhouding van de behandeling van het bezwaarschrift gediend wordt in het licht van het feit dat de vervangende hechtenis op 20 februari 2020 al volledig ten uitvoer is gelegd. Daardoor kan ook geen sprake meer zijn van nog te verrichten uren aan taakstraf.
De politierechter verklaart veroordeelde daarom niet-ontvankelijk in het bezwaarschrift bij gebreke van een redelijk belang bij een voortgezette behandeling van het bezwaarschrift.

4.De beslissing

De politierechter:
- wijst af het verzoek tot aanhouding;
- verklaart de veroordeelde
niet-ontvankelijkin het bezwaarschrift
.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.W.M. Hendriks, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Izgi, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2020.